De Kamercommissie Sociale Zaken heeft zaterdagochtend rond 4.00 uur na een debat van bijna vijftien uur in eerste lezing het licht op groen gezet voor de beperking van de werkloosheid in de tijd. Sophie Thémont (PS) heeft om een tweede lezing gevraagd
De commissie Sociale Zaken debatteerde de voorbije week over de programmawet van de federale regering, meer bepaald over het luik werk. Veruit de belangrijkste hervorming die de regering daarmee op poten wil zetten is die van de werkloosheidsuitkering. Als alles op tijd gestemd raakt, is die uitkering vanaf 1 januari 2026 niet langer onbeperkt in de tijd, maar begrensd tot twee jaar.
Na overleg met de gewesten, sociale partners en OCMW’s gaat de hervorming in eerste instantie in voor de zowat 25.000 mensen die al langer dan 20 jaar werkloos zijn. Vanaf 1 maart volgen de 42.500 personen die al langer dan 8 jaar geen job hebben, op 1 april volgen de 45.000 anderen. Op 1 juli volgt dan nog een tweede golf van 60.000 mensen. In totaal verliezen zo 180.000 Belgen volgend jaar hun werkloosheidsuitkering, goed voor een besparing van een kleine 2 miljard euro.
Van de ruim 180.000 betrokken Belgen woont 46 procent in Wallonië, 31 procent in Vlaanderen en 22 procent in Brussel. De Duitstalige gemeenschap is goed voor 0,5 procent. Bijna de helft van de totale groep (48 procent) geldt als “weinig geschoold”. De hervorming zal meer mannen dan vrouwen treffen – 54 tegenover 46 procent.
Zoals bekend tellen de grootsteden het grootste aantal werklozen die hun uitkering zullen verliezen: voor Antwerpen gaat het om 10.123 mensen, voor Brussel-stad 7.825 en voor Luik 7.791. In Charleroi is het grootste aantal mensen terug te vinden dat vanaf 1 januari 2026 zijn uitkering verliest (1.602).
Voor een aantal categorieën werklozen heeft de regering een uitzondering voorzien. Het gaat onder meer om werklozen die het werk minstens halftijds hervatten en daarvoor een inkomensgarantieuitkering ontvangen. Kunstenaars behouden hun eigen statuut en werkloosheidssysteem. Periodes van ziekte tellen niet mee in de berekening van de twee jaar. Wie na een eerste periode van twee jaar werkloosheid opnieuw een volledige periode van twee jaar een uitkering wil kunnen krijgen, moet eerst opnieuw vijf jaar werken.
Het luik werk in de programmawet is niet beperkt tot de beperking van de werkloosheid in de tijd alleen. Zo voorziet het ontwerp vanaf 1 juli ook een recht van vier maanden ouderschapsverlof voor langdurige pleegouders.
Even zag het er vrijdag naar uit dat de Kamer de behandeling van het wetsontwerp zou moeten opschorten. De Brusselse Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vreest een overrompeling van de OCMW’s omdat veel werklozen terug zouden vallen op een leefloon en diende een belangenconflict in, maar dat bleek na analyse van de Kamer niet ontvankelijk.
Tijdens het debat gaf minister van Werk David Clarinval antwoord op vragen van verschillende Kamerleden, onder wie Vincent Van Quickenborne (Open Vld), die vier uur lang aan het woord was, maar ook Sofie Merckx (PVDA) en Sarah Schlitz (Ecolo).
Minister Clarinval verduidelijkte dat er een systeem komt voor gegevensuitwisseling tussen de RVA, de Gewesten en de OCMW’s. Verder beloofde hij ook dat de financiële compensatie voor de OCMW’s “substantieel en voldoende” zal zijn “vanaf 2026” zonder verdere details te verschaffen.
De hervorming moet nu nog in tweede lezing en nadien door de voltallige Kamer worden gestemd. Het is de bedoeling om dat nog voor de zomervakantie te doen. Dinsdag kreeg het fiscale luik van de programmawet al groen licht in de bevoegde Kamercommissie.
De inwerkingtreding van de beperking van de werkloosheid in de tijd kan volgens de wet wel pas gebeuren nadat de regering daartoe een Koninklijk Besluit uitvaardigt. Op vraag van meerderheidspartij Vooruit is de hervorming gekoppeld aan de meerwaardebelasting op financiële activa. De regering discussieert nog over hoe die er precies moet uitzien.