Wetsvoorstel declassificatie: wanneer geheime documenten niet langer geheim zijn

© BelgaImage
Kristof Clerix

Groen en Ecolo hebben een wetsvoorstel ingediend om geheime documenten na verloop van tijd automatisch vrij te geven. ‘Declassificatie is van groot belang voor bestuurlijke transparantie.’

‘Documenten die in België worden geclassificeerd blijven dat in principe voor altijd’, zegt kamerlid Stefaan Van Hecke (Groen), die samen met Benoit Hellings (Ecolo) het wetsvoorstel indiende. ‘Staat er ‘vertrouwelijk’, ‘geheim’ of ‘zeer geheim’ op, dan worden de documenten in principe nooit vrijgegeven. Ad hoc declassificatie kan wel, maar gebeurt veel te weinig.’

Enkel wie over een veiligheidsmachtiging én de nodige need to know (de professionele noodzaak om een document in te kijken) beschikt, krijgt toegang tot geclassificeerde stukken.

België is volgens Van Hecke een van de weinige westerse landen zonder declassificatiesysteem. ‘Nederland, Frankrijk, het VK en de VS hebben duidelijke regels om te bepalen wanneer geheime documenten niet langer geheim zijn. Het gebrek aan een Belgische declassificatieregeling heeft tot gevolg dat documenten over ons koloniaal verleden, de “loden” jaren tachtig en de Koude Oorlog nog steeds niet toegankelijk zijn voor historisch onderzoek.’

Nederland, het VK en de VS hebben duidelijke regels om te bepalen wanneer geheime documenten niet langer geheim zijn

Daarnaast is declassificatie volgens Van Hecke ook van groot belang voor bestuurlijke transparantie en publieke verantwoording. ‘Zonder declassificatieregeling kunnen bewindslieden bepaalde informatie eeuwig wegstoppen onder een saus van staatsgeheimen.’

Wat staat er precies in het voorstel?

In het systeem dat Groen en Ecolo voorstellen, bepaalt een ambtenaar die een document classificeert niet enkel de classificatiegraad, maar ook wanneer de classificatie automatisch vervalt: na 10 jaar voor ‘vertrouwelijke’, 20 jaar voor ‘geheime’ en 30 jaar voor ‘zeer geheime’ documenten.

Mits schriftelijke motivatie kunnen die termijnen worden opgetrokken tot 20, 30 en 50 jaar. In uitzonderlijke gevallen kan het nog langer, maar dan moet het Comité I (dat de inlichtingendiensten controleert en al in 2011 pleitte voor een systeem van declassificatie) oordelen of de verlenging gerechtvaardigd is.

Belangrijk: het wetsvoorstel is ook van toepassing op alle reeds bestaande documenten.

Wat vindt de Staatsveiligheid?

De Staatsveiligheid laat weten dat declassificatie een thema is waar de dienst op werkt. ‘Er zijn internationale contacten gelegd om ervaringen uit te wisselen’, aldus de woordvoerster. Maar de Staatsveiligheid acht het niet opportuun om het debat te voeren via de pers en te reageren op het wetsvoorstel van Groen/Ecolo.

Knack polste voorts ook om reacties bij Karel Velle, algemeen directeur van het Rijksarchief, en historicus Koen Aerts (UGent), auteur van Was opa een nazi?

‘De problematiek op de politieke agenda plaatsen’

‘Dit wetsvoorstel vult zonder enige twijfel een belangrijk hiaat in in de Belgische wetgeving en komt tegemoet aan een reële behoefte’, zegt Karel Velle. ‘Daar is iedereen het over eens denk ik. Ook het Comité I, dat over de problematiek enkele jaren geleden in haar jaarverslag reeds rapporteerde, evenals minister van Justitie Koen Geens. Die verklaarde vorig jaar nog in de Kamer dat België nood heeft aan een goede regeling inzake de declassificatie van geclassificeerde informatie.’

‘Ook voor het Rijksarchief drong een classificatieregeling zich op en wel om de volgende reden: zolang archieven van (vooral) federale overhediensten geclassificeerd zijn, komen die niet in aanmerking voor overbrenging naar het Rijksarchief (na 30 of na 50 jaar) en kunnen deze bijgevolg niet vrijgegeven worden voor historisch onderzoek. Ik verwijs hier vooral naar het zeer levendig onderzoek in verband met zovele maatschappelijke thema’s die betrekking hebben op de naoorlogse periode, de periode van de Koude Oorlog, de dekolonisatie, en ga zo maar door. Overheidsinformatie kan volgens het voorstel immers nooit langer geclassificeerd zijn dan 20, 30 of 50 jaar behoudens uitzonderingen.’

Documenten over ons koloniaal verleden, de ‘loden’ jaren tachtig en de Koude Oorlog zijn nog steeds niet toegankelijk voor historisch onderzoek

‘Met dit wetsvoorstel wordt aansluiting gezocht bij goede praktijken in het buitenland die ook binnen de gremia van de nationale archivarissen van de EU reeds herhaaldelijk aan bod kwamen. Dit dossier is ook belangrijk vanuit het perspectief van good governance, administratieve vereenvoudiging, responsabilisering, accountability en transparantie van het overheidshandelen. De meer technische randvoorwaarden, bv. de verlaging van de declassificatietermijnen of de uitzonderingen op de automatische classificatie, zullen beslist voorwerp uitmaken van nader overleg en verdere analyse.’

‘Het wetsvoorstel heeft op zijn minst de verdienste van de problematiek op de politieke agenda te plaatsen en het debat te openen. Ik zou het betreuren als er deze legislatuur geen meerderheid voor wordt gevonden. In dat geval hoop ik dat het dossier wordt meegenomen tijdens de onderhandelingen over het regeerakkoord van de volgende federale regering.’

‘Archieven zijn het historisch geweten van een rechtsstaat’

‘Of het een goed voorstel is, kan ik moeilijk toetsen aan mijn eigen kennis of ervaring met betrekking tot de archieven van de Staatsveiligheid’, zegt historicus Koen Aerts. ‘Wel rijzen er onmiddellijk een aantal bedenkingen of kanttekeningen, eerder van klassiek deontologische en methodologische aard: volgens welke richtlijnen oordeelt die ambtenaar, wordt hij gecontroleerd, ligt er dan niet te veel beslissingsmacht in één persoon geconcentreerd, waar is het democratisch toezicht, volstaat de huidige archiefwetgeving niet?’

‘Kan het Rijksarchief niet betrokken worden in deze procedure? Het personeel heeft de juiste expertise, kennis en deontologie om ten bate van historisch onderzoek in alle transparantie een beleid uit te stippelen, niet enkel in de bewaring maar ook in de ontsluiting en het raadpleegbaar maken van documenten. Zijn er bijvoorbeeld geen individuele waarborgen af te dwingen per verzoeker die documenten wil raadplegen, met een juridisch bindende verklaring om gevoelige informatie niet publiekelijk te verspreiden zonder voorafgaande goedkeuring enzovoort?’

‘Er zijn vele mengvormen mogelijk die volgens mij de moeite waard zijn om te bestuderen om een zo transparant en democratisch mogelijke toegang te verzekeren, niet enkel voor wetenschappers maar voor alle burgers, in evenwicht met de belangen en de veiligheid van de staat. Een gecontroleerde, zo groot mogelijke openbaarheid is beter dan een vrije, zo groot mogelijke controle door één persoon.’

‘Archieven horen het historisch geweten van een rechtsstaat te vormen. Een lobotomie onder het mom van de veiligheid van de staat mag zich maar verantwoorden op basis van erg strikte, duidelijke, transparante en tegensprekelijke controle die per definitie beperkt is in de tijd. Andermaal, de rol van het Rijksarchief is van fundamenteel belang en kan volgens mij niet vroeg genoeg gespeeld worden, bij de selectie en classificatie zelf. Het risico bestaat immers dat er anders door de diensten zelf documenten vernietigd worden, vooraleer ze in bewaring worden gegeven. Dat is niet enkel een verhaal van politieke wil, maar ook van middelen uiteraard.’

Het wetsvoorstel heeft op zijn minst de verdienste van de problematiek op de politieke agenda te plaatsen en het debat te openen

‘Om de goede werking van het Rijksarchief blijvend te verzekeren, kan dat niet genoeg benadrukt worden. De geschiedschrijving moet in handen blijven van de geschiedwetenschap, niet in handen van politici of de diensten van een land. Dat is een gevaarlijk, hellend vlak. De geschiedenis dient niet ter legitimatie van een eigen beleid, waarbij men vrijelijk kiest wat er in de kraam past en wat daarbuiten valt. Dat leidt tot mythevorming, complottheorieën en een dementerend collectief geheugen. Politici moeten faciliteren, investeren in het kader (infrastructureel, wetgeving betreffende privacy en modaliteiten) dat een goede geschiedschrijving en maximale openbaarheid garandeert, maar van de inhoud (de bronnen, de documenten, de archiefvorming) weg blijven. Eigenlijk is heel deze discussie een oefening in democratie waarbij de fundamentele rechten van het volk gekalibreerd moeten worden op die van de veiligheid van de staat.’

‘Uit mijn eigen expertise, de bestraffing van de collaboratie, kan ik verwijzen naar de decennium-oude discussie over de archieven van het militair gerecht en in het bijzonder de gerechtelijke dossiers van de repressie. Daar zien we vanuit menselijk standpunt – dus naast de ideële principes van de democratische rechtsstaat – dat een grote openheid heilzaam is op individueel niveau. Wetenschappers die toegang krijgen tot die dossiers kunnen de werking van het gerechtelijk apparaat na de bevrijding haarfijn analyseren, maar die analyse wordt pas bevattelijk als de nabestaanden vandaag hun eigen familiegeschiedenis daarin een plaats kunnen geven op basis van de informatie die ze zelf uit de dossiers halen.’

‘Het helpt om de angel uit het debat over het onverwerkte verleden te halen. Vele mensen denken immers dat de staat iets te verbergen heeft, zolang ze geen toegang krijgen tot die dossiers (wat vandaag wel meer en meer het geval is, gelukkig maar). In het verleden heb ik hier en daar in interviews en opiniestukken al een boom over opgezet. Wie vandaag kennis neemt van die dossiers ervaart het vaak als een bevrijding. Het is een bewijs van de potentiële remediëring van een degelijk archiefbeleid bij herinnering en geschiedschrijving. Openheid kan hard en confronterend zijn, maar het heeft tenminste het voordeel van de duidelijkheid.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content