Jérémie Tojerow (PS)

‘Werken tot 67 jaar: de regering heeft de democratie op vervroegd pensioen gestuurd’

Jérémie Tojerow (PS) Jurist gespecialiseerd in institutionele aangelegenheden en voormalig raadgever op het kabinet van premier Elio Di Rupo en bij het Instituut Emile Vandervelde.

‘Wat betekent het voor de democratie als de regeringspartijen zich voor de verkiezingen engageren om de pensioenleeftijd op 65 jaar te houden, en nadien exact het tegenovergestelde doen?’, vraagt Jérémie Tojerow (PS) zich af.

Het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd naar 67 jaar is één van de belangrijkste maatregelen van de federale regering. De context waarin deze beslissing werd genomen en de teneur van de debatten erover roepen echter vragen op over het concept van de representatieve democratie en de impact van de dominante ideologie op die democratie.

Bij de verkiezingen van mei 2014 namen de verschillende politieke partijen inzake de wettelijke pensioenleeftijd een zeer expliciete houding in. Meteen toonden ze daarmee dat het voor hen om een essentieel punt ging. Zo ook de vier partijen van de federale coalitie die nadien gevormd zou worden:

In hun respectievelijke partijgprogramma’s lazen we :

– MR : “sans relever l’âge légal de la pension , il est possible d’améliorer le taux d’activité des travailleurs âgés.”

– N-VA : “De pensioenleeftijd blijft op 65 jaar”

– CD&V : “We behouden de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar

– Open VLD : “De wettelijke pensioenleeftijd blijft op 65 jaar

Eén maand voor de verkiezingen verklaarde de toekomstige Eerste Minister zelf nog : “‘Voor de MR is er geen sprake van om te raken aan de wettelijke pensioenleeftijd op 65 jaar.’ En tijdens een debat met toenmalig PS-voorzitter Paul Magnette bestempelde Bart De Wever, momenteel voorzitter van de grootste regeringspartij, het verhogen van de wettelijke pensioenleeftijd zelfs als ‘zinloos’.

‘Met de verhoging van de pensioenleeftijd heeft de regering de democratie op vervroegd pensioen gestuurd’

De dag van de verkiezingen was het dan ook duidelijk dat 98,6 % van de Belgen (iedereen, behalve de kiezers van het FDF) gestemd had voor een partij die zich verzette tegen een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd.

En toch. Toch groeide uit die opmerkelijke consensus een regeerakkoord dat… exact het tegenovergestelde bevatte.

Nochtans is het scenario in een democratie gekend: voorstelling van de programma’s, een democratisch debat om de burger te helpen bij zijn keuze, en de uiteindelijke arbitrage in het kieshokje. De kiezer weet daarbij dat het uitzonderlijk is dat één enkele partij een meerderheid behaalt en dat daarom nadien onderhandelingen nodig zijn om een coalitie te vormen en een regeerakkoord uit te werken. En dat die onderhandelingen altijd wederzijdse toegevingen impliceren tussen de betrokken politieke formaties.

Maar in het geval van de pensioenleeftijd was geen enkele toegeving nodig; alle partijen zaten namelijk officieel op dezelfde lijn. Inderdaad, wat vandaag volgens een grote meerderheid van experten, opiniemakers en politici als ‘onvermijdelijk’ wordt beschouwd, werd voor de verkiezingen door bijna niemand naar voren geschoven, laat staan dat er een debat over werd gevoerd.

‘Moeten we verbaasd zijn over het verlies van vertrouwen bij de burgers in de democratie als engagementen na de verkiezingen met de voeten worden getreden?’

De ‘verrassing’ toen de regeringspartijen toch voor een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd kozen, had dan ook verontwaardiging kunnen uitlokken. Of minstens een brede discussie over de legitimiteit van de maatregel. Want, waarvoor dienen verkiezingen anders nog? Hoeft men zich te verbazen over het verlies van vertrouwen bij de burgers ten aanzien van de parlementaire democratie als dergelijke forse engagementen na de verkiezingen met de voeten worden getreden?

Nochtans volgde er niets, of bijna niets. Terwijl het onderwerp bij gebrek aan verdedigers enkele weken voordien nog afwezig was in het politieke debat, was de maatregel plotseling geheel vanzelfsprekend: ‘Het is de Europese standaard’, ‘de experten zijn voor’, ‘er is geen alternatief’, klonk het.

Dat een zogezegd ‘onvermijdelijke’ hervorming ‘ontsnapt’ was aan de wijsheid van zovele actoren tot op de dag van de voorstelling van het regeerakkoord, zou normaal toch tot verbazing moeten leiden.

‘Het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd stond nergens in de aanbevelingen van de Pensioencommissie.’

Om hun bocht goed te praten, herhalen de Minister van Pensioenen en de Eerste Minister aan al wie het horen wil dat er een nieuw element was opgedoken: de publicatie van het rapport van de Nationale pensioencomissie op 16 juni 2014. Een ‘elektroshock’ volgens Charles Michel. Een uitleg die meerdere vragen oproept.

Charles Michel (MR)
Charles Michel (MR)© BELGA

Eerst en vooral… klopt het niet. Het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd stond nergens in de aanbevelingen van de Pensioencommissie, zoals de voornaamste auteurs ervan al verschillende malen zelf hebben aangegeven. Maar vooral, hun rapport bracht geen enkele nieuwe informatie aan het licht wat betreft de evolutie van de pensioenkost.

Bovendien had het bewuste rapport de toekomstige Minister van Pensioenen er niet van weerhouden om 4 maanden na de publicatie ervan (in de televisiestudio van Mis au Point op de RTBF) het volgende te verklaren : ‘We stellen niet voor om aan de wettelijke pensioenleeftijd te raken’.

‘De wil van het volk zou soeverein moeten zijn… tenzij een comité van experts een maatregel voorstelt die ertegen in gaat?’

Dit antwoord doet ons dan ook vragen stellen bij het functioneren van onze parlementaire democratie. De wil van het volk zou soeverein moeten zijn… tenzij een comité van experts een maatregel voorstelt die ertegen in gaat ?

Wat met ‘de legitimiteit van de verkiezingsuitslag?’

Deze manier van goedpraten is des te vreemder aangezien de huidige regering zich gretig bedient van de ‘legitimiteit van de verkiezingsuitslag’ om de rol van het sociaal overleg te beperken en om zelfs af te wijken van de akkoorden tussen de sociale partners.

Enkele weken geleden, nadat hij de tegenkanting van zijn partij tegen het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd had herhaald, antwoordde PS-voorzitter Elio Di Rupo positief op de vraag of zijn partij zou willen terugkomen op de maatregel eens ze terug aan de macht zou komen. Met andere woorden ; de voorzitter van de grootste oppositiepartij engageerde zich om te proberen… zijn programma uit te voeren.

Elio Di Rupo (PS)
Elio Di Rupo (PS)© BELGA

Een verklaring die blijkbaar heel wat meer stof deed opwaaien bij het merendeel van de commentatoren, dan de bocht van de regeringspartijen inzake hun verkiezingsbelofte. Di Rupo’s uitspraak zou een ‘vernietigend beeld geven van het publiek bestuur’. ‘Is zo’n bocht wel werkbaar en realistisch? ‘, klonk het. Of nog : ‘Pas op voor de kiezer, je kan die niet blijven manipuleren’, ‘stom, ze durven de waarheid niet te zeggen aan de mensen’, ‘er is geen alternatief’, ‘populisme, een voormalig Eerste Minister onwaardig, en slecht voor het imago van de Franstaligen (sic)’.

Het is dus niet onwaardig om zich voor de verkiezingen te engageren om de pensioenleeftijd op 65 jaar te houden, en nadien exact het tegenovergestede te doen, maar het is blijkbaar wel onwaardig om een zo’n bocht te weigeren en zich aan zijn engagement voor de verkiezingen te houden. En al zeker wanneer men Franstalig is? Waarvan akte.

Wat vertelt deze tweeslachtigheid in de reacties ons nu over de aard van het democratisch debat en de fundamentele taak van de media in hun weergave ervan?

‘Wordt de democratische logica niet compleet omgedraaid wanneer het taboe is om de burgers een bepaalde visie voor te leggen en na de verkiezingen géén bocht te nemen?’

Moeten we ervan uitgaan dat bepaalde politieke overtuigingen een intrinsieke legitimiteit hebben die belangrijker is dan contradictorische engagementen die men is aangegaan voor het kiezerkorps? En dat enkel al het promoten van een tegenstelde politieke overtuiging per essentie niet legitiem is? Wordt de democratische logica niet compleet omgedraaid wanneer het taboe is om de burgers een bepaalde visie voor te leggen en na de verkiezingen géén bocht te nemen?

Is het in een democratie niet de kiezer die finaal beslist over de legitimiteit en de keuze voor een bepaalde overtuiging? En als er geen alternatief is voor een bepaald beleid, omdat het als ‘onvermijdelijk’ wordt bestempeld, tot wat dient dan de democratie? Is er slechts één bepaalde richting van de geschiedenis die wordt opgelegd aan het volk? Want wie bepaalt of de pensioenleeftijd verhogen naar 67 jaar een stap acheruit is ten opzichte van een eerdere hervorming dan wel of het terugkeren naar 65 jaar een reactionaire houding is ?

Wie in onze democratie bepaalt de richting van de geschiedenis, als het de burgers niet zijn, zoals ze op 25 mei 2014 deden wat betreft de wettelijke pensioenleeftijd?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content