Jan Cornillie en Karin Temmerman (SP.A)

‘Tot hoeveel ouderenarmoede zijn we bereid in de ijver om de pensioenfactuur te verminderen?’

Jan Cornillie en Karin Temmerman (SP.A) Hoofd van de SP.A-studiedienst en Kamerlid voor SP.A

‘Met een ‘lager pensioen’-beleid krijgt de overheid de pensioenfactuur dan wel onder controle, maar de factuur van de ouderenarmoede loopt flink op’, schrijven Jan Cornillie en Karin Temmerman van SP.A. ‘Want in tegenstelling tot wat onze ministers dus denken, is ouderenarmoede ook niet gratis.’

Het is een gewoonte van rechtse opiniemakers om de geloofwaardigheid van het wettelijk pensioen in twijfel te trekken. Hun alternatief is onveranderlijk: spaar zelf je pensioen bij elkaar of doe het via je werkgever. Maar financier het vooral zelf. Ook de huidige, liberale minister van pensioenen Daniel Bacquelaine gaat mee in die retoriek. Zijn boodschap is dat het wettelijk pensioen niet toereikend zal zijn en dat het aanvullend pensioen voor de versterking moet zorgen.

‘Tot hoeveel ouderenarmoede zijn we bereid in de ijver om de pensioenfactuur te verminderen?’

Dat is niet alleen een vreemde boodschap nu spaargeld nauwelijks nog iets opbrengt. Verschillende landen tonen bovendien aan dat dat recept ouderen in toenemende mate in armoede duwt. In Duitsland neemt de verhouding van het pensioen ten opzichte van het loon jaar na jaar af en loopt de ouderenarmoede op. In de VS hebben 45% van de werknemers zelfs totaal geen pensioenspaarpot en zijn ze aangewezen op bijstand.

Met een ‘lager pensioen’-beleid krijgt de overheid de pensioenfactuur dan wel onder controle, maar de factuur van de ouderenarmoede loopt flink op. Want in tegenstelling tot wat onze ministers dus denken, is ouderenarmoede ook niet gratis. Het zou dan ook nuttig zijn om een Commissie Ouderenarmoede in te richten om na te gaan hoe groot de kost zou zijn van een volgehouden ‘lager pensioen’-beleid.

Het wordt hoog tijd om de ‘lager wettelijk, hoger aanvullend pensioen’-ballon te doorprikken, willen we ernstige sociale gevolgen voor zijn. Een grondiger analyse van het tweede pijler-pensioen (het aanvullend bedrijfspensioen dus) toont dat die ver achter blijft op het wettelijk pensioen. Bijna 2,8 miljoen Belgische werknemers hebben een vorm van aanvullend pensioen. Dat is 75% van het totaal aantal werknemers in de privé-sector, social profit en contractuelen bij de overheid.

Ongelijk verdeelde pensioenspaarpot

Het probleem is evenwel dat die pensioenspaarpot klein en heel ongelijk verdeeld is. Voor drie op vier 60-jarigen volstaat het gespaarde kapitaal niet om 100 euro per maand extra pensioen te hebben. De genderongelijkheid is bovendien groot. Vrouwen bouwen beduidend minder aanvullend pensioen op dan mannen, gemiddeld 10% minder bij het begin van de loopbaan tot 50% minder bij de huidige 60-jarigen.

De huidige tweede pijler is dus voor de meeste werknemers geen garantie op behoud van levensstandaard. Via het fiscaal voordelige pensioensparen (de zogenaamde derde pijler) kan er nog eens 150 euro per maand bijkomen, indien gespaard over de hele loopbaan. Zij die van het pensioensparen de hoofdpijler willen maken, moeten uitleggen hoe de babyboomers nog een deftig pensioen bijeengespaard krijgen voor de vergrijzingspiek van 2040.

Om een open en vooral eerlijk pensioendebat te voeren in plaats van mee te surfen op de golf van onheilspellende berichten, hebben we nood aan objectieve cijfers. Dat is precies wat de Studiecommissie voor de Vergrijzing doet. Jaarlijks maakt ze een verslag over de budgettaire en sociale impact ervan. De editie van deze zomer is bijzondere boeiende lectuur. Indien het huidig pensioenbeleid volgehouden wordt, zal het risico op ouderenarmoede halveren.

‘De vergrijzingsfactuur is al meer onder controle dan men denkt. Feit is wel dat er geen silver bullet meer is om de vergrijzingsfactuur verder te verlichten.’

Maar dat komt niet vanzelf. Volgens het rapport piekt de vergrijzingskost, rekening houdend met de pensioenhervorming van deze regering, in 2040. Als alle veronderstellingen uitkomen, zouden de sociale uitgaven dat jaar 2.9% hoger liggen dan vorig jaar. We zouden 4.3% meer uitgeven aan pensioenen en gezondheidszorg, maar 1.4% minder aan werkloosheid en andere sociale uitgaven. 2.9% is veel en niet veel. Het is evenveel als het huidig begrotingstekort. Dus als we dat tekort nu wegwerken, moeten we tegen 2040 nog eens die inspanning doen. Dat is niet makkelijk, maar ook niet onhaalbaar. De vergrijzingsfactuur is al meer onder controle dan men denkt. Feit is wel dat er geen silver bullet meer is om de vergrijzingsfactuur verder te verlichten. Het arsenaal van ‘langer werken’-maatregelen is stilaan op. De uitdaging is nu vooral om die latere loopbaanjaren werkbaar te maken.

Daarom moeten we nu spreken over welke ‘langer werken’-maatregelen nog effect kunnen hebben vòòr de vergrijzingspiek en welke ‘lager pensioen’-opties worden overwogen. Daarbij moet helder worden – niet in het minst voor de huidige jongeren – welk deel van het pensioen zeker is, en welk deel nog kan bijgesteld worden in functie van de sociale en economische context. Dat was precies de meerwaarde van het rapport van de Commissie Pensioenhervorming onder leiding van Frank Vandenbroucke: een genuanceerd beeld van wat ons pensioensysteem nog kan leveren en wat niet. Het was ook een oproep om de sociale doelstelling van ons pensioensysteem scherp te stellen. Tot hoeveel ouderenarmoede zijn we bereid in de ijver om de pensioensfactuur te verminderen? Welke zekerheid bieden we voor de huidige jongeren die op pensioen gaan na de vergrijzingspiek?

‘Als iedereen denkt dat hij bovenop haar of zijn huidige wettelijk pensioen ook nog eens voor zijn eigen pensioen moet zorgen, sparen we onze economie de dieperik in.’

Desondanks blijft men hervallen in noodkreten en schijnoplossingen. Nu ook weer, met het laatste boek van professor Jef Vuchelen en beleggingsadviseur Mark Scholliers. “Ons wettelijk pensioen is niet langer betaalbaar”, zo luidt hun conclusie net als twee jaar geleden bij de voorstelling van hun eerste boek. Het zou op drijfzand zijn gebouwd. En hun alternatief is (alweer) voorspelbaar: spaar zelf voor uw pensioen. ‘Ik weet dat ik voor mezelf zal moeten zorgen’ vulde professor Michel Maus afgelopen weekend aan in De Morgen.

De vraag is voor welk deel van zijn pensioen. De onzekerheid over de laatste te financieren procenten, leidt tot twijfel over ons hele wettelijke pensioen. En dat is niet alleen jammer, omdat het niet hoeft. Het is bovenal gevaarlijk. Want als iedereen denkt dat hij bovenop haar of zijn huidige wettelijk pensioen ook nog eens voor zijn eigen pensioen moet zorgen, sparen we onze economie de dieperik in. En dan wordt de vergrijzingsfactuur helemaal onbetaalbaar.

Partner Content