Vorige week werd in Gent een maatschappelijk werker tijdens een huisbezoek om het leven gebracht. Het nieuws sloeg in als een bom bij hulpverleners, en vele anderen, in heel Vlaanderen. Achter dit tragische incident schuilt een bredere problematiek: maatschappelijk werkers van het OCMW worden vandaag te vaak onvoorbereid en onvoldoende ondersteund in uiterst complexe situaties gestuurd.
Een maatschappelijk werker van het OCMW analyseert financiële en sociale situaties: recht op leefloon, schuldbemiddeling, toegang tot huisvesting, onderwijs of arbeid. Wie in het veld staat, weet dat cliënten zelden alleen met financiële problemen worstelen. Vaak gaat het om een kluwen van factoren zoals psychische kwetsbaarheid, intrafamiliaal geweld, verslaving, ziekte, isolement of een opeenstapeling van verlieservaringen.
De realiteit vandaag is dat maatschappelijk werkers dit vaak moeten aanpakken met te weinig tijd en zonder ruggensteun.
Alleen op de frontlinie
OCMW’s werken nog te vaak in een eenzijdige structuur. Maatschappelijk werkers staan er grotendeels alleen voor, zonder structurele toegang tot medische, psychische of ervaringsdeskundigheid. Signalen worden daardoor niet altijd opgepikt of gedeeld en er is geen ruimte om samen een geïntegreerd zorgplan uit te werken. Een maatschappelijk werker die tekenen ziet van een depressie of psychose kan meestal enkel doorverwijzen en hopen dat de cliënt elders hulp aanvaardt. Een thuiszorgmedewerker die dagelijks in een gezin komt waar kinderen verwaarloosd worden, draagt dat stille leed mee naar huis, maar mist expertise en ondersteuning. Iedereen doet zijn deel, maar niemand heeft overzicht.
Vermaatschappelijking zonder vangnet
De voorbije jaren werd fors geïnvesteerd in de afbouw van psychiatrische bedden en in de vermaatschappelijking van de zorg. De logica daarachter is juist: mensen zoveel mogelijk in de samenleving laten wonen en functioneren. Maar de noodzakelijke vangnetten en ondersteunende structuren groeiden onvoldoende mee. Waar Vlaamse en federale kaders uitbleven, zijn lokale besturen noodgedwongen zelf aan de slag gegaan. Het gevolg: maatschappelijk werkers, politie, buurtcentra en thuiszorgdiensten moeten de problemen opvangen, vaak zonder de middelen of expertise die daarvoor nodig zijn.
Investeren in ruggensteun
In Leuven investeren we al jaren bewust in die ruggensteun. We bouwden een inloophuis, Casa Clementina, uit met een multidisciplinair team waarin psychologische, medische en sociale expertise samenkomt. Zo proberen we zo vroeg mogelijk te stabiliseren en voorkomen we dat complexere situaties op de schouders van één hulpverlener terechtkomen.
Het wrange is dat dit model vandaag niet structureel gesubsidieerd wordt. Stad Leuven financiert dit project volledig zelf , vanuit de overtuiging dat dit noodzakelijk is om medewerkers én cliënten te beschermen. Maar eigenlijk zou elke dienst die in complexe situaties aan huis komt, zoals een OCMW, over zo’n multidisciplinaire ruggensteun moeten beschikken.
Tijd voor een plan
De dood van de maatschappelijk werker in Gent mag ons niet enkel verdrietig maken, maar moet ons wakker schudden. Wat we nodig hebben, is een interfederaal plan voor de aanpak van kwetsbare personen, waarin federale, Vlaamse én lokale krachten samenkomen. Dat plan moet alle relevante partners verbinden: van maatschappelijk werk en gezinszorg tot medische hulp, politiediensten, buurtwerk, inloophuizen en ziekenhuizen. Alleen zo kunnen we mensen tijdig en samen ondersteunen.
Alleen door die krachten te bundelen en te investeren in multidisciplinaire teams die maatschappelijk werkers ruggensteun geven, kunnen we vermijden dat tragedies zich herhalen. Dat is geen luxe, maar noodzaak. Want wie vandaag op huisbezoek gaat, weet dat een dossier zelden alleen over geld gaat. Het gaat over mensen die de weg kwijt zijn, over gezinnen waar wanhoop heerst, over levens die enkel opnieuw perspectief krijgen wanneer hulpverleners écht samen rond de tafel zitten.
De dood van deze maatschappelijk werker mogen we nooit als een tragisch voorval zien. Het is een wake-upcall. Voor meer samenwerking, meer ruggensteun, en meer waardering voor de hulpverleners die elke dag, vaak alleen, op de frontlinie staan.