‘Er lijkt zich een nieuwe hiërarchie van verontwaardiging af te tekenen’, schrijft Kristof Titeca. ‘Conflicten die niet netjes in een bepaald kader passen, krijgen minder aandacht.’
In zijn redactioneel artikel vroeg Knack-hoofdredacteur Bert Bultinck zich af waarom er op Werchter geen ‘Free Ukraine’-borden te zien waren: waarom wél solidariteit met Palestina, en niet met Oekraïne? Zijn vraag – ‘In de hoofden van festivalgangers moet toch ruimte zijn voor twee oorlogen om zich zorgen over te maken?’ – is terecht en broodnodig. Maar ze roept tegelijk een bredere kwestie op: waarom slagen sommige conflicten erin publieke aandacht te krijgen, en andere helemaal niet?
Laten we om te beginnen een misverstand vermijden: de aandacht voor Palestina is niet overdreven – integendeel. We zijn getuige van een genocide die zich in realtime voltrekt, met een internationaal beleid dat nauwelijks in beweging komt. Dat mensen op festivals of elders hun stem laten horen, is dan ook niet alleen begrijpelijk, maar noodzakelijk.
Tegelijk verdient de vraag van Bultinck verbreding. Neem bijvoorbeeld Soedan, op dit moment het dodelijkste conflict ter wereld. In november 2024 werd het aantal burgerdoden geschat op minstens 150.000 – sommige wetenschappelijke studies suggereren dat het werkelijke cijfer nog hoger ligt. Ongeveer 11 miljoen mensen zijn op de vlucht; een hongersnood bedreigt grote delen van de bevolking.
De Verenigde Arabische Emiraten leveren ondertussen wapens aan een van de strijdende partijen (de RSF) en verdienen grof geld aan de goudexport uit het conflictgebied. En toch krijgt het conflict amper aandacht. Hetzelfde gebeurde enkele jaren geleden in Ethiopië, waar de oorlog in Tigray naar schatting tussen de 300.000 en 800.000 levens eiste in amper twee jaar tijd. Ook daar: nauwelijks maatschappelijke of politieke aandacht. Hoe komt dat?
Waarom sommige oorlogen wél opvallen
Er zijn verschillende mechanismen aan het werk in wat we de politiek van aandacht zouden kunnen noemen. Ten eerste: conflicten moeten te vatten zijn in een helder narratief, met duidelijke ‘goeden’ en ‘slechten’. Oekraïne past daarin vrij makkelijk; Gaza ook. Soedan of Congo zijn veel complexer, met gefragmenteerde machten, overlappende belangen en lange geschiedenissen van geweld waarin de lijnen moeilijker te trekken zijn.
Maar er is meer aan de hand. De mate waarin een conflict aandacht krijgt, is ook een weerspiegeling van het tijdsgewricht waarin we leven. In de jaren 1990 en 2000 beleefden we de hoogdagen van het liberale internationalisme: mensenrechten stonden centraal in diplomatieke en activistische discours. Conflicten in Darfoer of Congo leidden tot brede mobilisatie.
De ‘Save Darfur’-campagne bijvoorbeeld bracht honderdduizenden Amerikanen op de been. Vandaag is die mobilisatie grotendeels stilgevallen – ook al vindt er opnieuw etnische zuivering plaats in Darfoer. Dat heeft deels te maken met het terechte wantrouwen tegenover het Westen en zijn selectieve mensenrechtenbeleid.
Campagnes zoals Kony 2012, van de Amerikaanse ngo Invisible Children, kregen dan ook forse kritiek. Ze werden ervan beschuldigd – ook door mezelf – de lokale context te negeren en het white saviourism te reproduceren: westerlingen die zichzelf als redder van Afrikaanse slachtoffers presenteren, zonder lokale kennis of verankering.
De plaats van Palestina in het mondiale geweten
In het kielzog van dekoloniseringsbewegingen en Black Lives Matter ontstond een broodnodige herijking van ons denken over de rol van het Westen in het Globale Zuiden. De Palestijnse zaak is daarin een scherp symbool geworden van de blinde vlekken en hypocrisie van het Westen – denk aan de onvoorwaardelijke steun van de VS en Europa aan Israël.
Tegelijk zie je in veel Afrikaanse landen een groeiend verzet tegen neokoloniale bemoeienis. De protesten tegen de Franse invloed (‘Franceafrique’) in West-Afrika zijn daar een sprekend voorbeeld van. Kortom, we leven in een tijd waarin een bredere afrekening plaatsvindt met westers imperialisme, en waarin het Zuiden zijn stem opeist.
Maar dat heeft ook een keerzijde. Conflicten die niet netjes in dat kader passen – of waarin niet het Westen, maar andere machten zoals de Verenigde Arabische Emiraten of Rusland de hoofdrol spelen – krijgen minder aandacht. Solidariteit wordt selectief, gefilterd door ideologische brillen. Dat is wat Bultinck observeert met zijn uitspraak: ‘Gaza is in, Kiev is out.’
Worden we blind voor andere misdaden?
Er lijkt zich een nieuwe hiërarchie van verontwaardiging af te tekenen. Terwijl protest tegen westers (neo-)imperialisme terecht toeneemt, blijven de misdaden van andere machten – zoals de VAE in Soedan – relatief onderbelicht, of moeilijker ‘verkoopbaar’, zoals het Russisch imperialisme.
In een wereld waarin alles snel in kampen wordt verdeeld, botsen we op de grenzen van ons moreel kompas. De vraag is dus niet alleen waarom Oekraïne uit beeld verdwijnt op festivals, maar ook: waarom Soedan of Tigray nooit in beeld kwamen. En of we in deze context niet soms blind worden voor andere vormen van onderdrukking en geweld.
Kristof Titeca is hoogleraar aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid (IOB) aan de Universiteit Antwerpen en geassocieerd onderzoeker aan het Egmontinstituut in Brussel.