Wat zijn de pijnpunten van de journalistiek anno 2019?

Geert Buelens: 'Je willens en wetens lenen tot het verspreiden van aantoonbare leugens is inciviek gedrag. Het zou verboden moeten worden.' © Collage Knack

Hoogleraar Geert Buelens maakt, tien jaar na zijn spraakmakend essay over de pijnpunten van de journalistiek, een nieuwe stand van zaken op van de media in de tijd van Donald Trump, sociale en fake news.

Mediabonzen en journalisten die tien jaar geleden vloekend mijn voor hun sector nogal kritische ‘Kerstessay’ van De Standaard lazen, denken daar nu allicht met een gevoel van schampere melancholie aan terug. Toen kwam de mediakritiek nog van een omhooggevallen dichter-hoogleraar, vandaag komt ze uit de kantoren van de machtigste mensen ter wereld. Het is maar één van de ingrijpende ontwikkelingen in politiek en media die de wereld er in 2019 heel anders doen uitzien dan tien jaar geleden. De explosie aan fake news en de crisis van liberalisme, kapitalisme en globalisering – of, anders gezegd, de oorzaken en gevolgen van de eurocrisis, de brexit en de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten – hebben de westerse samenlevingen op hun grondvesten doen daveren. Wat het extra complex maakt: media becommentariëren die maatschappelijke veranderingen niet alleen, ze maken er ook op grote schaal deel van uit. Ze zijn tegelijk speler en speelbal – je zou van minder tureluurs worden.

Iedereen wordt nu als een soort nieuwsjunk behandeld. Dat is niet gezond voor mensen met een beperkte interesse voor politiek.

Speler en speelbal zijn zo fascinerend (en ook dusdanig door zichzelf gefascineerd) dat het spel zelf wel eens buiten beeld dreigt te belanden. En dat spel, voor alle duidelijkheid, is de democratie. Natuurlijk, niemand kan dat spel echt geheel overzien. Als burger, kiezer, wetenschapper, auteur en mediaconsument maak ook ik onvermijdelijk deel uit van het verhaal. Wat volgt, kan dan ook niet anders dan relatief zijn.

Gemengd rapport

Het goede nieuws is dat niet alles er de afgelopen tien jaar op achteruit is gegaan. In een nummer van De Standaard uit die kerstweek van 2009 kwam ik bijvoorbeeld een bericht tegen over het verminderde aantal jonge vrouwen op verkiesbare plaatsen bij de Vlaamse verkiezingen, dat jaar: politica’s werden er zowel in de kop als het foto-onderschrift gepresenteerd als ‘babes’. Zou een kwaliteitskrant vandaag zo’n belangrijke kwestie nog op zo’n flagrant seksistische manier aankaarten? Net zo valt op dat media – en dan misschien nog wel vooral populaire media zoals Flair – vandaag veel diverser zijn, en dus veel meer een afspiegeling van het straatbeeld dan op het eind van het vorige decennium. Nog lang niet genoeg, maar er is wel vooruitgang.

En die is er ook op andere gebieden.

Toen ik tien jaar geleden dat vierdelige essay ‘Tot de vierde macht’ schreef, wilde ik in eerste instantie aankaarten dat die vierde macht – de media dus, naast de klassieke trias politica van wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht – een pijler van de democratie zijn en dat ze zich dus, net als alle andere machten en instellingen, moeten durven blootstellen aan kritiek en het liefst van al nog aan zelfkritiek zouden moeten doen. Elke maatschappelijke misstand werd door de Vlaamse media moord en brand schreeuwend aangeklaagd, maar zodra er iets misging in de eigen sector werd dat weggemoffeld op pagina 13 of gewoon verzwegen. Van zo’n ‘omerta’ kun je vandaag gelukkig niet meer spreken. Nog altijd heeft Vlaanderen te winnen bij een breder en doorlopend mediadebat, maar op cruciale plekken in het mediabestel is er echt wel iets veranderd. Zo heeft zowel De Standaard als de VRT-nieuwsdienst een ombudsman of -vrouw in dienst. Boze of verontruste lezers, luisteraars en kijkers hebben daardoor niet alleen een plek om hun zorgen te uiten, maar – en dat is misschien nog wel belangrijker – media- en zelfkritiek hebben daardoor ook een vanzelfsprekende plek gekregen in de Vlaamse media zelf. Over de oordelen van die ombudsman of -vrouw kan uiteraard getwist worden, maar dat is alleen maar goed in een democratie.

Een ander groot punt van zorg, tien jaar geleden, was de trivialisering van het nieuws, de obsessie met politique politicienne en wat het Franse media-icoon Christine Ockrent ‘grijnsjournalistiek’ noemde, de ongezonde maar bij veel media hardnekkige neiging om op de man/vrouw in plaats van op de bal te spelen. Op dat vlak is het rapport zeer gemengd. De extreemste voorbeelden daarvan deden zich dit decennium in de VS voor, met de bekende catastrofale gevolgen. Tijdens de presidentsverkiezing van 2016 werden in dat opzicht dieptepunten bereikt waarvan iedereen die de democratie van belang vindt nog altijd niet bekomen kan zijn. En nee, ik heb het niet in de eerste plaats over de Russische trollen, het omstreden databedrijf Cambridge Analytica of het hatelijke gestook van de conservatieve tv-zender Fox News en de rechts-populistische website Breitbart News. Ik heb het over The Newspaper of Record zelf: The New York Times. Onderzoekers van het vakblad Columbia Journalism Review kwamen tot de ontstellende conclusie dat slechts 5 van de 150 stukken op de frontpagina van die krant in de laatste maanden voor de verkiezing de standpunten van de kandidaten vergeleken. Slechts 10 artikelen gingen in op de partijprogramma’s van de politici.

De mediaconcentratie die News City ontegensprekelijk is, maakt het alleen maar gemakkelijker voor wie Berlusconi-achtige ambities heeft.

Waar was er dan wél aandacht voor? Voor schandalen en pseudoschandalen. De verhouding ‘aandacht voor pseudoschandalen’ versus ‘aandacht voor inhoudelijke kwesties’ bij mainstreammedia zoals The Washington Post, CNN en The Huffington Post was ontluisterend. Dat de Democratische presidentskandidaat Hillary Clinton een private e-mailserver gebruikte toen ze minister van Buitenlandse Zaken was, kreeg meer dan dubbel zo veel aandacht als al haar programmapunten en beleidsplannen bij elkaar. En ook hier is de score van The New York Times verbijsterend: in de zes dagen van eind oktober 2016 tot een kleine week voor de verkiezingen van 8 november bracht de krant evenveel coververhalen over die e-mails als ze in de laatste 69 dagen voor de verkiezingen inhoudelijke artikelen had gebracht. Als de vrije pers bestaat om burgers voldoende geïnformeerd naar de stembus te sturen – en voor alle duidelijkheid: dat is de belangrijkste reden waarom ze bestaat – dan zag je daar dus het faillissement van de vierde macht. Als zelfs de belangrijkste kwaliteitskrant liever over een pseudoschandaal bericht dan over de plannen die de kandidaat heeft voor het land, wat moet het dan niet zijn geweest bij zogenaamd minder serieuze media?

Nieuwsindigestie

Zo extreem is het hier niet. Onder meer rond het klimaat of de financiële crisis wordt door de meeste redacties ontzettend hard gewerkt om complexe, vaak heel technische kwesties duidelijk en met een groot gevoel van ernst aan het publiek te presenteren. Media zijn er ook zichtbaar beter in geworden. Infographics, ‘5 vragen over onderwerp X’, kaderstukjes allerhande: allemaal laagdrempelige manieren om inzicht te bieden in de complexe wereld van vandaag. Maar daarnaast is er toch nog altijd te veel aandacht voor de politique politicienne, voor twijfelachtige opiniepeilingen en voor oeverloos gespeculeer over wat er zou kunnen gebeuren indien dit of dat scenario zich voltrekt. Uiteraard, krantenkolommen moeten gevuld worden en ik begrijp de neiging om, bij gebrek aan functionerende federale regering, elke opgetrokken wimper van een politicus te gaan overinterpreteren. Maar wie schiet er iets mee op wanneer in een ernstige talkshow minutenlang gedebatteerd wordt over wat het zou betekenen wanneer x of y in het Vlaamse regeerakkoord zou staan, terwijl dat akkoord er nog lang niet is? Journalisten hebben vaak kritiek op beleidslieden die aan aankondigingspolitiek doen, maar is hun eigen aankondigingsjournalistiek dan zo veel beter?

Om de overdracht van informatie te laten werken, en dus om inzicht tot stand te brengen, zijn timing en dosering van het grootste belang. Ik durf het nauwelijks te opperen, maar misschien zijn sommige media – de openbare omroep is hier een voorbeeld, vrees ik – wat dosering betreft wat doorgeslagen. Tijdens de laatste verkiezingscycli (de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 en Vlaamse, federale en Europese verkiezingen van 2019) kreeg ik weleens de indruk in een niet-aflatende nieuwslawine te zijn beland. Zware of lichte radio- en tv-programma’s: er was geen ontsnappen meer aan – verkiezingen, verkiezingen, verkiezingen. Hardcore nieuwsadepten kunnen het zich misschien moeilijk voorstellen, maar sommige mensen krijgen dan echt last van een nieuwsindigestie. Dat nieuws niet langer zoals vroeger op gezette tijden wordt gepresenteerd, maar via de radio meermaals per uur en via sociale media 24/7 binnenkomt, betekent in de praktijk dat iedereen nu als een soort nieuwsjunk wordt behandeld. Dat is niet gezond voor mensen met een beperkte interesse voor politiek, maar misschien ook niet voor de democratie. De hoeveelheid aandacht voor die verkiezingen staat immers niet meer in verhouding tot de beperkte macht die Vlaamse en Belgische politici hebben.

Het DPG Media-gebouw in Antwerpen 'Ook een bom die niet gebruikt wordt, is een wapen.'
Het DPG Media-gebouw in Antwerpen ‘Ook een bom die niet gebruikt wordt, is een wapen.’

Wat me op een ander punt brengt waar het afgelopen decennium winst is geboekt: internationaal nieuws, nieuws dus over plekken waar de macht wél zit. Onder meer door de aanhoudende crisis van de euro en de Europese Unie en door de verschillende migratiegolven is de berichtgeving over het buitenland dit decennium zowel vergroot als verbeterd. Uiteraard, Griekenland dat failliet zou kunnen gaan, de brexit, de oorlog in Syrië, al die verhalen gaan ons rechtstreeks aan. Buitenland s nieuws is dus vaak verkapt binnenlands nieuws. Maar dat maakt niet uit. Onze kennis over wat er elders in Europa speelt is wellicht nooit groter geweest dan vandaag, en dat geldt ook voor onze inzichten in de interne keuken van de EU. Dat er met Politico Europe een mediatieke mastodont vanuit de VS in Brussel is neergestreken die geen last heeft van de oude nationale en nationalistische indelinkjes van de traditionele media, heeft die gunstige ontwikkeling alleen maar versterkt.

Een grote nieuwe speler op het veld was ook welkom omdat – door fusies, overnames en andere synergieën in de grote mediagroepen DPG Media en Mediahuis – de spoeling in onze media wel erg dun dreigt te worden. Media hebben nog hun eigen saus, maar de ingrediënten dreigen toch wel schaars te worden. Dat zijn onze financiële middelen ook, zullen de media-ceo’s allicht zeggen. Dat de eerste mediabeleidsbeslissingen van de nieuwe Vlaamse regering de middelen van de openbare omroep verder doen krimpen en – met het opdoeken van het Vlaams Journalistiek Fonds – de in dit barre klimaat ook broodnodige kwalitatieve impulsen wegbezuinigen, is daardoor extra wrang.

Sinistere agenda

Het is nauwelijks voorstelbaar dat onze beleidsdragers niet zouden beseffen wat er op het spel staat, vandaag. Het vermoeden groeit dat ze het maar al te goed weten en dat hier dus een sinistere agenda meespeelt. Er is de afgelopen jaren ook buiten de VS vaak gewezen op het onverantwoordelijke gedrag van media. Altijd betrof het daarbij grote Europese landen waar de media in handen zijn van lieden die niet schromen om hun kranten en tv-zenders in te zetten om een politieke agenda te pushen, of waar mediabonzen en toppolitici onder een hoedje spelen – zie: Silvio Berlusconi in Italië, de Britse tabloids en de brexit, de impact van het grootbedrijf en de politiek op Spaanse kranten. Zijn we er echt zeker van dat wij het hier altijd beter doen en hebben? Hoe gezond is het eigenlijk dat alle journalisten van DPG Media (dus van VTM, Het Laatste Nieuws, Dag Allemaal,Nina…) niet alleen fysiek samenzitten in het nieuwe gebouw van het bedrijf vlak bij Antwerpen-Centraal, maar dat de synergie van verschillende media – of misschien moeten we zeggen: merken – bijvoorbeeld via News City (de samenwerking tussen verschillende nieuwsredacties van de groep) zo ten top zal worden gedreven dat één interview straks met minimale verschillen zal verschijnen in die verschillende media? Voor de pluriformiteit van de Vlaamse media is dat geen goede zaak.

Hoe zwaar de inhoudelijke invloed van ceo Christian Van Thillo op zijn nieuwskanalen is blijft vooralsnog een kwestie van speculatie, zorg en achterklap. Maar duidelijk mag zijn dat de fysieke, economische en journalistieke mediaconcentratie die News City ontegensprekelijk is het alleen maar gemakkelijker maakt voor wie Berlusconi- of Rupert Murdoch-achtige ambities heeft of zou willen ontwikkelen. Ook een bom die niet gebruikt wordt, is een wapen.

Over de politieke invloed van Van Thillo wordt aan cafétogen volop gespeculeerd. Over de manier waarop sommige politici willen wegen op de media hoeven we niet langer te speculeren. Ze zijn daar, zoals Theo Francken (N-VA) in de tweets waarin hij uithaalt naar journalisten, heel open over. Soms komt het zelfs zwart op wit in het regeerakkoord te staan, of geeft de minister-president graag toelichting. Franckens partijgenoot Jan Jambon, de nieuwe Vlaamse minister-president, deed dat heel gewiekst toen hij in Humo een ander uitnodigingsbeleid van de VRT nieuwsdienst bepleitte. Op het eerste gezicht leek hij misschien zelfs een punt te hebben: klimaatsceptici niet uitnodigen vergroot alleen maar het wantrouwen van de mensen. Hebben we niet geleerd dat scepsis goed is? Is dat niet de basis van de verlichting? Zeker. Alleen gaat het hier niet over scepsis. Het gaat over ontkenning. Er zijn ook mensen die denken dat de maanlanding zich alleen in een Hollywoodstudio heeft afgespeeld. Moeten die dan ook aan bod komen wanneer we 50 jaar Apollo 11 herdenken? Er zijn zeker vragen te stellen bij het uitnodigingsbeleid van de omroep (altijd diezelfde koppen), maar dat er overdreven veel linkse gasten worden uitgenodigd is intussen door Knack met het telraam in de hand weerlegd (‘Hoe gevaarlijk is de aanval op de VRT?’, Knack nr. 44).

Facebook is een monopolist die vandaag een vijfde macht vormt maar weigert zich daarnaar te gedragen.

Als de opmerking van Jambon incidenteel was, zou je ze nog kunnen weglachen. Ze wordt echter gemaakt in een tijdperk waarin toppolitici op alle continenten de legitimiteit van de media systematisch in twijfel trekken en zelfs doelbewust ondergraven. In een Volkskrant-interview naar aanleiding van zijn boek Dit is geen propaganda: de oorlog tegen de waarheid stelde de Britse onderzoeker Peter Pomerantsev de kwestie als volgt op scherp: ‘Als je mensen ervan kunt overtuigen dat alles om hen heen manipulatie is en onderdeel van een informatieoorlog, kun je alle kritiek afdoen als machinaties van geheime krachten. (…) De democratie wordt onmogelijk als alle kritiek wordt afgedaan als informatieoorlog.’ Zover zijn we in Vlaanderen wellicht nog niet, maar de gevarenzone is wel in de buurt, dichter misschien dan we willen geloven.

Het is een situatie die de positie van de mediacriticus extra complex maakt. Kritiek op de media dreigt immers ingezet te worden als een delegitimatie van de media op zich, en in het slechtste geval als een onderdeel van de wereldwijde aanval op de waarheid. Donald Trump is daarin uiteraard de meesterintrigant. Terwijl hij volgens de factcheckers van The Washington Post als president al meer dan 13.000 foute of misleidende uitspraken heeft gedaan, blijft hij de wereld op zijn kop zetten door de boodschappers van die ontluisterende waarheid weg te zetten als fake news. Ook dat is geen louter Amerikaanse strijd. In Nederland wordt Trumps kreet geregeld ingezet om de openbare omroep aan te vallen: ‘NOS = FAKE NEWS.’ Uiteraard worden er door de NOS fouten gemaakt en erger ook ik me wel eens dood aan de manier waarop zij – maar net zo goed andere kwaliteitsmedia in binnen- en buitenland – kwesties aankaarten, maar wie zich inschakelt in Trumps nieuwsoorlog heult met de vijand van de waarheid en dus van de democratie.

Gevaar voor de democratie

Wat ons bij een ander, volgens sommigen zelfs het grootste gevaar voor de democratie brengt: Facebook. Een maand geleden gaf Facebook-baas Mark Zuckerberg een grote toespraak aan de Georgetown University in Washington DC. Hij typeerde de bijdrage van zijn bedrijf aan de samenleving in karakteristieke termen: ‘Dat mensen zich op grote schaal kunnen uiten is een nieuwe machtsfactor in de wereld, een vijfde macht naast de andere machtsstructuren binnen de maatschappij.’ De Russisch-Amerikaanse journaliste Masha Gessen, een van de meest scherpzinnige mediacritici van onze tijd, wees er op de website van The New Yorker op dat Zuckerberg zich met ‘vijfde macht’ een term uit de tegencultuur van de jaren zestig toe-eigende: ‘Het hoofd van een nieuwemediamonopolist gebruikte die term om Facebook te onderscheiden van de nieuwsmedia, vermoedelijk om zijn argument te versterken dat we Facebook niet aan dezelfde normen van burgerlijke verantwoordelijkheid moeten houden als de vierde macht.’ En dat is natuurlijk wat wel moet gebeuren, heel dringend zelfs. We kunnen echt alleen maar hopen dat Margrethe Vestager, als Europees ‘supercommissaris’, en Elizabeth Warren, Democratisch presidentskandidate in de VS, succes zullen boeken in hun strijd tegen deze de democratie bedreigende monopolist, die vandaag inderdaad een vijfde macht vormt maar weigert zich daarnaar te gedragen.

Media bestaan niet om doorgeefluik van eender wat te zijn. Media (dus ook sociale media) bestaan om mensen te informeren. Meningsverschillen zullen er altijd zijn, maar je willens en wetens lenen tot het verspreiden van aantoonbare leugens (en daar ook nog eens goed geld aan verdienen) is inciviek gedrag. Het zou dus verboden moeten worden.

En die les hoort niet alleen Zuckerberg in de oren te knopen. In deze tijd van sociale media, waarin we allemaal tegelijk zender en ontvanger zijn, is het ook een opdracht voor ons allemaal, journalisten, woordvoerders, politici, academici en burgers in verantwoordelijke functies. We werken allemaal in een zogenoemde aandachtseconomie waarin we er alles aan doen om onze boodschap of kennis bij zo veel mogelijk mensen te brengen, terwijl Netflix, YouTube, Spotify en honderden andere media, apps en platformen ons proberen te lokken. Met een droog persbericht bereiken we niemand meer, met dorre journalistiek evenmin. En toch moeten we ons beter bewust worden van de gevaren. Sensationele koppen en berichten leiden misschien tot veel clicks en dus aandacht en inkomsten, maar als later blijkt dat de claim overtrokken was, vergroot dat alleen maar het sowieso al wankele vertrouwen van veel burgers in onze instellingen.

5 aanbevelingen voor een gezonder mediaklimaat

1. Vergroot de dotatie en versterk de missie van het Fonds Pascal Decroos/Journalismfund.eu gevoelig. Zo kun je bijzondere journalistieke onderzoeksprojecten financieren waar reguliere media geen budget meer voor hebben.

2. Zet een factcheckfonds op. Laat het financieren door wie er het grootste belang bij heeft (de overheid) en door wie vooralsnog financieel profiteert van fake news (Facebook en andere socialemediagiganten).

3. Ondersteun de werking van innovatieve onderzoeksplatformen zoals de website Apache op een structurele manier – net zoals reguliere papieren media ondersteund worden (door voordelige posttarieven en dergelijke) – in plaats van ze met grondeloze rechtszaken te intimideren.

4. Stel niet de ‘slankheid’ van de openbare omroep als doel voorop maar wel zijn vermogen om de bevolking te informeren via een breed scala van nieuwsprogramma’s. Laat de score van de omroep in de vertrouwensbarometer maatgevend zijn, niet het buikgevoel van partijsecretariaten.

5. Aan de Vlaamse Regulator voor de Media: maak de regels voor fusies en overnames van kranten, tijdschriften, websites en radio- en tv-zenders strenger, om verdergaande mediaconcentratie te verhinderen.

Dit is een licht herwerkte versie van de lezing die Geert Buelens op 14 november gaf op de Nacht van de Woordvoerder in Gent.

Geert Buelens

Wat zijn de pijnpunten van de journalistiek anno 2019?

1971: geboren in Duffel

2000: doctor in de Germaanse taal- en letterkunde (Universiteit Antwerpen)

2000: mediacriticus voor Nieuw Wereldtijdschrift

2003: krijgt de Vlaamse Cultuurprijs voor Essay voor Van Ostaijen tot heden: zijn invloed op de Vlaamse poëzie uit 2001

2003: krijgt de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor de dichtbundel Het is

Sinds 2005: hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht

2009: krijgt de ABN AMRO Bank Prijs voor het Beste Non-Fictie Boek voor Europa Europa! Over de dichters van de Grote Oorlog

2009-2010: mediacriticus voor De Standaard ? 2018 publicatie van De jaren zestig: een cultuurgeschiedenis

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content