Vrije Tribune

Week van de Zorg: ‘In onze omgang met personen met dementie moeten we leren focussen op wat er wél nog is’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Ons contact en omgang met personen met dementie moet focussen op wat “is” in plaats van wat “niet is”‘, schrijven Doris D’hooghe en Heidi De Clercq van de christelijk geïnspireerde denktank Logia.

“The brain is hardwired to connect and to care” zei de Amerikaanse neurowetenschapper Dan Siegel. Het brein. Onze hersenen. Een zeer complex orgaan dat plastisch is en verandert onder invloed van de ervaringen die het opdoet.

Onderzoek heeft uitgewezen dat ons brein een systeem heeft waarmee we op zoek gaan naar connectie met andere personen. We worden met dit systeem geboren. Het attachment system of hechtingssysteem klinkt redelijk bekend in de oren. Baby’s huilen wanneer ze stress, angst of pijn ervaren. Ze huilen in de hoop dat een andere persoon nabij zal komen.

‘Logisch, dat is een biologisch overlevingssysteem’, dachten psychologen vroeger. ‘Wanneer je ziek bent en je jezelf nog niet kan verzorgen, huil je zodat de ander tot bij jou komt. Deze persoon verzorgt je zodat je niet sterft.’ Ondertussen weten we dat er meer achter zit. Het hechtingssysteem is een breinsysteem. Het is niet iets typisch voor de kindertijd. Nee, je draagt het mee from the cradle to the grave. Het zorgt niet alleen dat we overleven, maar het is belangrijk voor onze psychologische, emotionele en neuro- biologische ontwikkeling.

In onze omgang met personen met dementie moeten we leren focussen op wat er wél nog is.

Zelfs bij mensen die ogenschijnlijk volledig in de war zijn blijft het hechtingssysteem werkzaam. Bijvoorbeeld, bij personen met dementie. Eerst en vooral, dementerende personen voelen zich vaak onveilig: ze weten niet meer waar ze zijn of zijn sterk verward, kunnen weinig onthouden. Deze onveilige ervaringen activeren hun hechtingsysteem, die de nabijheid van de ander mogelijk maakt, zodat zij tot rust en kalmte kunnen komen.

In dit kader van het zoeken van de verbinding met de ander zouden we dementerend gedrag kunnen kaderen als hechtingsgedrag. Dementerenden in een woonzorgcentrum lopen soms achter hun bezoekers aan wanneer die willen vertrekken. Of anderen gaan op zoek naar hun al lang overleden ouders. Sommigen roepen luid. Eigenlijk zijn dit allemaal gedragingen die ze stellen in de hoop om iemand dicht bij hen te laten zijn.

Bij wijze van voorbeeld: Staf is matig tot diep dementerend en roept een hele dag door. Staf was vroeger gelovig en wanneer de pastor met haar stagiaire op dienst komen, vraagt het zorgteam om Staf even van de dienst weg te nemen, zodat ook de medebewoners weer tot rust kunnen komen. De pastor en haar stagiaire nemen Staf mee naar de kleinere kapel van de zusters. Ze plaatsen Staf voor een glasraam en laten religieuze muziek horen. Ze zeggen niets, maar ondersteunen de gebalde vuisten van Staf. Het duurt even vooraleer Staf tot rust komt, zijn handen opent en deze in die van de pastores laat glijden. Na een half uur brengen de pastores hem terug naar de afdeling en wanneer ze vertrekken roept Staf hen na ‘hé, mijnheer pastoor’. Staf heeft zich door het contact gedragen en verbonden geweten met die twee vrouwen die hem omringden. De sfeer van de kapel liet hem toe de band te maken wat hij kende van vroeger.

In het nieuws hoorden we vorige week dat meer dan 100.000 Belgen een voorzorgsvolmacht bij de notaris laten opstellen voor wanneer ze wilsonbekwaam zullen zijn. De grens tussen wilsbekwaam en wilsonbekwaam is moeilijk te trekken. Een persoon met dementie is geen leeg vat. Laten we hen niet zo beschouwen. Hun totale levensloop zit in hun hersenen opgeslagen. Ze ervaren nog steeds heel wat emoties en hun zintuigen zijn nog steeds actief waardoor ze waarnemen en “zijn”. Als zorgverleners, familie en als hele samenleving moeten we ons richten op datgene wat er bij hen aanwezig is. Ons contact en omgang met personen met dementie dient zich dan ook te focussen op wat “is” in plaats van wat “niet is”.

Bijvoorbeeld het verhaal van Georges uit het woonzorgcentrum kan dit begrijpelijker maken. Hij was zijn hele leven lang schrijnwerker. Hij was in loondienst bij een begrafenisondernemer en heeft ontelbare doodskisten gemaakt. Dat was zijn passie. Hij werd opgenomen in het woonzorgcentrum naar aanleiding van matige dementie en een onderbeenamputatie ten gevolge van een diabetesvoet. Hij nam deel aan een activiteit ‘emotioneel abstract schilderen’. De begeleidster van deze activiteit merkte dat hij zeer donkere kleuren koos, met in een hoekje een klein spatje wit. De begeleidster sprak Georges daarover aan en blijkbaar verveelde hij zich en wou hij liever meer met zijn handen bezig zijn. Tenslotte heeft hij dat ook zijn leven gedaan. Interdisciplinair werd volop ingezet op het aanbieden van activiteiten waarin hij actief, met zijn handen kon werken. Na een maand werd de schilderactiviteit herhaald en de begeleidster merkte op dat de witte kleur prominent meer aanwezig was.

We begrijpen dat niet iedereen de mogelijkheid heeft om te vertalen waar het bij een dementerend familielid over gaat of dat niet iedereen de toegang heeft tot dialoog. Het is pijnlijk wanneer een bewoner met dementie uit het woonzorgcentrum is vergeten dat je daarnet bent langs geweest. Maar anderzijds staat het vast dat deze persoon aanwezigheid voelt. In het hier en nu van het moment was er verbinding en contact, zowel met elkaar als met zichzelf. Dat is iets waar we ons aan moeten optrekken.

Doris D’hooghe is psychotraumatologe en Heidi De Clercq is stafmedewerker pastoraal en identiteit bij Zorg-saam, een koepel van 12 woonzorgcentra.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content