Sven Mary: ‘Onder het mom van terreur wordt onze vrijheid ingeperkt’

Advocaat Sven Mary, 18 december 2017, Brussel. © Belga

In Onze strafpleiters voelt Margot Vanderstraeten veertien assisenpleiters aan de tand over ‘hun vak, het geweten en onze toekomst’. Knack biedt u een fragment aan uit het gesprek met Sven Mary, de advocaat van onder andere Salah Abdeslam, de enige overlevende terreurverdachte van de aanslagen in Parijs.

Hij heeft, naar goede gewoonte, enkele woelige jaren achter de rug. Vlak voor het proces-Aquino verklaarde de VRT hem dood en stuurde zijn overlijdensbericht als nieuws de wereld in. Zijn kantoor werd zo goed als failliet verklaard. Hij kreeg als advocaat van Abdeslam de enige overlevende terreurverdachte van de aanslagen in Parijs, zowel pers als publiek én confraters over zich heen. ‘Of ik dit alles vandaag opnieuw zou doen? Jazeker. Als strafpleiter is het mijn doel om de meest onmogelijke cliënt te verdedigen.’

Alle strafpleiters die hun beroep naar eer en geweten uitoefenen, zouden de verdediging van Abdeslam op zich hebben genomen.

Vanuit dat opzicht treft u het dat Salah Adbeslam, die op 18 maart 2016 in Sint-Jans-Molenbeek werd gearresteerd, u verzocht om zijn advocaat te worden. U trok het grote lot.

SVEN MARY: Ik zal u eens iets vertellen en u zult het misschien werkwaardig vinden, maar… De aanslagen in Parijs, op 13 november 2015, hebben me als mens diep geraakt. Drie aanslagen die min of meer gelijktijdig werden gepleegd. In een stad waar ik graag kom. Op plekken die ik frequenteer en die me dierbaar zijn, die elke vrije maatschappij dierbaar zijn. Een voetbalstadion. Een caféterras. Een concertzaal. Alle drie oorden waar ik van houd en waar ik graag vertoef.

Ik zie de beelden van de gruweldaden nog voor me. Meer dan honderd doden. Een slagveld.

Ik herinner me nog de dag na de aanslagen. Ik zat in de auto en luisterde naar Studio Brussel. De zender draaide het nummer ‘Imagine’, gespeeld door de pianist die daags na de massacre dat liedje van John Lennon op een grote piano voor de Bataclan opvoerde, met talloze rouwenden om hem heen, de sporen van de gruwel nog overal aanwezig. Ik vond dat zeer aangrijpend en heb in de wagen tegen mijn tranen moeten vechten.

Onlangs ben ik nog naar een optreden van Pearl Jam geweest. Ook deze Amerikaanse rockband bracht een cover van ‘Imagine’.

Liedjes gaan soms bij een intens gevoel horen, bij een liefde, of een vakantie, bij het afscheid nemen van een geliefde. Voor mij zal Lennons nummer voor eeuwig verbonden zijn aan de terreur die Parijs toen trof en aan de diepe tristesse waarmee de aanslagen ons achterlieten.

De vraag luidde of u, vanuit de optiek dat het verdedigen van de meest onverdedigbare uw doel is, bijna geluk had met Abdeslam?

MARY: Alle strafpleiters die hun beroep naar eer en geweten uitvoeren, zouden de verdediging van Abdeslam op zich hebben genomen. Vijfennegentig procent van mijn confraters zou een dergelijk verzoek ingewilligd hebben.

Ik neem mijn beroep als pleiter zo serieus dat ik zelfs diegene die door iedereen uitgespuugd wordt, wil verdedigen. Waarom? Omdat alleen dan rechtvaardigheid kan geschieden.

De andere pleiters zouden waarschijnlijk niet allemaal procedurefouten hebben ingeroepen om de eventuele vrijlating van uw cliënt te bewerkstelligen?

MARY: Ach. Men maakt zo graag een cliché van ons beroep. Men maakt ons ook zo graag belachelijk. En het is ook zo gemakkelijk in deze tijden waarin niemand nog iets ten gronde wil kennen of weten en waarin zelfs de president van het machtigste land ter wereld zich uitdrukt met tweets van een honderdtal tekens. Er is geen debat, omdat een debat de regerende machten geen voordelen – lees: geen stemmen, geen geld – oplevert. In zo’n wereld zijn wij pleiters de maffia. De lijkenpikkers. Weinig lettertekens. Grote reacties.

Ik wil toch ook nog verwijzen naar minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon. Het was volstrekt onaanvaardbaar dat hij zich tijdens een duidingsprogramma op televisie uitsprak over de zaak-Abdeslam, die nog hangende was voor de rechtbank. De minister deed dat enkel en alleen maar omdat hij het publiek wilde manipuleren.

De minister stelde dat de advocaat er alleen op moet toezien dat de dader een juiste bestraffing krijgt. Wat een flagrant bedrog. Een advocaat speelt een cruciale rol in een rechtsstaat! En dat hoort elke beleidsvoerder en liefst ook elke burger te weten. Een advocaat moet er in de eerste plaats op toezien dat de wet – rechtsregels en procedures – correct wordt toegepast, zelfs voor iemand als Salah Abdeslam. Zelfs Abdeslam geniet het vermoeden van onschuld tot het tegendeel is bewezen. Dat is nu net de essentie van een rechtsstaat. Wij zijn een waakhond van de rechtsstaat. Maar men wekt de indruk dat wij de boze, allesverslindende wolven zijn.

Gelukkig heeft de Orde van Vlaamse balies, die meer dan 10.500 advocaten vertegenwoordigt, snel gereageerd op de schending door de minister van de scheiding der machten.

De processen van de aanslagen volgen later. Ik weet niet of ik dan als zijn raadsman optreed.

Welke procedurefout heeft u tijdens het proces-Abdeslam aangehaald?

MARY: Bij de aanstelling van een onderzoeksrechter is een inbreuk gepleegd op de taalwetgeving. Deze inbreuk heb ik niet gemaakt, daar is het Openbaar Ministerie verantwoordelijk voor. De wet voorziet in sancties voor zo’n overtreding, als die door de rechter wordt bevestigd, tenminste.

Als de minister het niet eens is met de sancties voor taalwetovertredingen in gerechtszaken, moet hij aan het parlement vragen om de wet te wijzigen.

Voor alle duidelijkheid: Abdeslam is nog niet verschenen in de rechtszaken van de aanslagen in Parijs en Brussel, hè. Want ook daar ziet men door de bomen het bos niet meer. Het ophefmakende proces waarover wij hier praten en waar ik als zijn raadsman optrad, is dat van zijn betrokkenheid bij een beschieting van zes appartementen in Vorst. Hij werd tot twintig jaar veroordeeld. De processen van de aanslagen volgen later. Ik weet niet of ik dan als zijn raadsman optreed.

Heeft de zaak-Abdeslam uw leven veranderd?

MARY: De zaak-Aquino ook hoor. Op 28 augustus 2015 werd in Roermond het lijk van een vermoorde man gevonden. Het journaal op de VRT maakte bekend dat ik dat lijk was en dat mijn dood verband hield met die van Silvio Aquino en de Aquino-clan. Ik bevond me op dat moment in de Eurotunnel. We zaten vast in de tunnel, omdat iemand voor de trein was gesprongen. Toen ik uit de tunnel kwam, stond mijn telefoon roodgloeiend. Honderden tekstberichten. Nog meer gemiste oproepen. Bij mijn vriendin, die naast me zat, hetzelfde. Ze ging googelen en belandde op de site van de VRT. ‘Sven, je bent dood,’ zei ze.

De VRT heeft die lapsus nooit rechtgezet en zich bij mij ook nooit verontschuldigd. VTM heeft de kemel nooit overgenomen, de commerciële zender heeft de moord van meet af aan goed gekaderd.

De zaak-Abdeslam is van een heel ander kaliber dan die van Aquino. Abdeslam werd op 18 maart 2016 mijn cliënt, nog voor de aanslagen in Brussel, die vonden enkele dagen later plaats. Brussel werd op 22 maart 2016 het slachtoffer van terreur, met eenendertig doden en honderden gewonden. En op die dag werd ik al helemaal in beslag genomen door het dossier van mijn cliënt en door alles wat dat dossier teweegbracht.

De terreur van Parijs heeft mij recht in het hart geraakt. De aanslagen in en rond Brussel heb ik niet minder intens beleefd. Omdat ik al opgeslorpt werd door mijn nieuwe cliënt.

Indirect heb ik, als advocaat van Abdeslam, wél mijn hele omgeving met de terreur van Parijs opgezadeld. Mijn gezin. Mijn medewerkers. Het kantoor dat een dag ontruimd werd omdat er reële doodsbedreigingen waren. We werkten onder politiebegeleiding. Mijn kinderen gingen onder politiebegeleiding naar school. De veiligheidsdiensten waakten permanent over ons. Daar ben ik, die het parket beroepshalve vaak het vuur aan de schenen leg, datzelfde parket erg dankbaar voor. Voor die bescherming. Chapeau daarvoor, oprecht gemeend.

Ik heb in mijn leven al meerdere grote zaken beslecht. Maar niets met zo’n grote internationale impact als deze: zoveel dodelijke en gewonde slachtoffers, zoveel verdriet, angst, zoveel media-aandacht ook. Ik was niet voorbereid op een zaak van zo’n formaat.

Sven Mary: 'Onder het mom van terreur wordt onze vrijheid ingeperkt'
© Houtekiet

Weerklinkt er enige spijt in uw woorden?

MARY: Neen, in geen geval! Vandaag zou ik alles helemaal opnieuw doen. Maar ik zou niet meer dezelfde fouten maken.

Welke fouten heeft u gemaakt?

MARY: Abdeslams verdediging bestaat uit twee luiken. Over het tweede, het proces, hebben we het al gehad. Het eerste luik speelde zich af toen hij in Brussel aangehouden werd en me bij zich riep.

Vooral in het eerste deel heb ik professionele fouten gemaakt. Ik voelde een persoonlijke en maatschappelijke druk om me publiekelijk te verantwoorden. Ik vond dat ik aan de samenleving rekenschap moest afleggen van waarom ik deed wat ik deed.

Dat was een faux pas van mijn geest. Een advocaat hoeft nooit uit te leggen waarom hij de onverdedigbare verdedigt.

Maar ik sprak dus met de pers. Ik legde uit. Ik duidde mijn handelen. En ik was naïef.

Een naïeve Sven Mary, dat lijkt een oxymoron.

MARY: Toch is het zo. Al hoef je me niet te geloven. Ik ben in valstrikken getrapt, vooral die van de internationale pers. Eén voorbeeld. Ik ging ervan uit dat de gewaardeerde linkse Franse krant, La Libération, de lat van de kwaliteit systematisch hoog legde.

Ik werd geïnterviewd door Jean Quatremer, een van hun sterke pennen. Ik ken de echtgenote van Quatremer; een Brusselse advocate. Deze elementen samen gaven me een goed vertrouwen.

Quatremer wilde een profielschets van me maken. We praatten over zaken en cliënten: over Hammani die werd vervolgd voor het doodschieten van een rijkswachter, over de Maasmechelse Silvio Aquino van de Aquino-clan, die vermoord werd vlak voor zijn zaak begon, over de brandweerlieden die betrokken waren bij de gasramp van Gellingen, want het zijn niet alleen assisenzaken die aangrijpend zijn.

Quatremer nam het gesprek op. Na afloop zei hij: ‘Vous ne voulez pas déjeuner, Maître?’ ‘Volontiers,’ antwoordde ik. Ik vond het een fijn gesprek. Het voelde goed. We zaten op dezelfde golflengte. Het deed deugd om bij hem even, informeel en off the record, stoom af te blazen.

Quatremer nam ook het lunchgesprek op. Het vervolg daarvan is inmiddels bekend. Ons boeiende en vertrouwelijke gesprek werd in La Libération en daarna in alle andere media gereduceerd tot de kop: ‘Terreurverdachte Abdeslam heeft de intelligentie van een lege asbak.’

Had ik dat moeten zeggen? Nee, natuurlijk niet: een dergelijke uitspraak over een cliënt is een advocaat onwaardig.

Heb ik het gezegd? Zeker. Binnen de context van een vertrouwelijk gesprek. Informeel. Ik bedoelde met die scherpe formulering niets anders dan dat Abdeslam niet het grote brein achter de aanslagen was. Wie vaker luistert naar hoe ik de dingen verwoord, vindt dit niet eens een bijzonder scherpe karakterschets.

Had Quatremer mijn uitspraak letterlijk en zonder context naar buiten moeten brengen? Neen.

Heeft hij me erin geluisd? Ja.

Voor de voorgaande uitspraken werd ik disciplinair vervolgd. Confraters en andere spelers binnen justitie oordeelden dat ik, met zulke uitlatingen, aangaf mijn cliënt te verachten. Ik ondermijnde mijn cliënt in plaats van hem te verdedigen, vond men.

Om maar te zeggen: ik heb fouten gemaakt. Ik zal ze niet nog een keer maken. Tijdens het proces van Abdeslam heb ik níét met de pers gecommuniceerd. Meerdere voorstellen voor deelname aan programma’s op de Franse nationale televisie heb ik afgewezen, miljoenen kijkers of niet.

Mijn mediastilte weerhield bepaalde internationale media er niet van om op oneigenlijke wijze aan informatie te komen. Ik werd tegen mijn zin tot aan mijn geparkeerde auto gevolgd. Ik kreeg op de meest ongepaste plaatsen een micro onder de neus gestopt. Men wilde me dwingen te praten, terwijl ik ervoor had gekozen om te zwijgen. Ach, ander onderwerp graag.

Toch deze vraag nog: kon u, advocaat in het hoogste echelon, deze Quatremer niet aanklagen?

MARY: Ik heb die vermaledijde uitspraak wel degelijk gedaan. Maar op mijn mails heeft hij nooit geantwoord. En als ik zijn echtgenote vandaag zie, verstopt ze zich. Ik heb dat hele gebeuren laten doodbloeden. Alles beter dan nog meer olie op het vuur.

Houdt het leed dat de daders hebben veroorzaakt u soms tegen om hen te verdedigen?

MARY: Ik zal uw vraag eens naar uw beroep transponeren. Neem een journalist die Ratko Mladic interviewt en erin slaagt om de man te portretteren, inclusief zijn misdaden in het Bosnische Srebrenica. Moet die journalist dat verhaal brengen? Ik mag hopen van wel. Betekent dit dat deze journalist zich achter de daden van Mladic schaart? Ik mag hopen van niet. Maar de journalistieke deontologie verplicht hem om naar Mladic te luisteren en om dat verhaal te brengen. Hij is dat verhaal aan zichzelf en aan de mensheid verschuldigd.

Ik kan ook een voorbeeld van dichter bij huis geven, zo u wilt. Is de pers in staat om naar het verhaal van een collaborateur te luisteren, zonder zich uitsluitend op zijn daden uit het oorlogsverleden te richten? Opnieuw: ik mag hopen van wel, en ik heb al gelezen en gezien van wel. De werkelijkheid is nooit zwart-wit. En de wereld heeft behoefte aan dat genuanceerde beeld.

Als de pers alleen maar personen aan het woord zou laten die ze graag mag, zouden de kranten weinig pagina’s tellen. En wat een vals beeld van de mensheid zou je niet aan je publiek voorleggen!

Elke persoon heeft recht op verdediging, ook de man die zich dermate aan een klein kind heeft vergrepen dat de endeldarm van het kind helemaal is gescheurd, de vagina van het meisje helemaal uitgerekt is.

Een advocaat is, in tegenstelling tot een journalist die zijn vak deskundig bedrijft, nooit objectief. Hij verdedigt vaak de dader. De misdadiger.

MARY: Natuurlijk, en u zegt het goed. Wij pleiten voor de dader, niet voor zijn daden. Het is soms jammer dat we dat steeds opnieuw moeten benadrukken. Dat al die media die over bepaalde processen wekenlang uitgebreid berichten, er blijkbaar toch niet in slagen om de lezer inzicht te geven in de basismechanismen van justitie en van de rechtsstaat.

Nogmaals, elke persoon heeft recht op verdediging, ook de man die zich dermate aan een klein kind heeft vergrepen dat de endeldarm van het kind helemaal is gescheurd, de vagina van het meisje helemaal uitgerekt is. Ook de mensenhandelaar. Ook de Afrikaanse groepsverkrachter. Ook Abdeslam en andere terreurverdachten die in verband gebracht worden met aanslagen in naam van de radicale islam.

Als ik dát principe niet aanvaard, had ik geen strafpleiter moeten worden. En als er advocaten zijn die zeuren over deze tweespalt, hebben ze het verkeerde beroep gekozen.

Je kunt als jurist op talrijke plekken buiten het domein ‘strafrecht’ terecht, en als je goed bent, kun je er nog aardig verdienen ook. Ga daar dus alstublieft naartoe, zou ik hun zeggen.

Waarom koos u voor het strafrecht en niet voor een andere juridische discipline?

MARY: Waarom koos ik voor rechten, tout court! Ik was geen goede rechtenstudent. Ik wilde veel liever profvoetballer worden. Ik was nog goed ook. Helaas, niet goed genoeg. Zelfs niet na een jaar voetballen in Frankrijk, want ook dat heb ik gedaan. Het besef dat het me aan dat extra vleugje talent ontbrak, was voor mij een grote teleurstelling. Ik heb dus niet met plezier ‘rechten’ gestudeerd. Het was ‘van moetens’. En moeten is niet mijn grootste talent. Ik deed mijn kandidatuurjaar drie keer – om u een idee te geven van mijn fuck-you-gehalte.

En op een dag, enige tijd na mijn studie – en nadat ik me had ontwikkeld tot een juridisch specialist in veranda’s, jawel! – besloot ik dat het leven en een beroep meer te bieden moesten hebben dan dat. Ik besloot dat ik zou uitblinken in het strafrecht.

Komt het voor dat een dader uw vriend wordt?

MARY: Een vriend niet. Maar met nog geen handvol ex-gedetineerden, daders die ik in de loop van mijn carrière heb verdedigd en die hun straf keurig hebben uitgezeten, heb ik een band ontwikkeld die de relatie cliëntadvocaat overstijgt. Ik zou van een respectvolle en aangename relatie spreken.

Thierry Dalem is zo iemand. Hij was de rechterhand van Habran, de baas van de Luikse maffia die ik destijds heb verdedigd. Dalem kwam vrij op een 24ste december. Ik heb hem toen gezegd: ‘Dan kom je bij ons Kerstmis vieren.’ Hij is een intelligente man. Hij had zijn straf uitgezeten. Het was Kerstmis. Onze band bestaat nog altijd.

Ziet u het geweten als stemmetjes in een hoofd?

MARY: Zo stel ik het me graag voor. In stripverhalen en tekenfilms zie je dat weleens. Boven eenzelfde personage hangen verschillende tekstballonnetjes. In een en hetzelfde personage spreekt dus zowel een duivel als een engel. Hun conflict is het gevecht van het geweten. Goed botst tegen kwaad.

Als je iemand bent die een goede opvoeding heeft genoten, en als je bent opgegroeid binnen een systeem van duidelijke en fatsoenlijke normen en waarden, zal het goede stemmetje bijna altijd de overhand hebben. Dat gebeurt niet van de ene minuut op de andere. Het is een strijd die lang kan duren en die waarschijnlijk herhaaldelijke opflakkeringen kent.

Als het goede overwint, betekent dat niet dat de persoon in kwestie het licht heeft gezien. Er is veel speelruimte tussen het goede en het kwade. Het kwade kan afgeleid worden. Je kunt woedend worden. Depressief. Of je richt je boosheid op iets anders: je gaat fanatiek sporten, ik zeg maar wat. Verhuizen, nog zo’n afleidingsmanoeuvre. Een mens doet veel om het leven, en het leed dat daar voor sommigen onherroepelijk deel van uitmaakt, aan te kunnen.

Kunt u in uw eentje het leed dragen waarmee u dagelijks wordt geconfronteerd?

MARY: Ik denk almaar beter, maar gemakkelijk is het niet, en zal het nooit worden.

Er was een periode dat ik, als ik ’s avonds of ’s nachts van mijn werk thuiskwam, geen enkel journaalbeeld kon verdragen. Altijd maar dat geweld, die misdaad, die criminele milieus. Altijd maar die schokkende beelden.

Als advocaat slaag ik erin om de onderwereld en alle manifestaties van geweld te verkroppen – het is de professionele attitude die me stuurt. Als mens, zoon, vriend, vader, partner… heb ik het daar veel moeilijker mee.

Ik ben steeds op mijn hoede, op het paranoïde af. In de auto. In het justitiepaleis. In de gevangenissen die ik bezoek. Overal sta ik op scherp en zit er stress in mijn gedrag.

Mijn wantrouwen in de mens is groter dan mijn vertrouwen. Behalve als het op mijn eigen kleine wereld aankomt. Ik heb mijn kinderen nodig om me overeind te houden, mijn vriendin, de natuur, de anonimiteit. Ik ben het gelukkigst op plekken waar niemand me kent. Op muziekfestivals die in de openlucht plaatsvinden, vertoon ik me pas als de duisternis in ingetreden. Ik wil niet herkend worden. Ik wil niet dat mensen aan me vragen om samen met hen selfies te maken. Ik heb het meegemaakt. Soms tot honderd selfie-aanvragen op een avond. Dat is horror.

Mijn wantrouwen in de mens is groter dan mijn vertrouwen.

Wat doet u als het allemaal te veel wordt?

MARY: Ik doe aan krav maga, een gevechtssport die, via Hongarije, in Israël is ontstaan. Het is een ongewapende verdedigingssport die aanvankelijk vooral door de Israëlische inlichtingendiensten werd bedreven. Ik heb een privécoach. Geen agent van de Mossad, neen, wel iemand van de federale politie.

Mijn knieën zijn kapot. Ik kan en mag niet meer voetballen.

U kreeg van uw vader – die ooit nog aan het hoofd van de VRT stond – pas de aandacht die u nodig had, nadat u in een interview in de krant uw gemis uitriep. Heeft u zelf ervaren dat het gebrek aan affectie in de kindertijd zich later in manifestatiedrang kan uiten?

MARY: Ja. Toen ik opgroeide, was mijn vader er op belangrijke momenten niet, mijn moeder trouwens evenmin: ook zij was een carrièrevrouw. Doorzetten en presteren, het zit in ons bloed.

Maar als puber moest ik het dus dikwijls alleen doen. En wat doet een jongen, hyperkinetisch dan nog, die door zijn vader niet opgemerkt wordt? Ervoor zorgen dat hij opgemerkt wordt. Pas rond mijn drieëndertigste kreeg ik het gevoel dat er een ware, authentieke vader-zoonrelatie ontstond.

Vandaag is mijn vader mijn vriend. Heel fijn is dat. Maar de weg ernaartoe was niet gemakkelijk.

Wat is het grote verschil tussen de beginnende strafpleiter Mary en die van vandaag?

MARY: Ik heb mijn carrière mijn privéleven laten kapen. Nu niet meer. Maar zeker in de beginperiode.

Ik spitste me als een bezetene op mijn vak toe, bracht meer tijd in de gevangenissen door dan tussen mijn naasten. Als ik naar buiten kwam, glunderde ik ogenschijnlijk op de golven van mijn succes. Alleen was het ego dat zich op de rechtbank vertoonde, niet de Sven Mary die maar enkele uren de slaap wist te vatten.

Ik heb een robbertje gevochten met mezelf. Ik was verblind door het succes en de materiële rijkdom die daarbij hoorde. Op die vloedgolf was ik er rotsvast van overtuigd dat ik niet alleen goed was, maar dat ik ook goeddeed, voor mij en mijn omgeving.

Het tegendeel was waar: ik ramde door ieders bestaan en deed geliefde mensen pijn. Ik vond de remmen op mijn leven niet meer, er zat iemand anders aan het stuur.

Toen heb ik, op de rand van de innerlijke afgrond, een reis naar India gemaakt. Veertig dagen hebben mijn jongere broer en ik met de rugzak rondgetrokken. Die reis heeft mijn kijk op de wereld en op mezelf ingrijpend veranderd. India, waar vreugde en misère op straat liggen, doet iets met een mens. Op voorwaarde dat je je zonder angst tussen de vaak haveloze mensen begeeft.

Vandaag heb ik een evenwicht gevonden tussen werk en privé. Zolang bepaalde cliënten, zoals Abdeslam, alles niet overhoophalen, toch.

Ik loop tegen de vijftig. Voor mij mag alles nu blijven stilstaan. Ouder worden heeft, naast allerlei nadelen, zeker zijn voordelen. Ik ben rustiger, ik voel me goed, de dingen beginnen te kloppen.

U zei dat woede of kwaadheid allerhande uitwegen kan vinden. Waren uw reis en de cultuurshock die u zocht, zo’n uitweg?

MARY: Absoluut. Al wist ik dat op dat moment niet eens goed van mezelf.

Ik zocht de confrontatie met een andere wereld, en de confrontatie met mezelf.

Pepmiddelen kunnen prestaties een duwtje geven en de stress tijdelijk verlichten of verleggen. Ook binnen de advocatuur is deze problematiek een publiek geheim.

MARY: Ik weet dat sommigen mij die reputatie toedichten. Ik heb zelfs nog nooit in mijn leven bier gedronken, weet u dat? U kunt het niet geloven?

Ik zal u uitleggen hoe dat komt.

Als student, en als jongeman die bezeten was door voetbal en zich ook lange tijd voorbestemd voelde om te voetballen, heb ik een poos in de loge van een eersteklassevoetbalstadion gewerkt. Ik tapte er bier, dat in plastic bekertjes werd geschonken. Alleen: die plastic bekertjes werden bij elke thuismatch hergebruikt. Twee weken bleven ze vies en onafgewassen in dat muffe stadion liggen.

Ik kan u de walm van verschaald bier niet beschrijven. Hoe die stank op me afvloog. Hoe wij die bekertjes moesten uitspoelen, met de neus dichtgeknepen, en met de maag bijna volledig omgekeerd. Als ik eraan terugdenk, word ik weer bijna onpasselijk.

Een onaangenaam, traumatisch voorval uit de jeugd kan blijvende schade aanrichten in het leven van een volwassene.

MARY: Ja. Zo werkt het ook. En mijn verhaal is eerder grappig dan iets anders. Maar veel jeugdtrauma’s zijn bijzonder ernstig en blijven een leven lang voortbestaan. Of langer nog. Trauma’s zetten zich voort, vaak via kinderen. Zij die geslagen worden, zullen makkelijker zelf slaan. Hij die vernederd werd, zal de neiging vertonen om zelf te vernederen.

Toch bent u geen strafpleiter die de ongelukkige jeugd van een dader er snel bijhaalt als basis van uw verdediging. U zoekt uw argumenten in het juridische domein.

MARY: Advocaten als Jef Vermassen en Vic Van Aelst spelen in hun pleidooien inderdaad meer op de emotie. Ook wijlen Piet Van Eeckhaut blonk daarin uit. Ik doe dat niet of nauwelijks, ik acht het theatrale aspect van ons beroep pure bijzaak. Een ongelukkige jeugd voer ik zelden of nooit aan als een argument om een zaak te pleiten. Mijn verdediging is op bewijsstukken en procedures gebaseerd. Het talent om er in spannende tot pathetische betogen hele levensverhalen en persoonlijke drama’s bij te sleuren, bezit ik overigens niet.

Wat niet wil zeggen dat ik me niet helemaal laat gaan in mijn pleidooien en dat ik de rechters en de jury niet geheel van mijn gelijk wil overtuigen. Zeer zeker, ik doe het vol vuur, maar ik speel voornamelijk het juridische uit.

Daarom erger ik me blauw aan de laatdunkendheid waarmee zogenaamde ‘procedurepleiters’ worden bejegend. Als ik de pers en een aantal andere confraters moet geloven, word ik tot de procedurepleiters gerekend. Ik ben dus een advocaat die de wet zo goed kent, dat hij die kennis ervan inzet voor de verdediging van zijn cliënten.

Begrijpt u goed wat ik zeg? Ik zeg dus niets anders dan dat ik, advocaat gespecialiseerd in strafrecht en procedures, de basis van mijn vak beheers. Iets wat elke advocaat zou moeten doen!

En ja, ik wens die basis dusdanig te beheersen dat ik er, in naam van mijn cliënt, voordeel uit kan trekken. Dat lijkt me logisch.

De wet is papier. De samenleving bestaat uit mensen. Als misdadigers door procedurefouten hun straf ontlopen, werkt dat ontwrichtend voor alle burgers die wel keurig volgens de wet proberen te leven.

MARY: Nogmaals: het handjevol strafpleiters dat hiaten in de wetgeving aantreft, levert de veiligheid van de samenleving een dienst: wij wijzen de makers van de wetten op hun onzorgvuldigheden.

Als ik een bewijs nietig kan doen verklaren omdat er tijdens de vergaring van de bewijsstukken via bijzondere opsporingsmethoden een wetsovertreding heeft plaatsgevonden, wie verdient dan een blaam? Ik? Of zij die de wet niet kennen of haar, bewust, met de voeten treden?

Ik zou graag vertrouwen hebben in een met tonnen werk overladen onderzoeksrechter die door de procureur is aangesteld. Maar wat weet een onderzoeksrechter vandaag van het werk van zijn speurders? Wat weet die van de invloed die zij op de geleverde informatie uitoefenen? Hij heeft geen tijd om hen aan de tand te voelen of hun doen en laten te volgen.

Het is mijn plicht om procureurs en speurders te wantrouwen. Nooit of nooit mogen zij, in opdracht van de politie, de touwtjes van justitie in handen houden. Dus ja, ik ga volledig akkoord: de veiligheid van de samenleving staat boven alles. De uitholling van de rechtsstaat is al te ver gevorderd. De politie is er voor onze veiligheid. Ik heb dat zelf heel concreet mogen ervaren toen mijn omgeving en ikzelf ten tijde van de arrestatie van Abdeslam goed werden beschermd. Mijn dankbaarheid en waardering gaan naar deze politie en haar diensten. Maar diezelfde politie mag de organisatie van de rechtspraak niet in eigen handen nemen.

Men zou blij moeten zijn met het vuur dat we de wetgevers aan de schenen leggen.

En doet de politie dat?

MARY: Die kans is reëel. En het is al meermaals gebeurd. Zoals in het KB Luxdossier, waarbij politiemensen valse stukken aan het dossier toevoegden.

Het is, met name in geheime dossiers, onmogelijk om na te gaan welke opsporingstechnieken werden gebruikt, en evenmin hoe die werden toegepast. Geheime dossiers blijven geheim, ook voor de verdediging – een fnuikende vaststelling, toch?

Ik vrees dat in een deel van deze geheime dossiers – waarbij criminelen onder andere geschaduwd en afgeluisterd worden – de politie de richting van het onderzoek stuurt en dus het proces bepaalt. Dat is vreselijk voor de rechtsstaat die we pretenderen te zijn, want het verloop van strafzaken behoort tot de taak van de magistratuur. De magistratuur moet dus meer middelen krijgen. En de procureurs en de politiemensen moeten worden gecontroleerd. Onder meer door ons, advocaten.

Dat men ons dus geen kommaneukers noemt, en dat men niet, op populistische wijze, zegt dat we alleen ‘crapuul’ verdedigen. We respecteren de wet. We beschouwen het als onze taak om erop toe te zien dat de rechtsregels worden nageleefd. Met andere woorden: we respecteren het ontstaan en de traditie van onze fundamentele rechten; rechten waarvoor honderdduizenden mensen gestorven zijn.

Men zou blij moeten zijn met het vuur dat we de wetgevers aan de schenen leggen. We leveren aan de overheid de munitie om het binnen justitie nog beter te doen.

De wet evolueert altijd trager dan de maatschappij, of niet?

MARY: Ja, en de wet en de samenleving zijn botsende werelden. De wet hinkt altijd achter op de maatschappelijke ontwikkelingen. Op het vlak van de rechtspraak bij digitale misdrijven staan we nog nergens. Bij burgerzaken geldt het traditionele huwelijk nog steeds als de hoeksteen van de samenleving én van de rechtspraak, terwijl in de maatschappij nieuw samengestelde gezinnen de norm zijn.

Voor privacy geldt hetzelfde. Een sociaal medium als Facebook moest al van meet af aan met grote achterdocht zijn benaderd. Je moet gek zijn om een Facebookprofiel aan te maken! Facebook gebruikt je data voor economische en manipulatieve doeleinden, verkoopt ze aan het grootste geld of de grootste invloed. Facebook is een aanslag op de privacy. Weet u wat de politie doet zodra u ergens als een verdachte geldt? Ze vlooit uw vrienden op Facebook uit. Gaat alle foto’s na. Verifieert uw connecties en interacties. Hoe kun je vandaag je recht op privacy verdedigen als er geen eigentijdse wetten zijn?

U bent boos.

MARY: Elke autoriteit moet gewantrouwd worden. Dus ook de overheid. Zeker de overheid. Zeker de overheid van vandaag, die het toverwoord ‘angst’ gebruikt om de samenleving steeds minder vrij te maken!

Het gaat geleidelijk aan, maar men is bezig met het beknotten van de rechterlijke macht. Magistraten krijgen minder inspraak. Politiediensten, het Openbaar Ministerie – dat zogezegd voor het algemeen belang optreedt – krijgen meer en meer macht. Men maakt mensen bang. De omstandigheden lenen zich daar ook toe: terreur is een geschenk voor wie op slinkse wijze weer een autoritaire staat wil laten ontstaan. Onder het mom van terreur wordt onze vrijheid ingeperkt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content