Dries Goedertier en Gunther Blauwens

‘Voor de besparingspolitiek van de regering-Michel betalen we een dubbele prijs’

Dries Goedertier en Gunther Blauwens Adviseur studiedienst en nationaal secretaris van ACOD Spoor

‘Het huidige beleid haalt de sokkel van onze gedeelde rijkdom onderuit’, schrijft Dries Goedertier van de vakcentrale ACOD. Hij vraagt aandacht voor ‘de sociale meerwaarde van de overheid’.

Wie hard werkt of onderneemt, wordt beloond. Het is zowat de lijfspreuk van de regering Michel.

Daarom moeten sociale bijdragen en belastingen zoveel mogelijk omlaag. Installeer een gunstig arbeids- en ondernemingsklimaat en de markt zorgt onvermijdelijk voor een stevige economische groei. We krijgen een beeld voorgeschoteld van werkgevers én werknemers die allemaal hetzelfde belang hebben bij een doorgedreven liberaal beleid. De taxshift betekent meer concurrentiekracht voor de werkgever én hogere nettolonen voor de werknemer. Flexi-jobs spelen in op de vraag naar uiterst flexibele arbeid en voor werknemers zijn ze een voordelige bijverdienste. Ook de verlaging van de vennootschapsbelasting is goed voor iedereen, zeker als je een regeling treft om werknemers te laten delen in de winst.

‘Voor de besparingspolitiek van de regering-Michel betalen we een dubbele prijs’

Toch scheelt er iets met dit plaatje. Door de aangehaalde maatregelen loop de overheid heel wat inkomsten mis. De taxshift sloeg al een gat in de begroting en de verlaging van de vennootschapsbelasting is al evenmin budgetneutraal. Op die manier maakt de regering zich op voor verdere besparingen in de openbare diensten en de sociale zekerheid. Dit is een grotere bedreiging voor onze welvaart dan velen vermoeden.

We staan er niet vaak bij stil, maar in feite zijn we allemaal afhankelijk van een goed uitgebouwde infrastructuur, degelijk onderwijs en een kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Ook ondernemingen kunnen niet zonder gezonde en geschoolde arbeidskrachten. Onze overheid kan deze en andere openbare diensten alleen maar aanbieden wanneer zij over de nodige middelen beschikt. De goednieuwsshow van de regering Michel verdient dus een stevige kanttekening. Het huidige beleid haalt de sokkel van onze gedeelde rijkdom onderuit.

De economische meerwaarde van de overheid

Voor de ondoordachte besparingspolitiek van de regering Michel betalen we een dubbele prijs. Eerst en vooral op economisch vlak. Over de economische meerwaarde van overheidsuitgaven bestaan hardnekkige misvattingen. Ze zouden de economie meer kwaad dan goed doen. Toch is er over de afgelopen 150 jaar een duidelijk verband vastgesteld tussen enerzijds de toename van de publieke uitgaven en anderzijds de toename van het bruto binnenlands product. Economen noemen dit de wet van Wagner.

De meest voor de hand liggende verklaring is dat privébedrijven énorm profiteren van investeringen in waterwegen, rioleringen, elektriciteitsnetten, autowegen en het spoorwegnet. Het zijn de klassieke publieke goederen waarin privébedrijven niet investeren omdat de voordelen ervan iedereen ten goede komen. Een openbare weg is vrij toegankelijk en daar valt onmogelijk winst uit te halen.

Meteen is dit ook de grootste zwakte van het regeringsvoornemen om tegen 2030 ongeveer 60 miljard te investeren in de openbare infrastructuur. Premier Michel rekent namelijk ook op private investeerders om een deel van de middelen aan te brengen. Met deze publiek-private samenwerking lopen we echter het risico dat alleen projecten met een voorspelbaar en zeker rendement voldoende privaat kapitaal aantrekken.

Volgens onderzoek van de OESO valt de kostprijs van PPS vaak ook hoger uit dan klassieke publieke investeringen zonder private inbreng. Overheden kunnen namelijk goedkoper lenen dan privébedrijven. PPS brengt altijd een publieke geldstroom op gang naar de privésector onder de vorm van afbetalingen voor constructie en uitbating. Daarom is het ook een misverstand dat PPS andere publieke uitgaven mogelijk zou maken. PPS blijft gewoon een zuivere publieke uitgave. Maar dan wel een heel dure.

‘Het concurrentievraagstuk volledig toespitsen op de lonen is dus heel kortzichtig.’

Leidt de “inbreng” van de private partner echter niet tot een hogere efficiëntie? Heel wat wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de privésector niet intrinsiek efficiënter is. Neem bijvoorbeeld de PPS-constructies in het Londense openbare vervoer. Na vele teleurstellingen waaronder hogere tarieven voor de reizigers besloot het stadsbestuur om de sector terug volledig in publieke handen te nemen. Het resultaat? Lagere interestkosten op de infrastructuurinvesteringen én aanzienlijke efficiëntiewinsten ter waarde van 1 miljard Britse pond.

Zo zijn er wereldwijd talloze voorbeelden op te noemen. Ze bewijzen dat de overheid in sommige economische zaken gewoonweg beter is. Laat de overheid zich dus maar toeleggen op publieke investeringen in infrastructuur, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling.

Bijkomend voordeel daarvan is trouwens een verhoogde competitiviteit. Ze duwen immers de productiekosten van ondernemingen omlaag en de productiviteit omhoog. Volgens een onderzoek aan de UGent zou een loonmatigingsbeleid (zoals dat van de regering) daarentegen de prikkel tot innovatie in kleine, exportgerichte economieën ontmoedigen.

Sociale meerwaarde van de overheid

Het concurrentievraagstuk volledig toespitsen op de lonen is dus heel kortzichtig. De “loonkost” reduceren door te besparen op de sociale uitgaven vergroot bovendien de ongelijkheid. De overheid heeft ook op sociaal vlak een grote meerwaarde. Eerst en vooral doordat ze de sociale zekerheid organiseert. Maar ook door cruciale openbare diensten aan te bieden aan de bevolking. Openbare diensten volgen een andere logica dan de privésector. Ze moeten geen winst maken.

Hun opdracht bestaat erin de rechten van de burgers op cultuur, veiligheid, onderwijs, gezondheidszorg en zoveel meer te handhaven. Daarom is het belangrijk dat openbare diensten toegankelijk, overal aanwezig en zo goedkoop mogelijk zijn. Openbare diensten die goed scoren op deze criteria vertegenwoordigen een immense bron van koopkracht voor de burgers.

Net daardoor zijn openbare diensten hét antwoord op sociale ongelijkheid. Het is de conclusie van een onderzoek uit 2012 in opdracht van de OESO. Wanneer zorg en onderwijs georganiseerd zijn als openbare diensten kunnen we allen buigen op een extra inkomen. Dat is zeker zo voor de kleine en gemiddelde verdiener. Voor de 20% armste gezinnen zijn openbaar onderwijs en zorg evenveel waard als 76% van hun verdiende netto-inkomen. Of anders gezegd: zonder openbare diensten zouden ze drie kwart van hun inkomen moeten besteden aan onderwijs en gezondheidszorg.

Voor de middenklasse vertegenwoordigen de openbare diensten nog een equivalent van 30% van hun inkomen. Voor de rijkste verdieners is dit slechts 14%. Zo dragen openbare diensten bij tot een gelijkere samenleving waarin iedereen zich in alle vrijheid kan ontplooien.

Pad van de ongelijkheid

De federale en Vlaamse regeringen kiezen echter resoluut voor het pad van ongelijkheid. De betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van onze openbare diensten staan onder niet aflatende druk. De prijs voor een jaar universitair onderwijs is opgetrokken tot 890 euro. Ouders met een lager inkomen hebben het daardoor moeilijker om de hogere studies van hun kinderen te betalen. Het gevolg is een enorm verlies aan menselijk talent voor onze economie en samenleving.

In de gezondheidszorg hetzelfde verhaal. De gretigheid waarmee Minister De Block bespaart op eerstelijndiensten zoals de wijkgezondheidscentra getuigt van een grote minachting voor een zorgmodel dat de noden van patiënten centraal stelt. De wijkgezondheidscentra bewijzen dagelijks hun meerwaarde voor de volkswijken van onze steden en zijn bovendien ook kostenefficiënt in vergelijking met de dure prestatiegeneeskunde.

Doodlopend straatje

De regering zal zeggen dat de taxshift en de flexi-jobs ook voor koopkracht zorgen. Natuurlijk is het goed wanneer lagere en middeninkomens meer netto overhouden op het einde van de maand. Niemand kan daar iets op tegen hebben. De taxshift ging echter gepaard met de verhoging van de btw op energie tot 21 % terwijl ook de prijs van water fors is gestegen. Verdere besparingen in de openbare diensten en de sociale zekerheid zullen de koopkracht ondermijnen, de ongelijkheid doen toenemen en de economie verzwakken.

De regering blijft sukkelen in een doodlopend straatje. Ze is blind voor de onlosmakelijke samenhang tussen sociale en economische vooruitgang. Ze voelt niet aan dat welvaartscreatie een gedeelde verantwoordelijkheid is van ondernemers, investeerders, werknemers én de overheid. Ze is doof voor de roep van de velen naar een rechtvaardige fiscaliteit die ook van de vermogende elite een eerlijke bijdrage vraagt. Hoe lang nog blijft ze onverantwoord omspringen met onze toekomst?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content