‘Wie modern doet om modern te doen, is een charlatan’

'Het uitzonderlijkste aan de Belg is zijn kunst van het compromis.' © Karoly Effenberger

Muziekdirecteur Alain Altinoglu over zijn werk bij De Munt, zijn leven in Brussel en de link tussen opera en politiek. ‘Mijn muziek moet verbinden.’

De muziekdirecteur van De Munt, Alain Altinoglu, is de zoon van Armeense ouders die uit Istanbul wegvluchtten en in Parijs asiel vonden. Zijn carrière verenigt traditie en moderniteit. Hij begon als repetitor in de opera, de man op de achtergrond die samen met de zangers hun rollen instudeert. Zodra hij naar het dirigentenpodium overstapte, werd hij in de grootste huizen van de wereld uitgenodigd. Drieënhalf jaar geleden ging hij op zoek naar meer stabiliteit. Het werd Brussel. Inmiddels draagt het publiek hem hier op handen.

Bent u tevreden met wat u ondertussen hebt bereikt met de musici van De Munt?

Alain Altinoglu: Jazeker. Ik heb de indruk dat we langzaam maar zeker vooruitgaan. Dat doet me veel plezier. Ik heb de musici leren kennen, ik heb er een heleboel nieuwe aangeworven, we hebben samen veel bereikt. We hebben ook mooie producties gemaakt: onlangs nog een heel mooie Lohengrin, een Dialogues des Carmélites die de musici in de orkestbak erg heeft geraakt, een geslaagde Tristan und Isolde

Door met levende componisten te werken, begrijp je veel beter hoe het brein van hun voorgangers werkte.

Daarvoor hebben we een moeilijke tijd gehad. Toen we door de verbouwing van De Munt jarenlang in een tent op Thurn & Taxis moesten spelen, had ik het gevoel dat we stilstonden. Een onbestaande akoestiek die elektronisch bijgeregeld wordt: dat is dodelijk voor een orkest. Gelukkig zijn we nu weer thuis in De Munt en kunnen we onze concerten in Bozar spelen. En het publiek is gevolgd: we spelen voor volle zalen. Ik ben voor het Brusselse publiek ook geen onbekende meer: als ik het podium op kom, word ik hartelijk begroet.

U hebt voor Brussel gekozen omdat u een vaste stek wilde voor u en uw gezin, zei u bij uw aantreden. Bevalt het hier nog steeds?

Altinoglu: Aan mijn keuze zat ook een muzikale kant, hoor. Het is natuurlijk fantastisch om overal gevraagd te worden – New York, Wenen, München… Maar je wordt een zwerver, een handelsreiziger. Een plek voor jezelf hebben, waar je een muzikaal langetermijnproject kunt opzetten, is iets heel anders.

Ik heb er wel even over gedaan om te begrijpen hoe ‘de Belg’ in elkaar zit. Het meest uitzonderlijke is zijn kunst van het compromis. Een Belg zoekt het billijke. Er is veel minder gelijkhebberij dan elders. In het orkest vind je gemakkelijker een evenwicht. Daarnaast zijn de sociale mix en het kosmopolitisme van Brussel heel bijzonder. Ik probeer ook een divers publiek aan te spreken, al is dat met klassieke muziek voor bepaalde nationaliteiten en culturen niet evident. Maar bij de gratis concerten die ik geef voor kinderen en jongeren zie ik vooruitgang. En dat vind ik belangrijk, misschien wel omdat ik zelf een kind ben van politieke vluchtelingen. Frankrijk heeft mij een fantastische universitaire en muzikale opleiding gegeven. Niet iedereen krijgt die kans.

Dan moet u wel geschrokken zijn van de verkiezingsuitslag hier.

Altinoglu: In Brussel was het niet zo erg en wat er in Vlaanderen aan de hand is, speelt ook in andere Europese landen. Zelfs in Frankrijk, waar Marine Le Pen bij de Europese verkiezingen vóór president Macron is uitgekomen. Toch blijft het angstwekkend.

Wat kan ik doen? Met muziek probeer ik verbindend te werken. In concerten is dat makkelijk: iedereen verstaat die taal. Maar bij opera kunnen ensceneringen politieke reacties uitlokken. Er zijn nu eenmaal conservatievere en innovatievere regisseurs – in Brussel kiezen we meestal voor die laatsten. Soms choqueert dat mensen.

Maar is opera niet in se politiek? Neem nu Verdi, of Wagner: die schreven toch stukken met een politieke draagwijdte?

Altinoglu: Absoluut. Wanneer een werk geen politieke inhoud heeft, ga ik er ook geen zoeken, al doen sommige regisseurs dat wel. Maar wanneer die er wél is, hou ik er rekening mee. Bij Verdi zijn sommige opera’s direct verbonden met politieke gebeurtenissen en moet je dus op zoek naar een actuele vertaling daarvan. Soms zijn de verbanden ook subtieler: als in Carmen van Georges Bizet het kinderkoor een militaire mars zingt, moet je weten dat die opera onmiddellijk na de Frans-Duitse Oorlog van 1870 is geschreven, toen de kinderen in de Franse scholen elke ochtend de Marseillaise moesten zingen. Zoiets beïnvloedt uiteraard mijn interpretatie.

Binnenkort dirigeert u in De Munt Het sprookje van Tsaar Saltan van Nikolaj Rimski-Korsakov, een vrij onbekend werk, behalve één stukje eruit, De vlucht van de hommel. Uw vorige Rimski-opera in De Munt, De gouden haan, was een politiek sprookje. Wat wordt het dit keer?

Altinoglu:De gouden haan is de laatste opera van Rimski-Korsakov, waarin hij heel zijn kunnen tentoonspreidt. Daarnaast is er inderdaad een duidelijke politieke boodschap, die in onze enscenering van Laurent Pelly goed in de verf is gezet.

Tsaar Saltan is veel lichter, zowel het verhaal als de muzikale behandeling ervan. Maar onze regisseur nu, Dmitri Tsjerniakov, is erin geslaagd er ook een dieper perspectief aan te geven. Voor mezelf zijn er dan weer prachtige orkestgedeelten, die je verbeelding op hol doen slaan. En ik bedoel dan niet alleen De vlucht van de hommel. Ik denk dat het stuk het publiek zal bevallen, met zijn kleurrijke orkestratie en zijn betoverende verhaal. Een mooie afsluiter voor het seizoen.

Alain Altinoglu

1975: geboren in Parijs, als zoon van Armeense vluchtelingen uit Turkije

– Studeerde aan het Conservatorium in Parijs, waar hij nu lesgeeft

Werkte voor de grote operahuizen in New York, Wenen, Londen en Berlijn, en was al te gast op de Bayreuther en de Salzburger Festspiele

Debuteerde in 2011 bij De Munt met Cendrillon van Jules Massenet, en dirigeerde er in de jaren erna nog enkele symfonische concerten`

Volgde in 2016 Ludovic Morlot op als orkestleider bij De Munt

Uw seizoensopener in september wordt weer iets heel anders: een nieuwe opera van Pascal Dusapin, Macbeth Underworld.

Altinoglu: Ik ken Pascal Dusapin al van voordat ik zijn opera’s dirigeerde. In zekere zin heeft hij mee mijn carrière op weg geholpen. Als assistent bij de Opéra de Paris had ik geholpen bij de creatie van zijn opera Perelà. Toen die productie werd overgenomen door de opera van Montpellier, was de oorspronkelijke dirigent ziek. Ik was de enige die de opera kende en dus vroeg men mij om over te nemen. Dat liep goed en even later was ik eerste gastdirigent in Montpellier. Ik heb nu al vier opera’s van Dusapin gedirigeerd. Ik hou van zijn werk: hij denkt altijd goed na over de keuze van de thema’s. Voor Macbeth heeft hij, net als Verdi, nieuwe invalshoeken gevonden. Heel interessant is bijvoorbeeld zijn behandeling van de heksen – maar ik ga niet verklappen hoe hij dat doet.

Waarom vindt u het zo belangrijk dat er veel hedendaagse muziek wordt opgevoerd?

Altinoglu: De muziekdirecteur van een huis als De Munt moet de hedendaagse muziek met hart en ziel verdedigen. Net zoals de componisten van vroeger de latere muziek hebben beïnvloed, geven de componisten van vandaag de muzikale taal van morgen vorm. Als een dirigent enkel Verdi en Wagner speelt, draagt hij niet bij aan de cultuur van de toekomst. Daarbij is het contact met levende componisten enorm inspirerend. Je kruipt als uitvoerder als het ware in het hoofd van de scheppende kunstenaar en begrijpt daardoor ook veel beter hoe het brein van vroegere componisten werkte. Ik heb geleerd dat elke componist andere prioriteiten heeft. Sommigen zijn maniakaal bezig met de noten, je mag er geen duimbreed van afwijken. Anderen vinden de emotie die een werk opwekt veel belangrijker. Dat is nu zo en dat was vroeger zo. En daar moet je als uitvoerder rekening mee houden. Ik ga geen noot veranderen aan Bizet, want dat wilde hij niet. Maar met Gounod, die voor elke opvoering aan een stuk sleutelde, kan ik meer vrijheid nemen.

Hoeveel moderniteit verdraagt een werk uit het verleden?

Altinoglu: Wat is modern? Iets wat nog nooit is gedaan? Nieuw om het nieuwe, dat is charlatanerie. De grote dirigent Wilhelm Furtwängler heeft dat heel duidelijk uitgedrukt: ‘Je interpreteert een werk niet vanuit de datum waarop het werd geschreven maar vanuit de datum waarop je leeft.’ Toch zijn er een aantal basisvereisten: je mag nooit verdoezelen wat de componist wilde en in zijn partituur probeerde vast te leggen. Ik ben niet zo voor concerten met allerlei bijwerk, zoals projecties of kleurrijke lichtshows. Er is een reden waarom wij op het podium zwart en wit dragen: dan leid je de aandacht niet af van de muziek.

Het sprookje van Tsaar Saltan van Nikolaj Rimski-Korsakov speelt in De Munt van 11 tot en met 29 juni, Macbeth Underworld van Pascal Dusapin van 20 september tot en met 5 oktober. Meer op demunt.be.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content