Wout van Aert mikt hoog: ‘Ik wil dit jaar drie keer pieken’

Wout van Aert: 'Ik vind wegwielrennen even leuk als veldrijden, en dat had ik niet verwacht.' © GETTY IMAGES

Op het witte grind van de Strade Bianche opent Wout van Aert zijn wegseizoen. De veldrijder/veelwinnaar heeft niks meer te bewijzen. ‘Dat Mathieu grote koersen zou winnen op de weg, had iedereen wel gedacht. Dat het mij lukt, komt meer als een verrassing.’

‘Koersen is niet moeilijk’, verkondigde wielerlegende Rik Van Looy ooit. ‘Je doet zo weinig mogelijk en als de besten wegspringen, ga je mee. Je hoeft dus maar twee dingen te kunnen: weten wie de besten zijn, en volgen.’ Tip voor wie in 2021 een klassieker wil winnen: een stadsgenoot van de keizer van Herentals hoort dezer dagen steevast bij ‘de besten’. Zaterdag 6 maart begint Wout van Aert zijn wegcampagne op het witte grind van de Strade Bianche. Een bikkelharde wedstrijd, die Van Aert ligt. ‘Drie keer reed ik de Strade, drie keer op het podium. En vorig jaar won ik. Daar hoeft geen uitleg bij’, grijnst de Kempenaar. ‘Ik hou van die lastige beklimmingen over grind: je hebt er kracht voor nodig, maar ook techniek. Strade Bianche is vooral een móóie wedstrijd. Dat landschap, dwars door Toscane… En die aankomst! Via een steile helling rijden we het centrum van Siena in. Je neemt de bocht en komt uit op het centrale marktplein, dat ontploft wanneer de fans een renner zien. Kippenvel. Jammer dat het dit jaar zonder publiek is.’

Groen win je niet in één dag. Die trui betekent elke tussensprint stress, 21 etappes lang. In 2021 lukt het niet, maar op lange termijn zit het groen zeker in mijn achterhoofd.

Het WK veldrijden is amper vijf weken geleden en daar komt het volgende doel al aan. Exact zeven dagen kon Wout van Aert van de fiets blijven en kennismaken met zijn pasgeboren zoon. Hij heeft er met volle teugen van genoten. ‘Niemand heeft veel omhanden dezer dagen, maar met een jonge baby ligt dat natuurlijk anders’, lacht Van Aert. ‘Natuurlijk was het lastig om Georges achter te laten toen ik op stage trok. We kennen elkaar nog maar pas en ik zou hem gelijk drie weken niet zien: een eeuwigheid. Maar ja, zo verdient papa zijn centjes.’

Voor een jonge ouder telt maar één vraag: slaapt hij goed?

Wout van Aert: Van mensen die het kunnen weten, hoor ik dat we niet mogen klagen. Eén keer per nacht moet Sarah eruit. Georges heeft nochtans karakter. Rustig wakker worden is er niet bij: staat meneer op, dan weet heel het huis het. En wanneer hij honger heeft, dan moet daar nú iets aan worden gedaan. Niet straks.

Bent u klaar voor de Strade Bianche zaterdag? Uw concurrenten reden voorbereidingskoersen, maar dat zat er voor u niet in.

Van Aert: Ik ben het gewend, dat is geen probleem. Integendeel: er bestaat wetenschappelijk bewijs dat trainingen een betere voorbereiding zijn dan wedstrijden. Zoiets gaat in tegen de wielertradities, maar ik ben er zelf gewoon ook geen fan van om te koersen ‘als voorbereiding’.

Vergeleken met maart vorig jaar is mijn conditie zeker beter. Toen had ik oplapwerk, na mijn zware crash in de Ronde van Frankrijk. Naar mijn inschatting was ik op het nippertje klaar voor het voorjaar, dat werd afgelast door corona. Toen we vanaf augustus opnieuw begonnen te koersen, stond mijn conditie helemaal op punt. Dát niveau haal ik nog niet, maar het gaat wel komen.

Julian Alaphilippe en Mathieu van der Poel rijden de Strade Bianche ook. Zijn jullie drie de favorieten voor alle eendagskoersen tot de Ronde van Vlaanderen?

Van Aert:(knikt) Ik verwacht ons drieën sowieso bij de beteren, maar geen enkel seizoen is een kopie van het vorige. Er komen altijd nieuwe namen bij. Enkel op Alaphilippe en Van der Poel letten, zou dom zijn.

2020 sloot u af met een millimetersprint tegen Mathieu van der Poel. Hoelang duurde de kater na die tweede plaats in de Ronde van Vlaanderen?

Van Aert: Ik heb ermee in mijn maag gezeten, geef ik toe, ook omdat het de laatste koers van het seizoen was. Doodjammer dat Parijs-Roubaix niet doorging. Daar had ik graag iets rechtgezet. Er restte me niks anders dan de teleurstelling op mijn eentje te verbijten.

Vandaag kan ik die nederlaag een plaats geven. Ik reed een koers waarin weinig beter kon, behalve de sprint. Die heb ik verkeerd ingeschat. Als Mathieu mij met een fietslengte had geklopt, viel het makkelijker te verteren. Maar als je er zo kort bij bent, ga je nadenken over elk detail.

Wout van Aert mikt hoog: 'Ik wil dit jaar drie keer pieken'
© BELGAIMAGE

Is het een troost dat het een prachtige race was? U en Van der Poel maakten reclame voor de sport.

Van Aert: Dat heb ik nog gehoord. Mooi ja. (lacht wrang) Wij tweeën koersen zo, hè. Als ik tien centimeter voor Mathieu eindig, was het ook een fijne sportzondag, met een leuker einde voor mij.

Als een journalist vroeger aan Mathieu van der Poel een vraag stelde over Wout van Aert, dan rolde hij met zijn ogen: niet wéér. Hij is daar helemaal in gedraaid. Nu vindt hij jullie rivaliteit ‘cool’.

Van Aert:(haalt de schouders op) Dat is goed, zeker?

Mathieu en ik koersen al zo lang tegen elkaar. Het zou verspilde energie zijn als we niet over elkaar wilden praten. Je ontkomt er niet aan. Waar ik ook ga, ik ontmoet er Mathieu. En vice versa. De vergelijking tussen ons tweeën gaat ook nooit meer weg. Dat is niet erg. Het hoort erbij.

Uw trainer Marc Lamberts zei na de Ronde van Vlaanderen: ‘Wout is voortaan evenveel fenomeen als Mathieu.’

Van Aert: Dat stond in Knack, nee? Ik heb het gelezen. Marc is mijn eerste en enige trainer, aan wie ik ontzettend veel te danken heb. Dat iemand mij een even groot talent als Mathieu noemt, is op zich al een mooi compliment, maar de persoon die het zegt, geeft het nog meer waarde.

In het veldrijden stond ik de laatste jaren een trede onder Mathieu. Ik heb dat nooit met zoveel woorden gezegd, maar iedereen ziet en voelt het. Dat Mathieu grote koersen zou winnen op de weg, had iedereen wel gedacht. Terecht, zo blijkt. Dat het mij ook lukt, komt meer als een verrassing.

Een ultieme stunt zou zijn als jullie op de Olympische Spelen in Tokio allebei goud pakken. Van der Poel op de mountainbike en u in de tijdrit.

Van Aert: Waar kan ik tekenen? (lacht) Ik heb er altijd van gedroomd om te mogen deelnemen aan de Olympische Spelen. Lang voor er sprake was van een overstap naar het wegwielrennen zat dat al in mijn hoofd.

Vijf jaar geleden zei u in Knack: ‘Mijn grootste probleem met wegwielrennen is dat de beste niet altijd wint. In veldrijden krijg je tenminste wat je verdient.’

Van Aert: In die jaren was al dan niet overstappen het onderwerp waar elke journalist over begon, en dan bedenk je een uitleg, hè. (lacht) Maar ik had geen ongelijk. In een wegkoers staan 180 renners aan de start. Dat zijn 180 verhalen, elke koers opnieuw. Zeker tien coureurs die niet eens in beeld kwamen, hadden met een beetje geluk evengoed kunnen winnen. Koers kan verdomd oneerlijk zijn. Vroeger dacht ik dat dat me zou frustreren, maar het blijkt juist een extra uitdaging. Je moet je honderd procent voorbereiden, alles moet kloppen en zelfs dán kan het misgaan.

Ik vind wegwielrennen even leuk als veldrijden, en dat had ik niet verwacht. Neem de Strade Bianche zaterdag: ik heb daar wreed veel goesting in. Maar in november keek ik er ook enorm naar uit om weer te kunnen veldrijden. Cyclocross zal altijd een bijzondere plek innemen. In dat milieu ben ik opgegroeid. Een veldrijder koerst op buikgevoel. Je bent op jezelf aangewezen, dat is de charme van die sport. Wegwielrenners doen wat van hen wordt gevraagd. De wetenschappelijke begeleiding bepaalt alles, renners zijn haast computergestuurd. Klinkt dat saai? Nee, het is juist stimulerend. Qua aanzien staan de grote klassiekers op de weg sowieso op een hoger niveau.

U doet in de grootste koersen mee om te winnen. Dat had niemand kunnen voorspellen.

Van Aert: Dat is zo. Ik ben trots dat ik het heb gedurfd. Weinigen geloofden dat mijn overstap een succes zou worden, of toch zeker niet dat ik dit niveau zou halen. ‘Wat zet je op het spel?’ zeiden ze. ‘Alles winnen in het veldrijden is toch óók mooi?’ Ik gaf die mensen geen ongelijk, maar ik wilde het geprobeerd hebben. En kijk nu.

Er zijn wel meer sporten waarin u het had kunnen maken. De strafste prestatie uit De Container Cup was uw roeiproef: amper tien seconden achter olympisch roeier Tim Brys en dat met een techniek die ‘nergens op leek’, vond Marc Lamberts.

Van Aert: Haha, wat had Marc dan verwacht? Ik had letterlijk nog nooit op een roeibank geoefend. Er staat er nochtans één in de praktijk van mijn kinesist, maar Marc zegt zelf dat ik daar niet aan mag komen. Ik kweek makkelijk spieren, en extra gewicht in mijn armen kan ik missen. Ik heb in mijn ogen gewreven toen bleek dat ik niet ver achterstond op Tim Brys. Ach, in het wielrennen is een koers op rollen heel anders dan het echte werk. In roeien zal het ook wel zo zijn.

Tourwinnaar Bradley Wiggins probeerde over te stappen. Zonder succes.

Van Aert: Typisch Wiggins, hij kickt op zulke stunts. Maar ik ga passen.

De Internationale Wielerbond bedacht ondertussen nieuwe veiligheidsregels. Afdalen op de bovenbuis is voortaan verboden. Profrenners reageren als door een wesp gestoken.

Van Aert: Ik begrijp de UCI, of toch voor een deel. Want wij hebben een voorbeeldfunctie. Op training zie ik ze vaak passeren: onhandige wielertoeristen die zich in afdalingen als een havik naar beneden storten, wiebelend op hun fietsbuis. Je durft amper te kijken waar die mannen eindigen. Amateurs doen dat omdat ze het zien op tv. Ze denken dat het zo hoort. Maar tenzij je een profcoureur bent die 7 dagen per week op een fiets zit én er winst in een grote klassieker op het spel staat, heeft het geen zin om risico’s te nemen in een afdaling. Zijn die voorwaarden niet vervuld? Begin er dan niet aan.

Er zijn veel mooie doelen, maar vooral naar Leuven kijk ik erg uit. Een wereldkampioenschap in eigen land maak je zelden mee. En het parcours ligt me erg goed.

Mijn bezwaar is dat men dat verbod verkoopt als een veiligheidsmaatregel voor óns. Alsof profkoersen daardoor veel veiliger worden. Onzin. Ik heb nog nooit een prof zien vallen omdat hij zijn handen los op het stuur legt, zoals Tim Wellens vaak doet. Ik denk dat je beter eerst goed kijkt naar de parcoursen. Net op de dag dat de UCI die nieuwe veiligheidsregels aankondigde, moest het peloton in de Tour de Provence zich door een levensgevaarlijke chicane wurmen. In de aanloop naar de sprint. Het ging om wegverhogingen, die een aanstormend peloton onmogelijk kon waarnemen. Dat daar geen rekening mee wordt gehouden… Of kijk naar de dranghekken. Ik weet uit ervaring hoe gevaarlijk die tuigen kunnen zijn. Er is zeker een veiligheidsprobleem in het wielrennen, maar het eerste wat ze aanpakken is helemaal niet zo belangrijk.

Wat wordt het in de Tour? Opnieuw knechten voor Primoz Roglic, of gaat u voor de groene trui?

Van Aert: We hebben het met de ploeg bekeken en denken dat het niet mogelijk is om de puntentrui na te jagen en nog fris te zijn op de Olympische Spelen. Groen win je niet in één dag. Die trui betekent elke tussensprint stress, 21 etappes lang. In 2021 lukt het niet, maar op lange termijn zit het groen zeker in mijn achterhoofd.

Dit jaar pik ik er een paar etappes uit, met bijzondere aandacht voor de tijdritten. En ik ga het team helpen zo veel ik kan, maar we zullen daarbij Tokio niet uit het oog verliezen.

Jumbo-Visma verloor in 2020 de gele trui aan een 21-jarige. Tadej Pogacar klopte jullie bovendien nagenoeg op zijn eentje.

Van Aert: Zijn prestatie heeft iedereen omvergeblazen, zeker die tijdrit. We hadden hem nochtans niet onderschat. De komende Tour wordt heel anders. Het verrassingseffect is weg en we zullen Pogacar vanaf rit één in de gaten houden. Er komt veel meer gewicht op zijn schouders.

Natuurlijk leeft het missen van die gele trui binnen de ploeg. We hebben superhard gewerkt en werden niet beloond: dat doet pijn. We hebben er lessen uit getrokken, zonder dat we daarom alles omgooien. Heel veel dingen zaten goed. We waren er kort bij, één dag langer volhouden en het geel was van ons.

Is het ook eens fijn om niet de man te zijn rond wie het allemaal draait?

Van Aert: Ik hou er wel van om in dienst te rijden, ja. Ook omdat ik mij niet compleet hoef weg te cijferen. Je geeft iets, en je krijgt iets terug. Het ligt niet helemaal in mijn karakter, maar sinds vorige zomer begrijp ik coureurs die liever knechten dan het zelf te moeten afmaken. Er is zo veel minder druk. Je werkt hard, geeft alles en dan is het bijna altijd ‘goed’. Liever helper dan kopman zijn die niet wint.

Als u ooit voor groen wilt gaan, zal de ploeg in uw dienst moeten rijden.

Van Aert: Misschien, ja. Op zijn minst heb ik dan een vrije rol nodig binnen het team. Dat ligt lastig, denk ik. Maar dat probleem zullen we dan bekijken.

Is het Tourklassement een optie?

Van Aert: Nee. Ik zou veel gewicht moeten verliezen om competitief te zijn in de bergen en ik heb nog zo veel doelen waar het lijf dat ik nu heb goed geschikt voor is. Waarom dan omgooien? Oké, ik deed vorig jaar goed mee op de cols. Maar er is een verschil tussen schitteren aan de voet van de col en uitblinken aan de top.

U hebt geluk dat Remco Evenepoel er is. Anders zouden journalisten aan uw kop zeuren over de gele trui. De redenering lijkt: ‘België heeft iemand voor geel, laat Van Aert de klassiekers maar winnen.’

Van Aert: De journalisten vinden sowieso iets om aan mijn kop te zeuren, geen zorg. (lacht) Ik gun Remco het beste in zijn jacht op geel. Hij heeft er de wapens voor, veel meer dan ik.

Egan Bernal start ook in de Strade Bianche. Bernal heeft nog een eitje met u te pellen. In de voorbije Tour reed u hem het zwart voor de ogen op Le Grand Colombier.

Van Aert: Ah, rijdt Bernal ook? Dat is interessant. Ik ken zijn vorm niet, maar het zal mij benieuwen wat hij kan in de Strade. Hij heeft geen persoonlijk probleem met mij, hoor. Zo werken die dingen niet. Bernal had een slechte dag, toevallig toen ik op kop aan het sleuren was.

U verkoopt champagne in uw webshop: handig voor een veelwinnaar. Hoe vaak laat u de kurken knallen in 2021?

Van Aert: Er zijn drie periodes waarin ik echt goed wil zijn. De eerste piek ligt in het voorjaar, met focus op de week van de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Daarna bouw ik opnieuw op richting zomer: de Tour de France en de Olympische Spelen. Een paar weken later volgt al het WK in Leuven. Drie piekperiodes in één jaar is veel. Het wordt belangrijk om goed in te delen en ieder moment dat het kan te rusten. Er zijn veel mooie doelen, maar vooral naar Leuven kijk ik erg uit. Een wereldkampioenschap in eigen land maak je zelden mee. Het is bovendien een parcours dat mij erg goed ligt.

Laten we hopen dat daar publiek bij mag zijn.

Van Aert: Alsjeblieft, ja. Het WK is eind september. Zouden we tegen dan nog niet terugkeren naar een normaler leven? Leuven kan een geweldig wielerfeest worden. Als het een beetje meezit, vieren we daar de bevrijding van corona.

Wout van Aert

– 1994: geboren in Herentals

– 2014: profdebuut in het veldrijden

– 2016: eerste van drie wereldtitels in het veldrijden

– 2019: wint een rit in de Tour de France

– 2020: wint Strade Bianche, Milaan-Sanremo en twee Tourritten. Sportman van het Jaar

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content