Wie was de laatste gesneuvelde van de Eerste Wereldoorlog?

Een dode Duitse soldaat in de Franse velden, 1918. © Publieke domein
Pieter Serrien
Pieter Serrien Historicus en schrijver

Historicus en auteur Pieter Serrien vertelt het verhaal van de laatste gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog en maakt ook ruimte voor een kritische noot: ‘We herdenken steeds massaler. Maar daarbij lijken we soms te vergeten wat we eigenlijk herdenken.’

Wie waren de laatste gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog? Aan die vraag wordt in heel wat kringen veel belang gehecht, vaak om nationalistische of militaristische redenen. Onder (amateur-)historici lijkt er soms zelfs een wedloop gaande. Zo lijkt het toch onder de voormalige geallieerde strijdkrachten. Vooral bij de Britten, de Fransen en de Amerikanen lijkt het bepalen van de laatste gesneuvelde honderd jaar later nog steeds een erezaak. Terwijl de Belgen en de Duitsers minder te koop lopen met hun laatsten. In mijn boek Het elfde uur maak ik enkele kritische bedenkingen bij het herdenken van de laatste doden van de Groote Oorlog. Lees hier een uitgebreid fragment.

Op 11 november 1918 sneuvelden minstens 2738 militairen aan het westfront. Dit terwijl het daggemiddelde over de hele oorlog 2250 was. Die laatste uren – de wapenstilstand werd getekend om 5 uur en ging om exact 11 uur in – waren dus nog dodelijker dan gewoonlijk. Het aantal burgerslachtoffers is onbekend, maar in België alleen waren dit er zeker enkele tientallen.

Wie was de laatste gesneuvelde van de Eerste Wereldoorlog?
© Horizon

Onder de Fransen waren officieel 614 gesneuvelden, van wie 90 afkomstig uit andere landen (vooral kolonies). Maar van hen stierven er ‘slechts’ 387 aan het westfront (24 in België, 65 in Duitsland en 298 in eigen land). Nog 88 kwamen om in Oost- of Zuid-Europa, vooral in Servië (28) en Griekenland (33). In Europa telden de Franse republiek en kolonies dus 475 gesneuvelden op de laatste oorlogsdag. De Verenigde Staten betreurden tussen de 320 en 365 doden. Dit aantal kan wel eens nog hoger liggen omdat divisierapporten elkaar tegenspreken. Bij de Britten werd het aantal op 909 geschat, van wie 632 aan het westfront. 285 sneuvelden in Frankrijk, 42 in België en 25 in Duitsland. Zo’n 267 overleden in het Verenigd Koninkrijk zelf. Hoeveel van hen aan de griep bezweken, is onduidelijk. Het aantal Duitse gesneuvelden is het moeilijkst te achterhalen. De chaos van de terugtrekking en de muiterijen maakten de verslagen – als die er al waren – hoogst ongeloofwaardig. De verliezers incasseerden zeker de meeste slachtoffers, misschien wel meer dan 1200.

Bij al die aantallen blijft onduidelijk hoeveel mannen aan de griep zijn gestorven. Daarnaast waren er op 11 november militairen die aan eerdere verwondingen stierven. Maar zelfs als dat zoals bij de Belgen ongeveer de helft was, rijst nog steeds de vraag waarom in de laatste oorlogsuren nog meer dan 1000 militairen sneuvelden.

Het is moeilijk te geloven, maar terwijl bijna iedereen al wist dat de wapenstilstand om 11 uur zou ingaan werd er geschoten tot de laatste seconden. Meestal ging het om artillerievuur, dat al tijdens de hele oorlog veruit het dodelijkste bleek. Maar op sommige plaatsen waren er nog echte gevechten met mitrailleurs, gas en bajonetten. En op exact het elfde uur zwegen de wapens abrupt.

De Amerikanen hadden met Henry Gunther de officieel allerlaatste gesneuvelde in hun rangen. Hij was een zoon van Duitse migranten uit Baltimore. Rond kwart voor 11 uur maakte hij deel uit van een patrouille toen de Amerikanen in een hinderlaag liepen. Een Duitse mitrailleur nam hen onder vuur. Gunther en de anderen verscholen zich. Maar tot de verschrikking van zijn sergeant en zijn makkers stond Gunther plotseling op en liep richting de Duitsers. Die gebaarden nog dat het elfde uur bijna geslagen was, maar de Amerikaan legde aan. De Duitsers schoten. Het was 10u59 en Henry Gunther was op slag dood. Wat bezielde hem? Waarschijnlijk ligt er een verklaring in zijn degradatie van onderofficier naar gewone soldaat in de zomer van 1918, net voor zijn vertrek naar Frankrijk. Dit gebeurde nadat de militaire censuur een brief van Gunther onderschepte waarin die zich nogal kritisch uitliet tegenover de oorlog en the draft. Tijdens de oorlog had zijn familie in Baltimore heel wat pesterijen ondergaan, omwille van hun Duitse roots. Wilde hij zich te elfder ure nog onderscheiden? Bewijzen dat hij wel degelijk als een echte Amerikaan kon vechten? Of was het een wanhoopsdaad in de hoop zijn strepen terug te verdienen? Dit laatste is ook gebeurd: Henry Gunther werd postuum opnieuw tot sergeant gepromoveerd.

De laatste Belg was waarschijnlijk de vijfentwintigjarige Luikenaar Marcel Terfve. Om 10u42 kreeg hij een kogel door zijn borstkas nabij Kluizen aan het Kanaal Gent-Terneuzen. Drie minuten later was hij dood. Hij werd begraven in Eeklo naast de twintigjarige Joseph Manteleers uit Rekem, die ook bij Kluizen door een kogel was geraakt, en de volgende dag aan zijn verwondingen bezweek. De negenentwintigjarige Hector Lefèbvre uit Westouter bezweek rond 10 uur in het veldhospitaal van Sleidinge aan het Kanaal Gent-Terneuzen. Hij zou zich van uur hebben vergist en was zomaar het niemandsland ingelopen. Hij ligt vandaag in de Gentse Westerbegraafplaats.

Naar schatting 60 Belgische militairen stierven op 11 november 1918. Maar slechts enkele van hen waren effectief aan het front. Meer dan de helft (waarschijnlijk 38) bezweek in een hospitaal of krijgsgevangenenkamp aan de Spaanse griep. Van enkele Belgen weten we zeker dat ze aan of nabij het front overleden:

  • Jacques Bankaer (°1892, Elsene): grenadier, overleed in Nazareth en ligt begraven in Zomergem, waarschijnlijk bij de inslag van 6 uur
  • Emiel De Naeyer (°1886, Antwerpen): grenadier, 1ste sergeant majoor, overleed in Semmerzake, hoogstwaarschijnlijk rond 6 uur bij een van de laatste inslagen aan het Scheldefront ten zuiden van Gent; ligt begraven in Zomergem; was getrouwd met Celina Witter
  • Jules Duvivier (°1892, Quaregnon): brigadier, artillerist, sneuvelde in Pervijze door hoofdwonden door obusscherven
  • François Lebrun (°1860, Dinant): grenadier, overleed in Hoogstade; hij was onderchef van de muziekkapel bij het 1ste grenadiersregiment
  • François Maes (°1894, Muizen): scheutist, overleed in het veldhospitaal Engelhoek aan verwondingen door een shrapnel in zijn schedel; hij ligt in Mechelen begraven
  • Leon Roels (°1889, Westvleteren): sneuvelde door obusscherven in Zevergem; hij ligt op de Gentse Westerbegraafplaats
  • August Smets (°1888, Bonheiden): adjudant, grenadier, werd om 6 uur door een shrapnel dodelijk getroffen aan het Scheldefront in Semmerzake; hij overleed in het veldhospitaal van Sint-Maarten-Latem
  • Antoine Tondeur (°1896, Molenbeek): artillerist, overleed door obusscherven in Sint-Maartens-Leerne aan het Gentse front; hij ligt begraven in Ganshoren

Rond 10u45 zou in het Franse Maasdorpje Vrigne-Meuse (even ten zuiden van de voor de Fransen symbolische stad Sedan) de laatste Fransman zijn omgekomen: de veertigjarige Augustin Trébuchon. Hij was koerier en bracht een boodschap – over soep die geserveerd werd na het elfde uur – richting de frontlinie. Honderd jaar later wordt deze ongelukkige uitgebreid herdacht (en terecht) met evenementen, persaandacht en zelfs een animatiefilm. Dat op zijn graf 10 november 1918 staat als datum van zijn ‘mort pour la France’ maakt het nog dramatischer. De Franse overheid wilde vervelende vragen van de familie vermijden.

Maar recent is ontdekt dat ene Auguste Renault in het Belgische Robechies – nabij Chimay – sneuvelde om 10u58. Tot op de dag van vandaag is niet bekend of het een Duitse of Franse bom was die de jonge artillerist trof. In tegenstelling tot de eerste gedode Franse militair, Jules Peugeot (toevallig ook een bekend Frans automerk), kreeg Renault als laatste gesneuvelde beduidend weinig aandacht. We kennen enkel wat details uit zijn dossier: Auguste Renault was 1,58 meter groot en had bruin haar. Hij was het leger ingetreden in januari 1916, kort voor de Slag om Verdun. Zijn oudere broer Théodule sneuvelde in maart 1916. De broers waren afkomstig van Saint-Trimoël. In het kleine Bretonse dorpje woonden voor de oorlog 584 mensen; van de 148 gemobiliseerden sneuvelden er 41. Van één gezin waren in 1915 binnen enkele maanden vijf van de zeven zonen gesneuveld. Na de oorlog, op 2 juli 1919, bezweek ook François Renault, de andere broer van Auguste. Hij had nog net het nieuws over de Vrede van Versailles kunnen vernemen. Over Auguste Renault wordt amper iets geschreven. Geen grote herdenking op de plaats waar hij door de bomscherf dodelijk werd getroffen.

Augustin Trébuchon blijft officieel de laatste Franse gesneuvelde, dat staat vast…

Voor de Britten is de officieel laatst gesneuvelde George Ellison. Deze veertigjarige was erbij toen in augustus 1914 de eerste Britse militairen omkwamen in de Slag om Bergen. Vier jaar later bezweek hij rond 9u30 aan zijn verwondingen op enkele kilometers van de symbolische stad. Hij ligt begraven recht tegenover de eerste Britse gesneuvelde – de zeventienjarige John Parr – op de begraafplaats van Saint-Symphorien nabij Bergen. Enkele meters verder, vlak bij tientallen Duitse graven, ligt George Price. Deze Canadees sneuvelde om 10u58 nabij de Henegouwse stad en was de laatste van het Britse rijk. Voor de Britten was het feit dat hun eerste én de laatste gesneuvelden in dezelfde stad vielen van groot belang. Zo groot dat volgens velen de geschiedenis niet mag worden aangepast.

Om 10u55 in Irchonweltz vlak bij Aat overleed de Britse wielrijder-soldaat Edward Sullivan. Hij en niet Ellison was dus waarschijnlijk de laatste Brit. Maar voor hem geen massale aandacht. Enkel lokaal wordt deze cyclist herdacht. Het lijkt of hij de betwijfelbare eretitel als laatste gesneuvelde misliep omdat zijn sterfteplaats minder symbolisch was. Sullivan kon nochtans wel symbool staan voor de waanzin van het wereldconflict. Zijn ouders verloren met Edward hun derde zoon tijdens de oorlog. Ze hadden nog maar één kind in leven. Op 2 november 1918 schreef Edward Sullivan zijn laatste, eenvoudige brief naar huis. Daarin drukte hij tegenover zijn ouders zijn bezorgdheid uit over de Spaanse griep die lelijk thuishield in East Ham en enkele familieleden in bed hield: ‘Het spijt me zo dat ik niet eerder kon schrijven, maar we zijn erg druk bezig met het achtervolgen van de boches. Ik denk dat de oorlog bijna voorbij is, gezien de nieuwsberichten in de kranten. Ik vermoed dat hij niet langer dan twee of drie maanden meer zal duren. Hopelijk, want voor mij is het zeker genoeg geweest.’ Hij sloot af met een bericht aan zijn moeder: ‘Ik blijf jouw zeer liefhebbende zoon, Eddie.’

Bij de Duitsers is er amper gezocht naar hun laatste gesneuvelde. Al weten we zeker dat ook bij hen het sterven doorging tot aan het elfde uur. En dan is er nog het verhaal van de Stuttgartse luitenant Erwin Thomä. Tussen 11u30 en 12u10 uur schrokken bij Inor – in dezelfde Franse Maasvallei waar Henry Gunther was gesneuveld – enkele Amerikanen van het 356ste regiment op toen plots drie Duitsers een schuur betraden. Het waren sergeant Benz en korporaal Shweiker, die onder leiding stonden van de tweeëntwintigjarige luitenant en oorlogsvrijwilliger Thomä. Benz vertelde later: ‘Toen het schieten stilviel, hoorden we gezang aan de kant van de vijand. We dachten dat het een uiting van vreugde was over de wapenstilstand.’ De drie Duitsers waren door het commando naar Inor gestuurd om mogelijke slaapplaatsen te vinden. Thomä had zelfs enkele zinnetjes Engels uit het hoofd geleerd om te kunnen vragen of het dorp na de wapenstilstand in Amerikaanse handen was. Maar de Amerikanen wisten door een communicatieprobleem als een van de enigen nog niets over het staakt-het-vuren en openden het vuur. De luitenant overleed bijna onmiddellijk. De korporaal werd krijgsgevangen gemaakt. Sergeant Benz kon vluchten en schreef: ‘Onze luitenant dook in elkaar nadat hij door acht kogels doorboord was.’ De onfortuinlijke Erwin Thomä staat bekend als de laatste Duitse gesneuvelde en mogelijks de laatste gesneuvelde aan het hele westfront. Al is die status enkel te ‘danken’ aan het feit dat de Amerikanen nog niet op de hoogte waren van de wapenstilstand.

Velen gaan voorbij aan de tristesse en absurditeit van de hele zoektocht. Wat moeten we denken van de meer dan 2700 andere gesneuvelden op die laatste oorlogsdag? Wat met mannen die na het elfde uur pas bezweken aan eerdere verwondingen? Sneuvelden zij dan niet tijdens de oorlog? Wat met zij die pas dagen, weken of maanden later stierven? En de tientallen burgers die omkwamen op die historische datum, door dezelfde granaatinslagen en bombardementen?

Het is beangstigend hoe de laatste jaren vooral onder de Britten en Fransen opnieuw een hagiografie is ontstaan. Met militaire eer en heftige emoties worden de gesneuvelden van honderd jaar geleden herdacht. Die herdenking is steeds vaker nationalistisch, commercieel en militaristisch getint. Dit terwijl we – zeker in Vlaanderen – steeds vaker de ‘nooit meer oorlog’-boodschap verkondigen. Ook al is deze herdenkingspraktijk niet altijd aan te moedigen omdat hierdoor de idee ontstaat dat de hele oorlog onverklaarbaar en onzinnig was, is er hier wel ruimte voor kritiek en de nodige nuance. (zie het belangrijkste opiniestuk van collega-onderzoeker Maarten Van Alstein)

De internationale vredesboodschap maakt soms plaats voor nationalisme. Van inleving zijn we steeds meer naar verheerlijking aan het opschuiven. Het treuren over de hel van de loopgraven wordt opnieuw overtroffen door militaire eresaluten en vlaggengezwaai, alsof de jongens van toen een voor een helden waren. En het gaat net als in 1914-1918 opnieuw over ‘sterven voor het vaderland’. Allemaal terwijl er op sommige plaatsen steeds minder openheid is voor kritiek en doorgedreven onderzoek.

Op het Grand Place van Bergen staat vandaag deze reclame:

Wie was de laatste gesneuvelde van de Eerste Wereldoorlog?
© Pieter Serrien

Voor 400 euro kan je een ‘uniek’ polshorloge kopen, dat herinnert aan de laatste gesneuvelden. Er was afgelopen vier jaar heel wat te doen rond de ongelukkige commerciële uitwassingen in Ieper, met als dieptepunt de eettent IeperEat (verwijzend naar Ieperiet, mosterdgas). Mij lijkt dit minstens even pijnlijk. Een horloge… voor de gesneuvelden in de laatste minuten van de oorlog? Enkel Price en Ellison hebben bovendien een eigen herdenkingsgadget gekregen. Wat met de tientallen Duitsers en Bergense burgers die omkwamen in de bevrijding van de stad in de allerlaatste dag van de oorlog?

We herdenken steeds massaler. Maar daarbij lijken we soms te vergeten wat we eigenlijk herdenken.

© Pieter Serrien 2018 – SERRIEN, Pieter, Het elfde uur. De gewelddadige laatste dag van de Eerste Wereldoorlog. 11 november 1918, Antwerpen: Horizon, 2018.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content