Red Flame Kassandra Missipo: ‘Toen mama uitlegde wat makak betekent, duizelde ik’

Kassandra Missipo: 'Ik zou niet willen ruilen met een Rode Duivel. Ik droom niet van een dikke portemonnee.' © JELLE VERMEERSCH
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

De Red Flame wil racisme de voetbalwereld uit helpen.

‘De clubs willen liever gewoon verder voetballen. Hoe minder het over racisme gaat, hoe beter.’ Maar Red Flame Kassandra Missipo zwijgt niet. ‘Ik ga hierover praten en blijven praten tot het iedereen de strot uit komt.’

Ze heeft een lichte enkelblessure en moet dus stilzitten. Dat is niet de sterkste kant van Kassandra Missipo. De eenentwintigjarige Red Flame, international in het vrouwenvoetbal, eet de laatste restjes uit een doosje meeneempasta terwijl ze de deur naar haar studentenkamer opendoet. Missipo studeert communicatiemanagement, al is dat naar eigen zeggen ‘de ontspanning’ naast haar echte dagtaak: voetballen bij bekerwinnaar KAA Gent Ladies. Tussen de vragen door vouwt ze de was op. Vrouwenvoetballers hebben het gloeiend druk, toch neemt Kassandra Missipo ruim de tijd voor een gesprek over ‘een levensbelangrijk onderwerp waarover we niet mogen zwijgen’. Dat onderwerp is racisme. Van de Hitlergroet op KV Mechelen over de stopgezette match Den Bosch – Excelsior en de ontspoorde interland Bulgarije-Engeland tot de oerwoudgeluiden die Romelu Lukaku wekelijks ondergaat in de Serie A: we tuimelen van het ene incident in het andere. Wat is er aan de hand? ‘Ik denk niet dat racisme zo veel vaker voorkomt’, zegt Missipo. ‘Maar voor de donkere spelers lijkt een grens bereikt. Ze vinden: we kunnen dit niet langer laten passeren. Daar is moed voor nodig, want de clubs willen liever gewoon verder voetballen. Hoe minder het over racisme gaat, hoe beter, menen zij. Alsof dat het zal oplossen.’

'Neymar die over het hele veld rolt na een minuscuul tikje: vrouwen vinden dat belachelijk, ja.'
‘Neymar die over het hele veld rolt na een minuscuul tikje: vrouwen vinden dat belachelijk, ja.’© JELLE VERMEERSCH

De fans van Lukaku’s club, Inter Milaan, gaven een krasse reactie: ‘Een supporter die een ticket heeft gekocht, roept wat hij wil.’ Hun held wordt uitgescholden, maar ze nemen het op voor de racisten.

Kassandra Missipo: Een fan supportert voor zijn eigen team. Maar de tegenstander haten of kleineren: moeten we dat normaal vinden, zelfs los van enig racisme? Voor mij is het woord ‘fan’ dan niet meer op zijn plaats. Eigenlijk zeggen die Inter-fans: ‘Een beetje racisme hoort erbij. Trek het je niet aan!’ Dat vergoelijkende is zo schadelijk. Dan begrijp je niet hoe het voelt om zo te worden vernederd.

Blanke voetballers krijgen ook beledigingen naar het hoofd geslingerd. Waarom is dit anders?

Missipo: Als ze ’trut’ of ’teef’ naar mij roepen, haal ik de schouders op en denk: wat een onnozele poging om mijn concentratie te verstoren. Mij ‘vuile zwarte’ noemen, is me aanvallen op wie ik ben. Dat raakt je zo veel dieper. Begrijp me niet verkeerd: die andere beledigingen horen evenmin thuis in het voetbal. Hoe bepaal je wat wel kan en wat niet? Het antwoord is simpel: met gezond verstand. Wanneer de supporters van Gent zingen ‘ Al wie da nie springt, is Brusselaar‘, dan is dat een leuk liedje dat hen verbindt. Maar ze zingen ook: ‘ Al wie da nie springt, is homofiel.‘ Wie vindt dat nu grappig? Natuurlijk gaat zo’n spreekkoor te ver.

Soms hoor ik: ‘Jij bent “zwart” en ik ben “blank”: dat zijn toch maar woorden?’ Dat klopt. Maar als je van jongs af aan ‘die zwarte’ of zelfs ‘die vuile zwarte’ wordt genoemd, heeft zo’n woord allang zijn onschuld verloren.

Er voetballen donkere spelers bij elke ploeg, vaak zijn dat de sterren. Waarom loopt het dan net in het voetbal zo vaak mis?

Missipo: Een jeugdtrainer van Romelu Lukaku zei in Humo: ‘Als Romelu een penalty mist waardoor België het EK verliest, wordt hem dat nooit vergeven. Kevin De Bruyne wel, want hij is een van ons.’ Dat klopt, vrees ik. Wanneer je het goed doet, hoor je erbij. Valt het tegen, dan ben je weer een buitenstaander. Maar als dat de insteek is, heb je er dan ooit werkelijk bij gehoord?

Mij is het ergste bespaard gebleven, omdat ik van gemengde afkomst ben. Ik heb een Afrikaanse papa en een blanke mama. Hoe donkerder je huid, hoe zwaarder je het te verduren krijgt. Ik kan dat niet wetenschappelijk bewijzen, maar ik weet zeker dat het zo is.

U was ontzettend jong toen u voor het eerst met racisme te maken kreeg.

Missipo: Ik was zes jaar. De vader van een tegenstander schold mij uit voor makak. Ik kende dat woord niet, maar voelde dat het iets lelijks was. Huilend ben ik naar huis gefietst. Het gesprek met mijn moeder kan ik me van a tot z herinneren. ‘Mama, ze hebben mij makak genoemd.’ Toen ze uitlegde wat dat betekent, begon ik te duizelen. Ik had mijn huidskleur nooit gezien als iets bepalends. Ik dacht: zoals de ene rood haar heeft en de andere sproeten, zo heb ik toevallig een donkerder vel. Toen besefte ik: er bestaan mensen die mij minderwaardig vinden. Mijn mama is daar heel militant in: ‘Je moet trots zijn op je huid, Kassie.’ Moeders zijn zo. Als er iets met mij gebeurt, wordt zij een leeuwin.

Ik denk nog vaak aan de man die mij toen heeft uitgescholden. Hij deed het in het bijzijn van kinderen, en niemand reageerde. In al die kinderhoofdjes zijn racistische zaadjes geplant, ik kan alleen maar hopen dat ze niet wortel hebben geschoten. Maar dat incident heeft me niet kleingekregen. Het voedde mijn vastberadenheid: ik zou wel eens laten zien hoever die makak het zou schoppen.

In Vandaag, de talkshow van Danira Boukhriss op Eén, zei u dat uw generatie de laatste zal zijn die dit meemaakt.

Missipo: Dat hoop ik, ja. Daarom schreeuw ik het nu van de daken. Wij moeten amok maken om de donkere kindjes van vandaag hiervan te redden. Journalisten zijn gegeneerd wanneer ze het onderwerp racisme aansnijden, merk ik. Wel, ik ben niet gegeneerd. Integendeel, ik wil hierover blijven praten tot het iedereen de strot uit komt. Tot de racisten zelf richt ik me niet. Die zijn te ver heen, hen bereik je niet. Ik wil meer bewustwording bij de blanke toehoorders die zelf nooit iets zouden roepen maar het wel laten passeren. Opdat zij reageren: ‘Hou ermee op. Ik wil niets te maken hebben met die vuiligheid.’

Het nieuwe gevaar komt van de sociale media. Ze verpakken racisme als humor, en dan moet zogezegd alles kunnen. Gore haat wordt ‘een grapje’. Dat moeten we goed in de gaten houden.

De voetbaltribunes zijn zo blank als wat, ook in multiculturele steden. Door racisme?

Missipo: Zeker weten. Het voetbal toont zich niet als een warme thuis waar iedereen welkom is, en dan krijg je dat. Gent loopt vol Turkse jongetjes met trainingspakken van Galatasaray of Fenerbahçe. Waarom supporteren ze niet voor AA Gent? Omdat we hen afwijzen en ze zich terugtrekken in hun eigen kring.

Stel, er wordt iets racistisch geroepen. Wat moet er dan gebeuren? Moeten de blanke ploegmaats opstappen?

Missipo: Dat is de enige oplossing. Je kunt niet vragen dat de slachtoffers daar telkens toe oproepen. Want dan wordt het een eenzame strijd. Een strijd die zij nooit kunnen winnen.

Is het beter in het vrouwenvoetbal?

Missipo: Ik kan me geen incidenten herinneren. Het gaat er in het algemeen gewoon ook vriendelijker toe dan bij de mannen. Minder opgefokt.

Aan de andere kant is de nationale vrouwenploeg vrijwel lelieblank.

Missipo: Ik ben de enige Red Flame met buitenlandse wortels, ja. Voor vrouwen, laat staan voor vrouwen met een kleurtje, is voetballen lange tijd niet zo vanzelfsprekend geweest. Maar dat zal veranderen. Bij de jeugd zie je veel donker talent. Over vijftig jaar zul je aan een ploegfoto kunnen zien in welk tijdperk ze is genomen. Hoe witter, hoe langer geleden.

Hoe bent u verliefd geworden op voetbal?

Missipo: Mijn slaapkamerraam keek uit op een voetbalveld. Urenlang zat ik ernaar te kijken. De bewegingen, de schoten, de doelpunten… Voor mijn verjaardag kreeg ik een bal en een goaltje cadeau. Dat was niet het beste idee, want we woonden in een appartement. (lacht) Mama nam me naar de club, en ik voelde direct: dit is het.

'Ik ben een vervelende tegenstander. Iemand van wie ze zeggen:
‘Ik ben een vervelende tegenstander. Iemand van wie ze zeggen: “O nee, vandaag tegen Kassie!”‘© JELLE VERMEERSCH

Tot uw zeventiende speelde u in een jongensteam met de wonderlijke naam Tot Heil Onzer Ribbekas Kokerij Meldert.

Missipo: TK Meldert, zeggen wij. (lacht) Ik was het enige meisje van de ploeg, maar dat was nooit een probleem. Zodra ze zien wat je in je mars hebt, hoor je erbij. Natuurlijk waren er grapjes. En tegenstanders stonden opgenaaid aan de aftrap, want van een meisje mochten ze écht niet verliezen. Het vervelendste was het geregel bij het douchen. Ik gebruikte de kleedkamer van de scheidsrechter, mijn mama hield de wacht. Dat was af en toe stresserend.

Ik ben voorstander van gemengde teams. Jongens en meisjes kunnen veel van elkaar leren. Door te voetballen met jongens heb ik geleerd om van me af te bijten, om fel te zijn in het duel en alles te geven om te winnen. Meisjes letten dan weer op details. Ze zijn kalmer en hebben daardoor een beter spelinzicht.

Vrouwenvoetbal is veel sportiever. Geen tijdrekken, schwalbes of venijnige ellebogen.

Missipo: In dat opzicht is het bijna een andere sport. Neymar die op het WK over het hele veld rolt na een minuscuul tikje, dat vinden wij belachelijk, ja. Bij ons kun je een spits vijf keer een schop geven en denken: wanneer ga jij je nu eens laten vallen, verdorie? (lacht) Vrouwenvoetballers doen nooit flauw en zijn bijzonder gepassioneerd. Op het vrouwen-WK was er een keeper die verder speelde met een gebroken hand.

Volgens de FIFA is vrouwenvoetbal de snelst groeiende sport ter wereld.

Missipo: Het mag nog sneller, maar je voelt dat de zaken bewegen. Q2 zendt sinds kort interlands van de Red Flames uit. Dat zal zijn omdat er vraag naar is, maar het heeft onze bekendheid ook enorm vergroot. Ik moet niemand meer uitleggen wie de Red Flames zijn. Het is een naam die je ook kent als je de sport amper volgt.

Tegen wil en dank zijn de Red Flames rolmodellen om meer meisjes te laten voetballen. Her en der bestaat nog het vooroordeel dat voetbal geen sport voor vrouwen is.

Missipo: Op Twitter zag ik een compilatie passeren van alle flaters op het vrouwen-WK, met het bijschrift: ‘En die sukkelaars willen evenveel verdienen als de mannen!’ Tegen zulke vooroordelen bestaan geen wapens. Met evenveel gemak kun je een blooperclip maken van de beste mannenteams. Wie zo met ons lacht, moet dat toch ook beseffen?

Wat voor type speelster bent u?

Missipo: Ik ben een pitbull. Ik bijt me vast en laat nooit los. Zelfs in mijn slechtste matchen wil ik het veld verlaten met het gevoel dat ik alles gegeven heb. Dus ik loop de hele tijd van hot naar her, als een Duracell-konijn. Ik ben een vervelende tegenstander. Iemand van wie ze zeggen: ‘O nee, vandaag tegen Kassie!’ (lacht)

U hoort bij de ‘generatie Redingenhof’, een goed bewaard geheim van de Belgische sport. Al jaren gaan er verhalen over een fabuleuze lichting vrouwenvoetballers, opgeleid aan de gelijknamige Leuvense topsportschool. Die lichting zou het vrouwenvoetbal naar ongekende hoogten brengen.

Missipo: Dat het een goed bewaard geheim is, betekent misschien ook dat ze ons liever niet te jong onder druk zetten. (lacht) Ik heb maar één jaar op het Redingenhof gezeten. Ik wilde een gewone school: daar groei je toch ‘normaler’ op, dacht ik. Dat ene schooljaar was wel fantastisch. Allemaal ambitieuze sporters die er helemaal voor gingen. Het heeft mijn ogen geopend.

Even de goednieuwsshow doorbreken. De Super League, de hoogste divisie in het Belgische vrouwenvoetbal, bestaat uit amper zes ploegen. Hekkensluiter Dames OHL had na tien speeldagen nul punten en een doelsaldo van -36. Zoiets is geen goede reclame.

Missipo: Voor Dames OHL mag je niet te streng zijn. Dat is een piepjonge ploeg die verzorgd en aanvallend voetbal brengt. Een sympathiek project. Maar er moeten wel dringend clubs bij komen. We spelen vier keer tegen elke ploeg. Enerzijds is dat fijn, want je kent elkaar. Anderzijds worden we bijna té goede vriendinnen, als je begrijpt wat ik bedoel. Het mag uitdagender, scherper. Het probleem met zo weinig teams is ook dat je snel rond bent: ik speel nu vijf jaar in de Super League en ben overal al twintig keer gepasseerd.

Overweegt u om in het buitenland te gaan voetballen?

Missipo: Ik heb zeker de ambitie om dat ooit te doen, ja. Maar ik ben ook een gevoelsmens, en ik voel me erg op mijn gemak bij AA Gent. Van alle kanten hoor ik dat een ambitieuze voetballer naar het buitenland móét, maar tegen dat idee verzet ik me. Niets moet. Volgende zomer studeer ik af – als mijn stage bij de Voetbalbond meevalt, tenminste. Het zou wel een goed moment zijn om te vertrekken.

'Niets moet. Ook niet in het buitenland gaan voetballen.'
‘Niets moet. Ook niet in het buitenland gaan voetballen.’© JELLE VERMEERSCH

In het mannenvoetbal zou een eenentwintigjarige international met uw palmares miljonair zijn. Dat is onrechtvaardig, maar aan de andere kant: waarom zou iedere sporter schatrijk moeten zijn?

Missipo: Wel, dat vind ik eigenlijk ook. Ik zou niet willen ruilen met een Rode Duivel. Zij zitten op een berg centen, maar zij hebben bijvoorbeeld niet de vrijheid om te studeren. Mijn beroep is mijn passie: dan ben je een gelukzak, toch? Ik droom niet van een dikke portemonnee. Een beetje meer geld zou wel mooi zijn, al was het maar uit respect voor de opofferingen die wij ons getroosten.

Hebt u het verhaal van de Canadese nationale hockeyploeg al gehoord? Zij droomden van de Olympische Spelen en verhuisden met de hele ploeg naar België om hier samen te kunnen trainen. Alles achtergelaten, fors geïnvesteerd bovendien. In de laatste kwalificatiematch miste Canada de beslissende penalty: weg droom.

Missipo: Buitenstaanders beseffen niet waartoe sporters bereid zijn. Ik heb geen vrije tijd, ben aldoor moe, en een studentenleven zit er amper in. Toch moet je maar afwachten wat het wordt met mijn carrière, want garanties zijn er niet. Zal ik achteraf spijt hebben? Nee, denk ik. Het gevoel hebben dat je er het maximale uithaalt, is een beloning op zich.

Er is wel een momentje geweest dat ik het niet kon opbrengen. In mijn eerste jaar op kamers leefde ik, euh, minder professioneel. (lacht) Maar als ik dan een café bezocht, zei een stemmetje tegen me: ‘Morgen is er wel een training, hè!’ En dan voelde ik me schuldig. Lang heeft die wilde periode niet geduurd.

Er zijn anders mannelijke voetballers, ook op het hoogste niveau, die best een pilsje lusten.

Missipo: Zij kunnen meer rusten. (lacht) Eén keer op café moet ook kunnen, maar ladderzat op tafel dansen is erover. Je bent prof, en profs gedragen zich niet zo.

U bent lesbisch en maakt daar geen geheim van. In het mannenvoetbal blijft homoseksualiteit een groot taboe.

Missipo: Statistisch gezien móéten er wel homo’s voetballen in de eerste klasse. Ze verstoppen wie ze zijn, omdat ze vrezen dat ze anders niet meer gewenst zijn. Zoiets moet wegen. Ook hier merk je weer de kracht van woorden: ‘homo’ en ‘janet’ zijn de populairste beledigingen in het voetbal. Alsof de aanwezigheid van een homo je eigen mannelijkheid zou bedreigen. Het is typische macho-onzekerheid.

Het zou geweldig zijn als een mannelijke prof uit de kast zou komen, maar die jongen zou veel naar zijn hoofd geslingerd krijgen, vrees ik.

Bent u ooit aangesproken op uw geaardheid?

Missipo: Niet door speelsters, maar buitenstaanders maken telkens dezelfde vermoeiende mopjes: ‘Het is in zo’n vrouwenploeg zeker één pot nat, Kassie?’ (blaast) Ik heb ze nooit geteld, maar er voetballen volgens mij meer heteromeisjes dan lesbiennes. De kern van de zaak is natuurlijk: het doet er niet toe.

Op de website van Out For The Win, een organisatie die ijvert voor aanvaarding van alle geaardheden in de sport, staat de getuigenis van een transgendervrouw die het in het vrouwenvoetbal zwaar te verduren krijgt.

Missipo: Transgenders hebben ongetwijfeld nog een strijd te voeren. Iedereen kent wel een lesbienne of een homo, maar transgenders hebben de macht van het getal niet mee. En wie eruit springt in een conservatief milieu als het voetbal… Ik zou zelf in ieder geval geen probleem hebben met een transgender als ploegmaat. De kleur van je huid, je achtergrond of op wie je valt, mij maakt het niet uit. Zolang je maar kunt sjotten.

Kassandra Missipo

– Geboren op 3 februari 1998

– 2003: jeugdvoetbal bij Asse-Terheide en TK Meldert

– 2015: overstap naar KAA Gent Ladies

– 2016: eerste selectie voor de nationale ploeg

– 2017: wint met Gent de Beker van België

– 2019: wint opnieuw de beker, wordt verkozen tot beste speelster van de Belgische competitie

Partner Content