Ambtenaren moeten straks langer wachten voor ze met vervroegd pensioen kunnen. Maar de federale regering voorziet in een gunstregime voor onder meer onderwijspersoneel, agenten en brandweerlieden.
Dat blijkt uit een nota die De Tijd kon inkijken.
In de grondige hervorming van het pensioenstelsel die de federale regering-De Wever plant, mikt ze op een harmonisatie van de wettelijke pensioenen. Daarbij worden ambtenaren grotendeels aan dezelfde regels onderworpen als werknemers en zelfstandigen. In dat opzicht trekt de regering nu de regels om met vervroegd pensioen te kunnen gelijk. Dat blijkt uit het zomerakkoord van begin deze week.
In dat akkoord is beslist dat statutaire ambtenaren in de toekomst niet eerder met vervroegd pensioen kunnen gaan dan werknemers, zelfstandigen of contractuele ambtenaren. Al zijn er nog altijd grote groepen die een uitzondering krijgen.
Er was in het regeerakkoord al afgesproken om het gunstige pensioenregime voor ambtenaren – waarbij een loopbaanjaar werd vermenigvuldigd met 1,05 en ambtenaren met pensioen konden na 40 loopbaanjaren in plaats van 42 – af te bouwen. Dat wordt ook bevestigd in het zomerakkoord.
Maar er blijft wel een uitzondering voor ‘actieve diensten’, zoals loodsen en luchtverkeersleiders, politie, brandweer en het onderwijs (al valt het hoger onderwijs daar niet onder).
‘Voor die groepen wordt de coëfficiënt van 1,05 vanaf 2027 afgebouwd met 0,005 per jaar tot 1,025 vanaf 2032’, valt te horen. Dat komt erop neer dat ze na 41 loopbaanjaren met vervroegd pensioen kunnen. Voor militairen wordt gewerkt met een ’tijdsbonificatie’. Die kent – onder bepaalde voorwaarden – extra dienstjaren toe, zodat ook zij sneller met vervroegd pensioen kunnen.