‘ Deze hervorming van de leefloonberekening zal voor niets dan ellende zorgen’, schrijven schrijven Benaissa Nams en Caroline Van der Hoeven namens de Coalitie Humaan OCMW, het Belgian Minimum Income Network (BMIN) en het Platform Stop Statuut Samenwonende. ‘Maatschappelijk werkers hebben door hun opleiding veel meer expertise over armoede dan politici, maar toch zijn het politici die hen dicteren hoe ze hun werk moeten doen.’
Een nieuwe week, een nieuwe maatregel die uitkeringsgerechtigden pijn zal doen. Maandag kondigde minister van Maatschappelijke Integratie, Anneleen Van Bossuyt, aan dat OCMW’s bij het bepalen van een leefloon niet alleen rekening moeten houden met de bestaansmiddelen van partners van de aanvragers, maar ook met die van inwonende ouders, grootouders, meerderjarige (klein)kinderen, schoonouders, -zonen en -dochters.
De minister wil met deze wijziging een paar uitzonderlijke gevallen aanpakken waarin gezinnen meerdere leeflonen combineren. Naar een groot publiek klinkt zo’n streng beleid goed, maar in de praktijk zal dit het leven van veel mensen in een kwetsbare positie onmogelijk maken. Bovendien holt het de job van maatschappelijk werker van het OCMW nog verder uit.
Neem het volgende voorbeeld: Suzanne zit al enkele jaren vast in een relatie met een gewelddadige partner. Met het beperkte inkomen van haar deeltijdse job kan ze nergens huur betalen. Haar vader Erik is maar wat blij dat hij zijn dochter enkele maanden in huis kan nemen. Vroeger kon dat, maar door minister Van Bossuyt zal hij via een vermindering of zelfs verlies van zijn leefloon financieel afgestraft worden als hij zijn dochter helpt.
Toegegeven, OCMW’s kunnen uitzonderingen inroepen om gezondheids- en billijkheidsredenen. Alleen moet de bevoegde maatschappelijk werker dan de concrete feiten en redenen opgeven net als de gehanteerde berekeningsmethode. Negen op de tien maatschappelijk werkers zeggen dat ze vandaag al te weinig tijd hebben voor begeleiding. Extra administratie erbij is simpelweg onmogelijk.[1] Bovendien is het maar de vraag of lokale overheden die steeds vaker op zwart zaad zitten, die uitzonderingen willen bekostigen.
Maatschappelijk werkers hebben door hun opleiding veel meer expertise over armoede dan politici, maar toch zijn het politici die hen dicteren hoe ze hun werk moeten doen. Op die manier verwordt maatschappelijk werk tot een administratief beroep waar enkel opgelegde regeltjes uitgevoerd moeten worden.
Drie samenwerkingsverbanden, over de taalgrens heen, maken zich hier grote zorgen over: de Coalitie Humaan OCMW, het Belgian Minimum Income Network (BMIN) en het Platform Stop Statuut Samenwonende. Collectieven die armoedebestrijdingsorganisaties met vakbonden, mutualiteiten, beroepsverenigingen van maatschappelijk werkers in OCMW’s en andere middenveldorganisaties verenigen.
De administratieve overlast is een belangrijke reden waarom OCMW’s het steeds moeilijker hebben om hun vacatures ingevuld te krijgen. Maatschappelijk werkers willen doen waar ze voor opgeleid zijn: de grond- en mensenrechten garanderen van diegenen voor wie ze werken, niet hen controleren en sanctioneren.
Nog meer dan de maatschappelijk werkers zijn leefloongerechtigden de grootste dupe van deze maatregel. Het voorbeeld van Suzanne en Erik geeft al aan dat dit beleid de levensbelangrijke keuzevrijheid van mensen in een kwetsbare positie in het gedrang brengt. Zeker voor een aantal vrouwen mag je die uitdrukking letterlijk nemen.
Maar ook in gezinnen die niet onder partnergeweld gebukt gaan, zal deze hervorming van de leefloonberekening voor niets dan ellende zorgen. Naast de inperking van het leefloon dreigen immers ook sociale voordelen, zoals de kinderbijslagen, op het hakblok te belanden met behulp van een centraal register en de invoering van een uitkeringenplafond.
Deze kinderbijslagen zorgden er tot nu toe voor dat veel gezinnen toch een menswaardig inkomen hadden. Want let wel: het leefloon is in België te laag om op een deftige manier rond te komen. Een studie van de FOD Sociale Zekerheid geeft aan dat het leefloon voor een koppel met kinderen amper aan 70 procent van de Europese armoedegrens komt. Ethisch is dat natuurlijk onaanvaardbaar, maar ook arbeidsmarktgericht is dit zeer kortzichtig beleid. Als je mensen de middelen ontzegt om in zichzelf te investeren, zal het enkel moeilijk worden om hen naar duurzaam werk toe te leiden.
Nu zou je kunnen beweren dat in budgettair krappe tijden de tering naar de nering gezet moet worden: als je er dan nog van uitgaat van de beperkte logica dat sociaal beleid een kost en geen investering is, zou de nieuwe berekeningsmethode van het leefloon aannemelijk zijn? Maar zelfs die vlieger gaat niet op. Het kabinet van Van Bossuyt geeft toe dat het geen zicht heeft op hoeveel deze maatregel uitspaart. De hervorming van de leefloonberekenig is dus louter een ideologische beslissing.
De Coalitie Humaan OCMW, het BMIN-netwerk en het Platform Stop Statuut Samenwonende vinden dat leefloongerechtigden, maatschappelijk werkers en eigenlijk onze hele samenleving beter verdienen dan een beleid dat wantrouwen boven menselijkheid zet … zelfs in tijden waarbij tendentieuze en stigmatiserende “documentaires” als die van Christophe Deborsu de Wetstraat beheersen. We roepen minister Van Bossuyt dan ook op om deze beslissing terug te draaien. Iedereen wint erbij als het leefloon een springplank is en geen uitsluitingsmechanisme.
Benaissa Nams en Caroline Van der Hoeven schrijven deze opinie namens de Coalitie Humaan OCMW, het BMIN-netwerk en het Platform Stop Statuut Samenwonende. Dat zijn drie samenwerkingsverbanden die over de taalgrens heen de handen in elkaar slaan van armoedeverenigingen, maatschappelijk werkers en vakbonden.