Slachtoffer-daderbemiddeling na ongeval mist bekendheid: ’80 procent heeft er nochtans baat bij’

© Serge Baeken
Ann Peuteman

Soms kruisen levens elkaar bruusk en ongewild. Bij een verkeersongeval, bijvoorbeeld. Om daarna de draad weer te kunnen oppakken, kunnen zowel slachtoffers als daders baat hebben bij bemiddeling.

Een zonnige dag, begin september 2013. Els* is met de auto op de terugweg van een bezoek aan haar ouders. Plots hoort ze een harde klap. Ze heeft niets gezien, maar in de voorruit zit onmiskenbaar een grote barst. Ze stapt uit, loopt om de auto heen en ziet een jongen op de straatstenen liggen. Naast hem zijn fiets en een afgevallen schoen. Kieran, pas dertien, overleeft de aanrijding niet. Els weet met zichzelf geen blijf en zou zijn ouders willen bellen of schrijven, maar dat durft ze niet. Pas een hele tijd later komt ze via een bemiddelaar met hen in contact.

Het is maar een van de verhalen uit Het spijt mij: over bemiddeling na een verkeersongeval, het nieuwe boek van ervaringsdeskundige Sabine Cocquyt. ‘Na zo’n ongeval kom je in een mallemolen terecht. Allerlei professionals, van politie en justitie tot verzekeraars, ontfermen zich over de zaak. Maar jij blijft met je emoties en vragen zitten.’ In 1990 werd Cocquyts leven overhoopgegooid door een verkeersongeval waarbij haar ouders omkwamen en haar zoon zwaargewond raakte. ‘In die tijd was er nog geen slachtofferhulp of bemiddeling’, zegt ze. ‘Dat was jammer, want wij hadden zeker baat gehad bij contact met de veroorzaker van het ongeval.’

80 procent van de betrokkenen heeft baat bij bemiddeling.

In België werd zo’n twintig jaar geleden begonnen met bemiddeling tussen daders en slachtoffers. Herstelbemiddeling heette dat toen, een term die inmiddels vervangen is door slachtoffer-daderbemiddeling. ‘Bij ernstige feiten, waarbij bijvoorbeeld een dode of zwaargewonde is gevallen, kún je niet veel meer herstellen’, zegt Pieter Verbeeck van de bemiddelingsdienst Moderator. ‘Herstel op zich is het doel ook niet. De dader en het slachtoffer bepalen zelf wat ze uit de bemiddeling willen halen. Wat zijn hun behoeften? Welke vragen hebben ze nog?’

Bij verkeersongevallen zet de veroorzaker vaak de eerste stap. ‘Veel daders willen contact met het slachtoffer opnemen, maar weten niet goed hoe’, legt Verbeeck uit. ‘Mogen ze bellen of een kaartje sturen? Is het een goed idee om naar de begrafenis te gaan?’ Vaak wagen ze het er liever niet op. Ook al omdat hun advocaat of verzekeraar het hun afraadt. Bij de slachtoffers komt dat stilzwijgen vaak onverschillig over. Zo was de eerste vraag die de moeder van Kieran aan Els stelde of ze nog weleens aan het ongeval dacht. Terwijl de dood van de jongen Els’ leven overheerste. Ze stond ermee op en ging ermee slapen.

‘Het is veel gemakkelijker om via een bemiddelaar contact te zoeken’, zegt Pieter Verbeeck. ‘Hij kan nagaan of het slachtoffer ervoor openstaat. Bovendien is alles wat tijdens de bemiddeling wordt gezegd strikt vertrouwelijk: het kan niet zomaar in de rechtbank worden gebruikt.’

Vragen en antwoorden

Als slachtoffers of nabestaanden aan bemiddeling beginnen, is dat vaak omdat ze met vragen zitten die alleen de veroorzaker kan beantwoorden. Zoals Viviane uit Het spijt mij. Zij verloor haar zoon Nathan in 2014 toen hij samen met twee vrienden een ongeval kreeg op de Antwerpse ring. Midden in de nacht, op de terugweg van een discotheekbezoek, ramde hun auto een vrachtwagen. Nathan overleed ter plaatse, zijn vriend Kevin lag in coma. Jim, die aan het stuur zat, kwam er met een whiplash vanaf. Hij was de enige die Viviane iets kon vertellen over Nathans laatste momenten.

Andere slachtoffers snakken vooral naar erkenning. Ze willen horen dat de veroorzaker begrijpt wat hij heeft aangericht. Zo schrijft Sabine Cocquyt over een weduwnaar voor wie de bemiddeling pas geslaagd was toen de buschauffeur die zijn vrouw had overreden letterlijk uitsprak dat hij verantwoordelijk was voor haar dood.

In de meeste gevallen gebeurt de bemiddeling niet rechtstreeks maar pendelt een bemiddelaar tussen de dader en het slachtoffer, om hun vragen en boodschappen over te brengen. ‘Na zo’n ingrijpende gebeurtenis is het niet vanzelfsprekend om elkaar te ontmoeten’, legt Pieter Verbeeck uit. ‘Daarom bieden we altijd beide opties aan: directe of indirecte bemiddeling. Veruit de meeste mensen kiezen in eerste instantie voor de indirecte aanpak. Sommigen ontmoeten elkaar na verloop van tijd alsnog, bij 80 procent gebeurt dat nooit.’

Tegenwoordig wil iedereen dat veroorzakers van verkeersdelicten zwaar worden aangepakt. Zeker als er verzwarende omstandigheden zijn.

Ook Els en de moeder van Kieran hebben elkaar tot nu toe niet persoonlijk ontmoet. Cocquyt: ‘Aan de ene kant betreurt Els dat, aan de andere kant beseft ze dat de bemiddeling anders nog veel zwaarder zou zijn geweest.’

Strafvermindering

Slachtoffer-daderbemiddeling staat los van een eventuele gerechtelijke procedure. Bij een verkeersongeval begint de bemiddeling meestal al voor er een vonnis is geveld. Er zijn rechters die in hun uitspraak rekening houden met een lopende bemiddeling, maar de meesten doen dat niet. ‘Op zich zou een rechter minstens moeten weten dat er een bemiddeling bezig is’, zegt rechtsfilosoof Jan Verplaetse (UGent). ‘Maar je moet daar ook mee oppassen. Bemiddeling werkt niet als het slachtoffer vermoedt dat het de dader louter om strafvermindering te doen is. Als een eventuele bemiddeling systematisch bij de rechter op tafel moet worden gelegd, zou dat wantrouwen ongetwijfeld worden aangewakkerd.’

Nog altijd kiest een minderheid van de slachtoffers en daders voor bemiddeling. Die aanpak staat ook een beetje haaks op de tijdgeest. ‘Tegenwoordig wil iedereen dat veroorzakers van verkeersdelicten zwaar worden aangepakt. Zeker als er verzwarende omstandigheden zijn, zoals vluchtmisdrijf of alcoholgebruik’, zegt Verplaetse. ‘Om een duidelijk signaal te geven dat we zulk gedrag onaanvaardbaar vinden, krijgen daders een soort crimineel label opgeplakt. Dan wordt het vaak moeilijk om nog met een open blik naar hen te kijken.’

Veel mensen weten ook amper wat bemiddeling inhoudt. ‘Dat merk ik bij Over-Hoop, de lotgenotenvereniging die ik heb opgericht’, zegt Sabine Cocquyt. ‘Veel slachtoffers en hun familieleden staan weigerachtig tegenover bemiddeling omdat ze er een verkeerd beeld van hebben. Ze denken dat de veroorzaker zijn excuses zal aanbieden en dat zij dan geacht worden om hem te vergeven.’

Zowel daders als slachtoffers worden systematisch op de hoogte gebracht van de mogelijkheden van bemiddeling, maar in de praktijk blijkt die informatie hen onvoldoende te bereiken of dringt ze niet tot hen door. ‘De eerste tijd na een ongeval is heftig’, zegt Pieter Verbeeck. ‘Je ziet zoveel verschillende mensen en er komen zulke hevige emoties op je af dat er veel aan je voorbijgaat. Daarom is het belangrijk om de informatie over bemiddeling verschillende keren aan te bieden. Dat gebeurt nog niet overal even goed.’ Ook al omdat veel professionals niet goed weten wat bemiddeling inhoudt of er te weinig belang aan hechten.

Bemiddeling kan ook niet iedereen soelaas bieden. ‘Er zijn verschillende manieren om met trauma en conflicten om te gaan’, legt Verbeeck uit. ‘Sommige mensen proberen nooit meer aan de gebeurtenissen te denken en voelen zich daar het best bij. Anderen hebben er net nood aan om alle details te kennen en alle emoties door te maken. Voor hen kan bemiddeling een goede zaak zijn.’

Er zijn slachtoffers en daders die achteraf spijt hebben dat ze eraan zijn begonnen. ‘Ongeveer 20 procent zegt dat hij er niets aan heeft gehad of dat het zelfs nadelig was. Dat is niet zo vreemd. Bemiddeling kan zware emoties, conflicten en soms zelfs frustraties veroorzaken’, zegt Verplaetse. ‘Hoe dan ook heeft 80 procent er dus wél baat bij. Dat is een in deze soms zure tijden een hoopgevend signaal.’

* Om privacyredenen worden in het boek alleen de voornamen van de betrokkenen gebruikt.

Sabine Cocquyt, Het spijt mij: over bemiddeling na een verkeersongeval, EPO, 176 blz., 22,50 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content