Syrische violist Shalan Alhamwy in Gent: ‘Nu zit ik wéér in een gevaarlijke situatie’

Shalan Alhamwy: 'Ik vind het Vlaams een sensuele taal. "Ik zie u graag" of "ik zie het zitten": alles wordt verbonden met gevoelens.' © FOTO CARMEN DE VOS

ls kind droomde hij van een leven als archeoloog. Tot hij in zijn geboortestad Homs een violist aan het werk zag en niets ooit meer hetzelfde was. ‘Het was liefde op het eerste gezicht’, zegt de naar Gent uitgeweken Syriër Shalan Alhamwy.

Elke week vraagt Knack aan ondernemende mensen hoe ze lijf en psyche in balans houden.

‘Of ik nog weleens kippenvel krijg door iets van schoonheid?’

Terwijl Shalan Alhamwy mijn laatste vraag herhaalt, tekent zich rond zijn mond een brede glimlach af.

‘O ja, eergisteren nog. Toen ik Songe d’automne beluisterde, in de versie van het Rosenberg Trio. En vlak voor het ingaan van de lockdown werd ik ontroerd door de tentoonstelling rond Van Eyck in het Museum voor Schone Kunsten hier in Gent. Ik vond het geweldig om te zien hoe miraculeus Van Eyck het gezicht van Maria Magdalena heeft geschilderd. Op verzoek van het Festival van Vlaanderen ga ik trouwens muziek maken bij het paneel van de kluizenaars van Het Lam Gods, samen met mijn orkest Picea Orientalis. Ik ben volop ideeën aan het verzamelen.’

Shalan Alhamwy is sinds 2015 in België. Gevlucht voor de oorlog in zijn geboorteland Syrië, waar hij deel uitmaakte van het Nationaal Orkest, kwam hij in het asielcentrum van Sint-Niklaas terecht. Daar gaf iemand hem een viool en sindsdien is zijn leven weer op gang gekomen.

Alhamwy zette verschillende ensembles op, was als cocommentator te gast bij de Koningin Elisabethwedstrijd en kon aan de slag bij het Gentse intercultureel centrum De Centrale.

Maar nu zit hij noodgedwongen thuis en slaat de twijfel opnieuw toe.

‘Ik moet eerlijk zeggen dat ik enorm veel frustratie krijg van deze coronadreiging’, begon hij het gesprek. ‘Ik zit weer in een gevaarlijke situatie, met heel veel onzekerheid. Zelfs in het beste scenario zal ik hierna helemaal opnieuw moeten beginnen. Da capo, zoals ze in de muziek zeggen. Van voren af aan.’

Enkele weken geleden ging het psychologisch niet zo goed met u, vertelde u aan de telefoon. Hoe kwam dat?

Shalan Alhamwy: Wat ik in Syrië heb meegemaakt, weliswaar in een andere context, kwam weer naar boven. Alles werd afgelast, iedereen moest plots thuisblijven: ik heb dat allemaal al eens ervaren en ik heb die gevoelens echt opnieuw moeten verteren. Maar na een paar weken ben ik de nieuwe situatie al wat gewoon. Het gaat weer beter nu.

Kan muziek troost brengen?

Alhamwy: Ja, toch wel. Ik probeer elke dag minstens een uurtje viool te spelen en ik probeer wat nieuwe genres uit, zoals Balkan en jazz. Om het gevoel in mijn vingers zeker niet te verliezen. Maar ik woon in een oud gebouw met slechte isolatie en heel dunne muren. Zelfs van de buren twee verdiepingen boven mij hoor ik alle ruzies en alle voetstappen, zo erg is het. Al dat lawaai bezorgt me extra stress. Maar omdat ik zelf niet te veel gestoord wil worden, wil ik ook mijn buren niet te veel storen. Ik heb ooit zelf naast een violist gewoond, ik weet hoe lastig het voor de buren kan zijn. (lacht)

Ik probeer deze periode vooral te zien als een tijd om bij te leren. Ik leer mezelf jazz spelen en ik heb tijd om te studeren voor de cursus Frans.

Hoe verzorgt u uw lichaam en geest nog, behalve door viool te spelen?

Alhamwy: Ik ga regelmatig lopen, soms vier keer per week, en de andere dagen ga ik meestal fietsen. En verder probeer ik deze periode vooral te zien als een tijd om bij te leren. Ik leer mezelf jazz spelen en ik heb tijd om te studeren voor de cursus Frans waarmee ik vorig jaar ben begonnen. En ik lees veel, op dit moment in een boek van Charles Darwin: Het uitdrukken van emoties bij mens en dier. Heel interessant. Maar ook lezen is niet altijd gemakkelijk met al dat lawaai in het gebouw. Mijn oordopjes zijn tegenwoordig mijn beste vrienden, maar ze houden helaas niet alle geluiden tegen.

U woont samen met uw moeder, voor wie u al drie jaar zorgt. Bent u zo zorgzaam van aard?

Alhamwy: Dat zorgende heeft altijd al in mij gezeten ja. Door mijn overmatige gevoeligheid kan ik de behoeftes van andere mensen goed lezen. Wanneer er een impuls of invloed van buitenaf komt, zal ik die altijd als eerste voelen. Zo kan ik anticiperen welke impact die op de mensen rond mij zal hebben. De negatieve kant van het verhaal is natuurlijk dat ik juist daardoor ook veel gevoeliger ben voor lawaai en stress.

U hebt in Syrië ook al maanden aan een stuk binnen moeten blijven, zei u. Onder welke omstandigheden?

Alhamwy: De dreiging was toen veel zichtbaarder en hoorbaarder dan nu. Naar buiten gaan was echt levensgevaarlijk. In de verte hoorden we de hele tijd bombardementen en gevechten, en soms zaten we dagen zonder stroom, water of internet. De extreme versie van de quarantaine die we hier nu meemaken, eigenlijk. Maar op die manier heb ik wel de discipline ontwikkeld om thuis te blijven, the hard way. Ik had nu eenmaal geen andere keuze. Door een goede houding van zelfcontrole aan te nemen raakte ik op de duur niet snel meer in paniek. Dat moest ook wel, anders zou ik niet de juiste beslissingen kunnen nemen, soms levensreddende beslissingen, en zou ik de paniek kunnen doorgeven aan mijn huisgenoten. In een tweede fase heb ik toen geleerd om thuis bezig te blijven, niet stil te vallen, om zo mijn mentale en psychologische staat te onderhouden.

Ik moet wel zeggen dat veel van mijn landgenoten nog meer hebben geleden onder de oorlog. Ik heb bombardementen en gevechten meegemaakt, maar het was toch nog altijd een lichte versie in vergelijking met de verhalen die ik van andere Syriërs te horen kreeg.

Na enkele weken in quarantaine krijgen steeds meer Belgen het lastig om binnen te blijven. Maakt u dat kwaad?

Alhamwy: Over het algemeen word ik snel kwaad, het is gemakkelijk om mij te irriteren, maar daar word ik niet boos van. Ik begrijp het en ik weet ondertussen dat mensen uit zichzelf niet zo gedisciplineerd zijn. Je hebt een strenge overheid nodig die een strikte naleving van de maatregelen afdwingt, want je kunt niet op de mensen rekenen. Het is ook een heel andere dreiging dan toen, in Syrië. Deze keer zie je de vijand niet, wat het moeilijker maakt om binnen te blijven. In Syrië wist ik: als ik niet thuisblijf, is de kans groot dat ik zal sterven. Dat is nu anders.

U was lid van het Nationaal Orkest van Syrië. Na uw vlucht naar België kwam u in een asielcentrum terecht en moest u helemaal opnieuw beginnen. Was het moeilijk om in die periode het hoofd niet te laten hangen?

Alhamwy: Tussen het Nationaal Orkest en mijn aankomst in Sint-Niklaas lag er vier jaar. Ik ben eerst lang in Syrië op de vlucht geweest, van het ene slagveld naar het andere. In totaal ben ik drie keer verhuisd in mijn eigen land. Daardoor had ik mijn carrière als uitvoerder al moeten stopzetten. Toen ik in het opvangcentrum zat, was ik dus minder bezig met mijn carrière, maar wel met het verteren van mijn vlucht. Ik zocht elke dag naar kleine details waardoor ik me weer mens kon voelen, zoals een beetje privacy hebben, naar een film kijken of iets lekkers koken.

Over het algemeen handelen Vlamingen altijd met heel goede bedoelingen. Dat bevalt me, maar soms zijn ze ook wat naïef en gemakzuchtig.

Maar toen bracht een medewerker van het centrum me in contact met een paar muzikanten. Onder anderen met een lieve vrouw uit Nederland die me een heel dure en oude viool van Joseph Klotz uitleende, aangezien ik geen viool bij me had. Zo ben ik uiteindelijk in het orkest van de muziekacademie van Sint-Niklaas terechtgekomen, waar ik een paar maanden heb gerepeteerd en opgetreden. Dat heeft me enorm geholpen om het hoofd niet te laten hangen.

De viool heeft u geholpen om hier nieuwe mensen te leren kennen?

Alhamwy: Absoluut. Dankzij de viool heb ik heel sympathieke mensen leren kennen die me geholpen hebben om aan de slag te gaan, om opnieuw een netwerk op te bouwen in de muzikale wereld. En anderzijds was het label ‘vluchteling-muzikant’ blijkbaar aantrekkelijk voor veel organisaties en vooral voor de media, wat ik wel begreep, maar toch ook een beetje stereotiep vond. Ze wilden laten zien dat vluchtelingen ook mensen zijn, dus toonden ze de kijkers vluchteling-muzikanten. Ik werd echt ontzettend veel gevraagd om ergens te gaan spelen of om te getuigen op evenementen, enkel en alleen omdat ik een vluchteling-muzikant was, niet omdat de organisatoren me per se een goede muzikant vonden. Ik heb vaak geweigerd, ik zag het niet altijd zitten om de kaart van vluchteling-muzikant te trekken.

Hoe bent u eigenlijk ooit met viool begonnen?

Alhamwy: Mijn vader speelde oed, de Arabische luit, als amateur. Hij heeft me dat instrument aangeleerd toen ik zes jaar was. Mijn stad Homs was ook een rijke omgeving op cultureel vlak en mijn vader nam me altijd mee naar concerten. Op een van die concerten kreeg ik een solist-violist te zien. Zo ontzettend mooi, ik was bijna aan het huilen. Met een viool kun je je emoties nog beter uitdrukken dan met de oed, ontdekte ik. Je kunt echt glijden tussen de noten. Het was liefde op het eerste gezicht.

Thuis hadden we een nog niet gebruikte viool liggen en vanaf dat moment ben ik er dagelijks mee gaan experimenteren, om de muziek van dat concert proberen na te spelen. Ik was vijftien en in Homs waren er geen muziekscholen, ik moest het dus grotendeels zelf ontdekken en tips verzamelen van de paar violisten die in de stad woonden. Twee jaar later kwam er een Russische violiste in Homs wonen, ze was pas getrouwd met een Syriër en ze wilde me privéles geven. Van haar heb ik heel veel bijgeleerd. Toen ik in 2002 auditie deed aan het conservatorium van Damascus was ik meteen geslaagd. Ik denk dus dat ik wel talent heb, of eerder: een obsessie.

Komt u uit een artistieke familie?

Alhamwy: Mijn vader speelde muziek voor zijn plezier en hij was ook schrijver. Hij had een heel fijne smaak in boeken en muziek, wat duidelijk te zien was in onze collectie van boeken en cassettes. Hij was een vakman in een fabriek van de overheid, mijn moeder een leerkracht in het lager onderwijs. En ik heb nog twee zussen, die ondertussen ook in België wonen en werken. Iedereen in onze familie hield van muziek, muziek was altijd aanwezig bij ons thuis, maar ik ben de enige die een instrument is gaan spelen.

Als u terugdenkt aan uw jeugd, welke beelden komen u dan voor de geest?

Alhamwy: We woonden op een appartement en ik deelde de slaapkamer met mijn twee zussen. Toen ik dertien jaar oud was, beslisten mijn ouders de vestibule te isoleren met een houten muur. Dat werd mijn kamer, piepklein met een klein raampje dat uitkeek op de traphal. Heel veel lawaai dus, maar ik had eindelijk een eigen kamer.

Financieel was het heel moeilijk in onze familie. Zoals de meeste gezinnen in Syrië verdienden mijn ouders juist genoeg om te overleven. Mijn vader moest de helft van zijn maandloon gebruiken om een studentenviool voor mij te kunnen kopen. En in Homs was er sowieso niet veel te doen voor kinderen, er waren zelfs geen parken of speelpleinen. Veel kinderen speelden voetbal op straat, maar ik was een introvert en verlegen kind. Ik hield meer van het gezelschap van boeken. Mijn jongensdroom was om archeoloog te worden, ik was gefascineerd door het oude Egypte van de farao’s en de piramides.

Als muzikant hebt u goed ontwikkelde oren. Welke klank uit Syrië mist u het meest?

Alhamwy: De stem van mijn vader, die in 2010 is overleden. Hij had een warme, zachte stem. Een bariton. Ik heb hem nooit luid horen praten, of zelfs maar een keer horen roepen, maar toch kon je hem altijd goed verstaan. Zijn stem deed me denken aan de klank van de oed. Hij is gestorven aan een hartaanval, nog voor de oorlog begon. Hij was nog maar 61. Ik had wel enkele opnames van zijn stem, maar die heb ik in Syrië moeten achterlaten.

Ik leg de lat altijd hoog, voor mezelf en voor de mensen met wie ik samenwerk.

Ondertussen bent u bijna vijf jaar in België. Voelt u zich hier in de armen gesloten?

Alhamwy: Zeker en vast. België heeft me al veel gegeven: een nieuw leven, veiligheid, werk, een toekomst, vriendschap en liefde. Het voelt al als een levenslange band. Uiteraard overvalt me nog dikwijls de heimwee naar mijn geboorteland, maar het Syrië dat ik in mijn hoofd en hart heb bestaat niet meer.

Over het algemeen handelen Vlamingen altijd met heel goede bedoelingen. Dat bevalt me, maar soms zijn ze ook wat naïef en gemakzuchtig. Als het over kunst gaat, bijvoorbeeld, willen Vlamingen soms te veel mensen steunen die zeggen dat ze kunstenaar zijn, maar eigenlijk niet het vereiste niveau halen. Veel zogenaamde kunstenaars zijn te snel tevreden. En zo loop je het risico dat het collectieve artistieke niveau van de hele samenleving naar beneden gaat.

U bent een perfectionist?

Alhamwy: In mijn Nederlandse les heb ik hier eens een poster gezien waarop stond: ‘Niet perfect is ook goed.’ Het was zeker goedbedoeld, maar ik vond dat heel raar, ik kom van een school waar ik heb geleerd dat alleen de perfectie telt. Dat is gewoon een totaal andere mentaliteit. Ik leg de lat altijd hoog, voor mezelf en voor de mensen met wie ik samenwerk.

Uw Nederlands is nagenoeg perfect. Hebt u een talenknobbel?

Alhamwy: Dank je wel. Ik heb het geluk gehad dat ik van fantastische leerkrachten les gekregen heb. En ze zeggen soms dat muzikanten goed zijn met talen, dat zal dus wel voor een deel zo zijn. Ik spreek Arabisch, Engels, Nederlands en een beetje Frans. Ik vind het Vlaams een sensuele taal. ‘Ik zie u graag’ of ‘ik zie het zitten’: alles wordt verbonden met gevoelens. Of een uitdrukking zoals ‘oude rotten zijn meestal niet wendbaar’: zo mooi.

Welke toekomst hebt u voor uzelf voor ogen?

Alhamwy: Moeilijk te zeggen. In een normale situatie zou ik je vertellen over mijn dromen als componist en violist, over hoe ik me in de toekomst verder zou willen ontwikkelen en hopelijk nog soundtracks bij films zou mogen componeren, want ik componeer even graag als ik speel, ik voel me goed achter de schermen. Maar nu zit ik vooral te hopen dat ik zal kunnen overleven als muzikant. Iedereen zal hier de economische gevolgen van voelen, vrees ik.

Shalan Alhamwy

– 1982: geboren in de Syrische stad Homs

– begon op zijn vijftiende met viool en ging in 2002 studeren aan de academie van Damascus

– behaalde ook een diploma in farmacie

– maakte een tijdje deel uit van het Nationaal Orkest van Syrië

– vluchtte in 2015 voor de oorlog in zijn land

– woont in Gent, waar hij werkt als curator en lesgever bij De Centrale. Speelt bij verschillende ensembles, zoals Damast Duo en Jiraan

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content