Jurist Thomas Piot vreest dat de afschaffing van de Senaat een precedent schept: als je zonder veel weerstand een kamer kunt schrappen die deelstaatdialoog belichaamt, wat belet je dan om straks de hele federale logica overboord te gooien?
Premier Bart De Wever heeft een symbooldossier binnengehaald dat al jaren op zijn verlanglijstje stond: de afschaffing van de Senaat. De vereiste tweederdemeerderheid voor die afschaffing moet hij weliswaar nog bijeensprokkelen, maar binnen de federale regering bestaat alvast eensgezindheid.
Ik ben niet verbaasd dat het een van zijn eerste wapenfeiten is. Triomfantelijk presenteert hij het als een bestuurlijke efficiëntiewinst, als een noodzakelijke opkuis van institutioneel ballast. Maar terwijl de champagnekurken in de Wetstraat knalden, zat ik met een zwaar gevoel in de maag.
Want constitutioneel bekeken is dit geen besparingsmaatregel, maar een vergissing van historische omvang.
Laat mij duidelijk zijn: de Belgische federale structuur is verre van perfect. Ze is complex, soms nodeloos omslachtig, en meer dan eens het product van communautaire compromissen die geen schoonheidsprijs verdienen. Maar in die breekbare constructie vervult de Senaat — ook in zijn uitgeholde vorm sinds 2014 — nog steeds een onmisbare rol: die van institutionele schakel tussen de federale staat en de deelstaten.
Dat de Senaat vandaag geen wetgevende macht meer heeft, wordt vaak aangehaald als bewijs van zijn overbodigheid. Maar dat is een misvatting.
Zijn betekenis ligt niet langer in het stemmen van wetten, maar in het vervullen van een federale belofte: dat ook de deelstaten hun stem kunnen laten horen in het nationale debat, dat overleg tussen niveaus geïnstitutionaliseerd wordt, dat federale besluitvorming niet losgezongen raakt van de territoriale realiteit.
Een federatie zonder structurele deelstaatparticipatie is als een brug zonder pijlers. Je kunt er misschien even over wandelen, maar vroeg of laat zakt ze in elkaar. In mijn academisch onderzoek heb ik aangetoond dat democratische legitimiteit in een federale context tweeledig is: je vertegenwoordigt de burger, én je vertegenwoordigt de deelstaat.
Door het ene te behouden en het andere te schrappen, ondermijn je het evenwicht dat een federatie geloofwaardig maakt.
De Wever mag dan wel pronken met zijn afschaffing als een daad van daadkracht — in werkelijkheid is het een stap richting centralisering, richting politieke stilstand in plaats van dialoog, richting een federale besluitvorming die de regio’s enkel nog informeel “mag consulteren”. Wat overblijft is een federatie op papier, zonder institutioneel verankerde federale geest.
Bovendien vrees ik dat deze afschaffing een precedent schept: als je zonder veel weerstand een kamer kunt schrappen die deelstaatdialoog belichaamt, wat belet je dan om straks de hele federale logica overboord te gooien? De Senaat was geen hindernis, maar een rem. En soms is een rem net wat je nodig hebt om te voorkomen dat je van de grondwettelijke afgrond dondert.
Dus nee, ik zal het nooit een hervorming noemen. Voor mij is het een amputatie. En zoals vaak bij amputaties, voel je pas wat je mist wanneer het te laat is.
Thomas Piot is 22-jarige jurist met een specialisatie in grondwettelijk recht, verbonden aan de Universiteit Antwerpen