Jef Maes

‘Pensioenhervorming: wie verliest het meest, en wie houdt nog een klein voordeeltje?’

Jef Maes Auteur van 'Onze sociale zekerheid. Ervaringen en voorstellen'

Jef  Maes staat stil bij welke beroepsgroepen het meeste verloren in de pensioenhervorming van de regering-De Wever, en stelt de vraag waarom een aantal groepen met zeer zware arbeidsomstandigheden volledig uit de boot vielen.

Na het Zomerakkoord kan het bilan opgemaakt worden van de pensioenhervorming van de regering De Wever. Daarmee zal tegen 2070 meer dan 10 miljard euro of 1,8% bbp bespaard worden. Winnaars zijn er nauwelijks. Bijna iedereen verliest. Maar wie verliest het meest, en wie houdt nog een klein voordeeltje?

De grote verliezers

De ‘zware beroepen’ zijn de grootste verliezers. Dat die ‘zware beroepen’ niet zouden kunnen gedefinieerd worden, is larie en apekool. Zowel voor de privé als voor de openbare sector hebben sociale akkoorden ze afgelijnd, maar hier is totaal aan voorbij gegaan.

Voor de privésector zijn dat de ploeg- en nachtarbeiders, de bouwvakkers en de mensen die 40 jaar voltijds gewerkt hebben. Zij konden vanaf 60 op brugpensioen, maar dat is nu volledig afgeschaft. Ook al is algemeen bekend dat onregelmatige uurroosters ongezond zijn, toch vallen deze mensen voortaan onder de gewone pensioenregeling: 45 loopbaanjaren presteren voor een volledig pensioen, en een wettelijke pensioenleeftijd op 67 jaar. Voor sommige nachtarbeiders zal de vermindering van hun nachtpremie bovendien ook een fikse pensioenvermindering tot gevolg hebben.

Bij de openbare sector verliest het rijdend treinpersoneel nóg veel meer. Let op: ook deze mensen werken met zeer onregelmatige uurroosters. De ene dag moeten zij om 2 of 3 uur ’s nachts opstaan om de vroegste pendelaars te vervoeren, op andere dagen komen ze pas na middernacht thuis. Zij konden vanaf 55 met vervroegd pensioen. In de toekomst zullen zijn even lang moeten werken als iedereen. Bovendien zullen ze dat moeten doen voor véél minder pensioen, omdat dat – weliswaar geleidelijk – zal berekend worden op het loon van 45 jaar i.p.v. op het (hogere) loon van de laatste 10 jaar. Dat is ook de reden waarom de vervangingsratio (verhouding pensioen/vroeger inkomen) bij de ambtenaren zal dalen met liefst 12% tegen 2070.

Wie alles riskeert te verliezen, dat zijn de 180.000 langdurig werklozen die uit de sociale zekerheid gesloten worden. In de mate dat zij geen werk vinden – wat voor de 50.000 uitgesloten 50plussers sowieso moeilijk zal zijn –en niet op de ziekteverzekering terug vallen, komen ze terecht bij het OCMW. Daar bouw je geen enkel pensioenrecht meer op, zodat ze zullen moeten wachten tot hun 67’ste vooraleer terug te vallen op een schamel minimumpensioen.

Een primeur is dat bij deze hervormingen ook zieke mensen pensioenrechten zullen verliezen. Daar waar ziekte altijd ‘gelijkgesteld’ werd aan het laatste loon, zal ziekte voortaan niet meer mee tellen om aan de malus te ontsnappen of om vroeger op pensioen te kunnen. De ‘correctie’ die de regering hierop aankondigde, blijkt een onbegrijpelijk en nauwelijks soelaas brengend gedrocht te zijn.

Ook wie veel deeltijds werkte riskeert de pineut te worden. Als zij vervroegd op pensioen gaan, riskeren ze de ‘pensioenmalus’, die geleidelijk zal oplopen tot 5% per jaar dat men voor zijn 67 op pensioen gaat. Volgens het Planbureau zal de helft van de vrouwelijke werknemers onder deze malus vallen. Omdat ook het overlevings- en echtscheidingspensioen afgebouwd wordt, zal de vervangingsratio voor de vrouwen al tegen 2040 met 8,5% dalen, terwijl dat voor de mannen 6,9% zal zijn.

Dat tijdens deze legislatuur de pensioenen ook niet aangepast worden aan de welvaart, is ook één van de redenen waarom ook de vervangingsratio van de werknemers uit de privésector met meer dan 9% zal dalen. Let wel: bij deze berekening gaat het Planbureau ervan uit dat die welvaartsaanpassingen terug volledig en onverkort zullen toegepast worden vanaf 2029 tot en met 2070. Wat nog maar de vraag is, gezien de vele miljarden die nog moeten bespaard worden. België bengelt vandaag al aan de staart van het Europees peloton. Bij ons bedraagt het pensioen gemiddeld 48% van het vroeger inkomen, terwijl dat in de rest van Europa 61% bedraagt. Indien de welvaartsaanpassingen nog verder opgeschort worden onder de volgende regeringen is de catastrofe niet meer te overzien.

Kleine voordeeltjes

Vóór de eerste manifestatie van de vakbonden van 15 januari 2025 haastten alle onderhandelaars zich om te zeggen dat er nog niets beslist was, dat de manifestatie voorbarig was.

De onderwijssector mobiliseerde echter massaal, verschillende tienduizenden leerkrachten overspoelden de betoging die aanvankelijk maar mikte op 5.000 deelnemers. En kijk, de christendemocraten zorgden ervoor dat hun aantal loopbaanjaren toch nog met 1,025 zal verhoogd worden. Dat is de helft minder dan daarvoor, en ook hun pensioenbedrag zal in de toekomst drastisch verminderen, maar het is toch iets: zij zullen iets meer dan één jaar vroeger op pensioen kunnen gaan dan de andere mensen.

Wie ook opvallend aanwezig waren: de brandweerlui, de militairen en de postbodes. Op voordracht van de N-VA zullen deze ‘actieve diensten’ ook nog iets meer dan één jaar vroeger op pensioen kunnen gaan. De militairen zelfs tot twee jaar, en die krijgen ook een ferme loonopslag en bijkomende verlofdagen. Waar Vooruit en christendemocraten de zware pensioenbesparingen van op termijn meer dan 10 miljard euro moesten slikken, kon minister van Defensie Vrancken daarna Sint-Niklaas spelen en een sociaal akkoord afsluiten met de militaire vakbonden.

Wie er goed vanaf komt, dat zijn de zelfstandigen. Onder de vorige Vivaldiregering werd het pensioen van deze laatsten zodanig verhoogd, dat zelfs de OESO aandrong op een herstel van het evenwicht tussen pensioen en betaalde bijdragen. Hun minimumpensioen is quasi even hoog als hun officieel inkomen. Hun vervangingsratio zal door de besparingen echter slechts met 3% dalen, en aldus veruit de hoogste worden van alle beroepsgroepen.

Het door Vooruit geëiste recht op pensioen na 42 loopbaanjaren kan voor mensen die vanaf hun 18 à 20 jaar begonnen te werken rapper recht geven op vervroegd pensioen, en is wél een positieve maatregel, maar zou door de strenge voorwaarden – je moet elk jaar minsten ¾’de effectief gewerkt hebben – zou slechts 10% van de werknemers hiervan gebruik kunnen maken. De budgettaire kost van deze maatregel is volgens het Planbureau niet significant.

Jef Maes, 20 jaar lid geweest voor het ABVV in het beheerscomité pensioenen. Auteur van ‘Onze sociale zekerheid. Ervaringen en voorstellen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content