Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

© iStock
Ewald Pironet

De regering-Michel heeft niet gezorgd voor de noodzakelijke pensioenhervorming. Dat wordt dus een dringende opdracht voor de volgende regering. De Gentse arbeidseconoom Stijn Baert lanceert tien concrete voorstellen.

Nee, Stijn Baert, arbeidseconoom aan de Universiteit Gent, is niet het type dat een blad voor de mond neemt. ‘Voor de pensioenen is dit de regering van gemiste kansen’, zegt hij ferm. ‘Je kunt het niet los zien van pensioenminister Daniel Bacquelaine (MR), die zich gedraagt als een legergeneraal die maar één tactiek heeft: “Terugtrekken!” Na het optrekken van de pensioenleeftijd tot 67 jaar zei hij dat hij al tevreden zou zijn als 10 à 15 procent van de Belgen die leeftijdsgrens zou halen. Wat wil je dan?’

De regering van Charles Michel (MR) heeft op het vlak van de pensioenen het regeerakkoord niet uitgevoerd, en dus wordt de hervorming een werkje voor de volgende ploeg. Het einddoel is daarbij duidelijk. ‘Een grondige pensioenhervorming moet steunen op drie uitgangspunten’, zegt Baert. ‘Pensioenen moeten een waardige oude dag mogelijk maken, ze moeten betaalbaar zijn, en ze moeten een hogere werkzaamheidsgraad stimuleren. Dat laatste is noodzakelijk om ook andere onderdelen van de sociale zekerheid overeind te houden, zodat België een welvaartsstaat blijft.’

Pensioenminister Daniel Bacquelaine gedraagt zich als een legergeneraal die maar één tactiek heeft: “Terugtrekken!”

Baert haalt de recentste cijfers van Eurostat over de werkzaamheidsgraad boven. België scoort daarin bijzonder slecht. ‘Bij de groep 50- tot 64-jarigen is in België 60 procent aan het werk. Het gemiddelde in de Europese Unie is 66 procent, in Nederland 72 procent en in Duitsland zelfs 76 procent. Als we kijken naar de laaggeschoolden tussen de 50 en de 64 jaar zijn onze cijfers nog dramatischer. In ons land werkt daarvan slechts 40 procent, terwijl het EU-gemiddelde 50 procent is – in Duitsland en Nederland is dat 58 procent. België zou op beide fronten toch minstens het Europese gemiddelde moeten halen. En het is geen Vlaams-Waals probleem, want in álle provincies liggen de werkzaamheidsgraadcijfers laag.’

Baert tovert ook nog OESO-cijfers tevoorschijn. Daaruit blijkt dat in België een waardige oude dag problematisch is omdat de vervangingsratio (het percentage van het laatst verdiende loon dat je als pensioen krijgt) tussen de 50 en de 70 procent ligt, terwijl het Europese gemiddelde tussen de 70 en de 80 procent zit. Baert: ‘We betalen wel veel belastingen, maar daar staan geen navenante pensioenen tegenover. Opvallend is trouwens dat de vervangingsratio lager ligt bij de lagere inkomenscategorieën dan bij degenen met een gemiddeld inkomen, terwijl je zou verwachten dat net daar de solidariteit het sterkst zou spelen.’

Veel werk aan de winkel, dus. Op verzoek van Knack formuleert Baert daarom 10 concrete voorstellen om de volgende regering op weg te zetten.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Stijn Baert

– 1983: geboren in Lokeren

– 2006: diploma burgerlijk ingenieur (UGent)

– 2008: diploma economie (UGent)

– Professor: aan de UGent en UAntwerpen

– Gespecialiseerd: in arbeidseconomie

9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

Baert: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als je tussen je 25e en 50e jaar vaak werkloos of inactief bent geweest, de kans veel lager is dat je na je 50e nog aan de slag bent. We hebben er dus alle belang bij dat iedereen voor zijn 50e zo veel mogelijk aan de slag is. Natuurlijk moet in bepaalde periodes van een leven een viervijfdebaan mogelijk zijn, maar we moeten werken zo aanlokkelijk mogelijk maken. Werken moet op alle leeftijden meer opleveren dan niet werken.

We hebben een pensioenminister met dadendrang en gewicht nodig. Zeg maar: een Dehaene.

Om dat te bereiken, moet er een reeks hervormingen worden doorgevoerd. Er is nu al beslist om de werkloosheidsuitkering sterker te laten dalen naarmate men langer werkloos is, zodat een werkloze meer wordt geprikkeld om werk te zoeken. Je moet ook lastenverlagingen invoeren, specifiek voor de laagste lonen. Je moet investeren in kinderopvang, zodat jonge ouders hun kind makkelijker en goedkoper naar een crèche kunnen brengen. Nu liggen die vaak te ver uit de buurt of zijn ze te duur, waardoor een ouder sneller zal besluiten om zelf voor het kind te zorgen in plaats van te gaan werken. Er moeten dus algemene maatregelen genomen worden om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dat kan niet los worden gezien van de pensioenhervorming.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

8. Versoepel de koppeling van lonen aan anciënniteit

Baert: Vandaag krijgt een werknemer meer loon naargelang zijn aantal jaren dienst. Dat het loon in de eerste jaren van je carrière stijgt, is logisch, maar op een bepaald moment stijgt je productiviteit niet meer, terwijl je loon wel blijft stijgen. Dan ontstaat er een probleem, want de werkgever maakt zijn rekening: wat kost een werknemer mij, en wat brengt hij op? Dat speelt in het nadeel van de oudere werknemers, doordat de lonen gekoppeld zijn aan de anciënniteit.

Die koppeling is ook in de regering-Michel ter sprake gekomen. Minister Peeters zegt altijd dat hij aan de vakbonden en werkgevers heeft gevraagd om tot een onderhandelde oplossing te komen. Maar ik hoor van werkgevers dat de bonden er niet over willen praten, en dat de regering het moet oplossen. Iedereen wijst naar iedereen, en er gebeurt niets.

De koppeling van de lonen aan de anciënniteit is een thema waarover werkgevers en vakbonden het nooit eens zullen raken. Daarom vind ik dat de regering zélf een voorstel moet uitwerken. Ook hier een position switch, dus. De sociale partners kunnen dan tegen een bepaalde datum met een verbeterd voorstel komen. Als ze daar niet in slagen, wordt het regeringsvoorstel van kracht. Dat de loonstijging aan het eind van een carrière wordt afgezwakt, lijkt me evident. Het gaat ook hand in hand met de gedachte van werkbaar werk: oudere werknemers moeten bijvoorbeeld van een stressvolle job kunnen overstappen naar een meer coachende functie.


9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

Baert: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als je tussen je 25e en 50e jaar vaak werkloos of inactief bent geweest, de kans veel lager is dat je na je 50e nog aan de slag bent. We hebben er dus alle belang bij dat iedereen voor zijn 50e zo veel mogelijk aan de slag is. Natuurlijk moet in bepaalde periodes van een leven een viervijfdebaan mogelijk zijn, maar we moeten werken zo aanlokkelijk mogelijk maken. Werken moet op alle leeftijden meer opleveren dan niet werken.

We hebben een pensioenminister met dadendrang en gewicht nodig. Zeg maar: een Dehaene.

Om dat te bereiken, moet er een reeks hervormingen worden doorgevoerd. Er is nu al beslist om de werkloosheidsuitkering sterker te laten dalen naarmate men langer werkloos is, zodat een werkloze meer wordt geprikkeld om werk te zoeken. Je moet ook lastenverlagingen invoeren, specifiek voor de laagste lonen. Je moet investeren in kinderopvang, zodat jonge ouders hun kind makkelijker en goedkoper naar een crèche kunnen brengen. Nu liggen die vaak te ver uit de buurt of zijn ze te duur, waardoor een ouder sneller zal besluiten om zelf voor het kind te zorgen in plaats van te gaan werken. Er moeten dus algemene maatregelen genomen worden om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dat kan niet los worden gezien van de pensioenhervorming.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

8. Versoepel de koppeling van lonen aan anciënniteit

7. Neem leeftijdsdiscriminatie ernstig

Baert: Politici en journalisten hebben het meestal over etnische of genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt, maar uit onderzoek blijkt dat een ander soort discriminatie minstens even groot is: de leeftijdsdiscriminatie. Die wordt vaak over het hoofd gezien. De leeftijdsdiscriminatie start ook veel vroeger dan meestal wordt gedacht. Iemand van 44 jaar blijkt al veel minder op jobgesprek te worden uitgenodigd dan iemand van 38 jaar met dezelfde kwaliteiten. En iemand van 50 jaar nog minder.

Daar moeten we iets aan doen. Want we vinden dat mensen langer moeten werken, zodat we hun minder vroeg pensioen hoeven uit te betalen en zodat ze langer kunnen bijdragen aan de financiering van het systeem. Maar als een 44- of 50-jarige ontslagen wordt, moet hij of zij wel nieuw werk vinden.

Dat er gediscrimineerd wordt op basis van leeftijd is een feit, maar we zijn nog aan het onderzoeken waaróm. Misschien heeft het gewoon te maken met voorkeuren: het zou kunnen dat werkgevers, collega’s en klanten liever omgaan met jonge mensen. Zelf denk ik eerder dat de individuele 50-plusser afgerekend wordt op de groepskenmerken van de 50-plusser: hij is duurder, minder flexibel, minder gemotiveerd enzoverder.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Hoe dan ook moet leeftijdsdiscriminatie worden aangepakt. Dat kan door praktijktests, maar dan niet op de complexe manier zoals ze nu door minister van Werk Kris Peeters (CD&V) zijn ingevoerd. Het volstaat in elk geval niet om – zoals nu al het geval is – leeftijdsdiscriminatie bij wet te verbieden: je moet ze ook constateren én bestraffen. Anders zou het net zijn alsof je snelheidsovertredingen strafbaar maakt maar geen flitscamera’s installeert.

Je zou ook op sectorniveau kunnen nagaan of er gediscrimineerd wordt, en de sectoren erop wijzen als het niet goed gaat. Als zelfregulering niet helpt, zou je voor die sectoren kunnen denken aan quota – hoewel ik daar in principe tegen ben. Als je voor leeftijd, afkomst, gender enzoverder allemaal quota invoert, loop je vast.


8. Versoepel de koppeling van lonen aan anciënniteit

Baert: Vandaag krijgt een werknemer meer loon naargelang zijn aantal jaren dienst. Dat het loon in de eerste jaren van je carrière stijgt, is logisch, maar op een bepaald moment stijgt je productiviteit niet meer, terwijl je loon wel blijft stijgen. Dan ontstaat er een probleem, want de werkgever maakt zijn rekening: wat kost een werknemer mij, en wat brengt hij op? Dat speelt in het nadeel van de oudere werknemers, doordat de lonen gekoppeld zijn aan de anciënniteit.

Die koppeling is ook in de regering-Michel ter sprake gekomen. Minister Peeters zegt altijd dat hij aan de vakbonden en werkgevers heeft gevraagd om tot een onderhandelde oplossing te komen. Maar ik hoor van werkgevers dat de bonden er niet over willen praten, en dat de regering het moet oplossen. Iedereen wijst naar iedereen, en er gebeurt niets.

De koppeling van de lonen aan de anciënniteit is een thema waarover werkgevers en vakbonden het nooit eens zullen raken. Daarom vind ik dat de regering zélf een voorstel moet uitwerken. Ook hier een position switch, dus. De sociale partners kunnen dan tegen een bepaalde datum met een verbeterd voorstel komen. Als ze daar niet in slagen, wordt het regeringsvoorstel van kracht. Dat de loonstijging aan het eind van een carrière wordt afgezwakt, lijkt me evident. Het gaat ook hand in hand met de gedachte van werkbaar werk: oudere werknemers moeten bijvoorbeeld van een stressvolle job kunnen overstappen naar een meer coachende functie.


9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

Baert: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als je tussen je 25e en 50e jaar vaak werkloos of inactief bent geweest, de kans veel lager is dat je na je 50e nog aan de slag bent. We hebben er dus alle belang bij dat iedereen voor zijn 50e zo veel mogelijk aan de slag is. Natuurlijk moet in bepaalde periodes van een leven een viervijfdebaan mogelijk zijn, maar we moeten werken zo aanlokkelijk mogelijk maken. Werken moet op alle leeftijden meer opleveren dan niet werken.

We hebben een pensioenminister met dadendrang en gewicht nodig. Zeg maar: een Dehaene.

Om dat te bereiken, moet er een reeks hervormingen worden doorgevoerd. Er is nu al beslist om de werkloosheidsuitkering sterker te laten dalen naarmate men langer werkloos is, zodat een werkloze meer wordt geprikkeld om werk te zoeken. Je moet ook lastenverlagingen invoeren, specifiek voor de laagste lonen. Je moet investeren in kinderopvang, zodat jonge ouders hun kind makkelijker en goedkoper naar een crèche kunnen brengen. Nu liggen die vaak te ver uit de buurt of zijn ze te duur, waardoor een ouder sneller zal besluiten om zelf voor het kind te zorgen in plaats van te gaan werken. Er moeten dus algemene maatregelen genomen worden om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dat kan niet los worden gezien van de pensioenhervorming.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

7. Neem leeftijdsdiscriminatie ernstig

6. Laat de pensioenleeftijd stijgen met de gezonde levensverwachting

Baert: Vandaag wordt gezegd dat we tot ons 67e zullen moeten werken, na een bepaalde loopbaanduur. Als we een pensioenhervorming willen die 20 of zelfs 30 jaar meegaat en bestand is tegen de stijgende vergrijzingskosten, dan moeten die leeftijd en loopbaanduur mee evolueren met de levensverwachting. De Pensioencommissie stelt dat ook voor: als de mensen in de toekomst nog ouder worden, zullen ze nog langer moeten werken. Ik zou liever zien dat we de pensioenleeftijd koppelen aan de gezonde levensverwachting, het aantal jaren dat men gemiddeld nog in goede gezondheid te leven heeft. De automatische stijging van de pensioenleeftijd met de gezonde leeftijdsverwachting zou ik óók laten gelden voor de mensen die nu op lagere leeftijd dan 67 jaar, dankzij een lange loopbaanduur, met pensioen mogen gaan: als de gezonde levensduur stijgt, zal hun pensioenleeftijd ook stijgen.

De ambtenaren zullen het niet graag horen, maar is hun hogere pensioen nog te verdedigen? Dat is niet langer het geval.

Het vaststellen van de gezonde levensverwachting is misschien niet makkelijk, maar er bestaan studies over, en het wordt al in verscheidene landen gedaan. Dat moet dus mogelijk zijn. In elk geval verkies ik een imperfecte maatstaf voor de gezonde levensverwachting boven de perfecte levensverwachting. Dat ik zo hamer op de gezonde levensverwachting past in mijn streven naar een menswaardig pensioen. We moeten ervoor zorgen dat mensen de jaren dat ze met pensioen zijn waardig kunnen doorbrengen. Dat betekent dat we moeten kijken naar het aantal jaren pensioen in goede gezondheid.

Ik besef wel dat dit een zwaardere last zal zijn voor de begroting, want de gezonde levensverwachting stijgt minder sterk dan de levensverwachting. Anders gezegd: we worden wel ouder, maar niet alle jaren die erbij komen zijn ook gezonde jaren. Als we de pensioenleeftijd dus laten stijgen met de gezonde levensverwachting in plaats van met de levensverwachting zal de overheid meer aan pensioenen moeten uitgeven. Dat is een consequentie van een menswaardig pensioenbeleid.


7. Neem leeftijdsdiscriminatie ernstig

Baert: Politici en journalisten hebben het meestal over etnische of genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt, maar uit onderzoek blijkt dat een ander soort discriminatie minstens even groot is: de leeftijdsdiscriminatie. Die wordt vaak over het hoofd gezien. De leeftijdsdiscriminatie start ook veel vroeger dan meestal wordt gedacht. Iemand van 44 jaar blijkt al veel minder op jobgesprek te worden uitgenodigd dan iemand van 38 jaar met dezelfde kwaliteiten. En iemand van 50 jaar nog minder.

Daar moeten we iets aan doen. Want we vinden dat mensen langer moeten werken, zodat we hun minder vroeg pensioen hoeven uit te betalen en zodat ze langer kunnen bijdragen aan de financiering van het systeem. Maar als een 44- of 50-jarige ontslagen wordt, moet hij of zij wel nieuw werk vinden.

Dat er gediscrimineerd wordt op basis van leeftijd is een feit, maar we zijn nog aan het onderzoeken waaróm. Misschien heeft het gewoon te maken met voorkeuren: het zou kunnen dat werkgevers, collega’s en klanten liever omgaan met jonge mensen. Zelf denk ik eerder dat de individuele 50-plusser afgerekend wordt op de groepskenmerken van de 50-plusser: hij is duurder, minder flexibel, minder gemotiveerd enzoverder.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Hoe dan ook moet leeftijdsdiscriminatie worden aangepakt. Dat kan door praktijktests, maar dan niet op de complexe manier zoals ze nu door minister van Werk Kris Peeters (CD&V) zijn ingevoerd. Het volstaat in elk geval niet om – zoals nu al het geval is – leeftijdsdiscriminatie bij wet te verbieden: je moet ze ook constateren én bestraffen. Anders zou het net zijn alsof je snelheidsovertredingen strafbaar maakt maar geen flitscamera’s installeert.

Je zou ook op sectorniveau kunnen nagaan of er gediscrimineerd wordt, en de sectoren erop wijzen als het niet goed gaat. Als zelfregulering niet helpt, zou je voor die sectoren kunnen denken aan quota – hoewel ik daar in principe tegen ben. Als je voor leeftijd, afkomst, gender enzoverder allemaal quota invoert, loop je vast.


8. Versoepel de koppeling van lonen aan anciënniteit

Baert: Vandaag krijgt een werknemer meer loon naargelang zijn aantal jaren dienst. Dat het loon in de eerste jaren van je carrière stijgt, is logisch, maar op een bepaald moment stijgt je productiviteit niet meer, terwijl je loon wel blijft stijgen. Dan ontstaat er een probleem, want de werkgever maakt zijn rekening: wat kost een werknemer mij, en wat brengt hij op? Dat speelt in het nadeel van de oudere werknemers, doordat de lonen gekoppeld zijn aan de anciënniteit.

Die koppeling is ook in de regering-Michel ter sprake gekomen. Minister Peeters zegt altijd dat hij aan de vakbonden en werkgevers heeft gevraagd om tot een onderhandelde oplossing te komen. Maar ik hoor van werkgevers dat de bonden er niet over willen praten, en dat de regering het moet oplossen. Iedereen wijst naar iedereen, en er gebeurt niets.

De koppeling van de lonen aan de anciënniteit is een thema waarover werkgevers en vakbonden het nooit eens zullen raken. Daarom vind ik dat de regering zélf een voorstel moet uitwerken. Ook hier een position switch, dus. De sociale partners kunnen dan tegen een bepaalde datum met een verbeterd voorstel komen. Als ze daar niet in slagen, wordt het regeringsvoorstel van kracht. Dat de loonstijging aan het eind van een carrière wordt afgezwakt, lijkt me evident. Het gaat ook hand in hand met de gedachte van werkbaar werk: oudere werknemers moeten bijvoorbeeld van een stressvolle job kunnen overstappen naar een meer coachende functie.


9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

Baert: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als je tussen je 25e en 50e jaar vaak werkloos of inactief bent geweest, de kans veel lager is dat je na je 50e nog aan de slag bent. We hebben er dus alle belang bij dat iedereen voor zijn 50e zo veel mogelijk aan de slag is. Natuurlijk moet in bepaalde periodes van een leven een viervijfdebaan mogelijk zijn, maar we moeten werken zo aanlokkelijk mogelijk maken. Werken moet op alle leeftijden meer opleveren dan niet werken.

We hebben een pensioenminister met dadendrang en gewicht nodig. Zeg maar: een Dehaene.

Om dat te bereiken, moet er een reeks hervormingen worden doorgevoerd. Er is nu al beslist om de werkloosheidsuitkering sterker te laten dalen naarmate men langer werkloos is, zodat een werkloze meer wordt geprikkeld om werk te zoeken. Je moet ook lastenverlagingen invoeren, specifiek voor de laagste lonen. Je moet investeren in kinderopvang, zodat jonge ouders hun kind makkelijker en goedkoper naar een crèche kunnen brengen. Nu liggen die vaak te ver uit de buurt of zijn ze te duur, waardoor een ouder sneller zal besluiten om zelf voor het kind te zorgen in plaats van te gaan werken. Er moeten dus algemene maatregelen genomen worden om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dat kan niet los worden gezien van de pensioenhervorming.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

6. Laat de pensioenleeftijd stijgen met de gezonde levensverwachting

5. Breng de pensioenstelsels dichter bij elkaar

Baert: Werknemers, zelfstandigen en ambtenaren krijgen vandaag een pensioen dat op een totaal andere manier wordt berekend. Voor een werknemer wordt naar de hele carrière gekeken, voor een ambtenaar naar de laatste tien jaar van de loopbaan, en voor zelfstandigen wordt met een basisbedrag gewerkt. Daardoor lopen de pensioenbedragen enorm uiteen. De basisprincipes zouden voor iedereen dezelfde moeten zijn, zodat je bijvoorbeeld ook makkelijker van het ene statuut naar het andere kunt overstappen.

We betalen wel veel belastingen, maar daar staan geen navenante pensioenen tegenover.

Sommigen willen alle stelsels enten op dat van de ambtenaren, omdat het de hoogste pensioenen oplevert. Dat is niet realistisch als we het systeem betaalbaar willen houden. Je zult met een transparant, algemeen geldend systeem dus ergens in het midden moeten landen. De facto betekent dat wat minder pensioen voor ambtenaren, en wat meer voor zelfstandigen en werknemers. Vanzelfsprekend kan aan verworven pensioenrechten niet geraakt worden.

Ik begrijp dat de ambtenaren dit niet graag zullen horen, maar is een hoger pensioen voor ambtenaren nog te verdedigen? Een van de belangrijkste argumenten waarom het ambtenarenpensioen nu zo hoog ligt, is dat het om uitgesteld loon gaat. De vraag is: zijn de lonen en arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren zo slecht dat ze meer pensioen moeten krijgen dan werknemers en zelfstandigen? Ik denk dat dit niet meer het geval is. Als ik naar mijn eigen universiteit kijk, dan zie ik een heel zorgzame werkgever. En als men vaststelt dat bepaalde beroepen minder aantrekkelijk worden omdat er aan de pensioenregeling werd gesleuteld, moet men kijken of er iets moet gebeuren aan het totale loonpakket.


6. Laat de pensioenleeftijd stijgen met de gezonde levensverwachting

Baert: Vandaag wordt gezegd dat we tot ons 67e zullen moeten werken, na een bepaalde loopbaanduur. Als we een pensioenhervorming willen die 20 of zelfs 30 jaar meegaat en bestand is tegen de stijgende vergrijzingskosten, dan moeten die leeftijd en loopbaanduur mee evolueren met de levensverwachting. De Pensioencommissie stelt dat ook voor: als de mensen in de toekomst nog ouder worden, zullen ze nog langer moeten werken. Ik zou liever zien dat we de pensioenleeftijd koppelen aan de gezonde levensverwachting, het aantal jaren dat men gemiddeld nog in goede gezondheid te leven heeft. De automatische stijging van de pensioenleeftijd met de gezonde leeftijdsverwachting zou ik óók laten gelden voor de mensen die nu op lagere leeftijd dan 67 jaar, dankzij een lange loopbaanduur, met pensioen mogen gaan: als de gezonde levensduur stijgt, zal hun pensioenleeftijd ook stijgen.

De ambtenaren zullen het niet graag horen, maar is hun hogere pensioen nog te verdedigen? Dat is niet langer het geval.

Het vaststellen van de gezonde levensverwachting is misschien niet makkelijk, maar er bestaan studies over, en het wordt al in verscheidene landen gedaan. Dat moet dus mogelijk zijn. In elk geval verkies ik een imperfecte maatstaf voor de gezonde levensverwachting boven de perfecte levensverwachting. Dat ik zo hamer op de gezonde levensverwachting past in mijn streven naar een menswaardig pensioen. We moeten ervoor zorgen dat mensen de jaren dat ze met pensioen zijn waardig kunnen doorbrengen. Dat betekent dat we moeten kijken naar het aantal jaren pensioen in goede gezondheid.

Ik besef wel dat dit een zwaardere last zal zijn voor de begroting, want de gezonde levensverwachting stijgt minder sterk dan de levensverwachting. Anders gezegd: we worden wel ouder, maar niet alle jaren die erbij komen zijn ook gezonde jaren. Als we de pensioenleeftijd dus laten stijgen met de gezonde levensverwachting in plaats van met de levensverwachting zal de overheid meer aan pensioenen moeten uitgeven. Dat is een consequentie van een menswaardig pensioenbeleid.


7. Neem leeftijdsdiscriminatie ernstig

Baert: Politici en journalisten hebben het meestal over etnische of genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt, maar uit onderzoek blijkt dat een ander soort discriminatie minstens even groot is: de leeftijdsdiscriminatie. Die wordt vaak over het hoofd gezien. De leeftijdsdiscriminatie start ook veel vroeger dan meestal wordt gedacht. Iemand van 44 jaar blijkt al veel minder op jobgesprek te worden uitgenodigd dan iemand van 38 jaar met dezelfde kwaliteiten. En iemand van 50 jaar nog minder.

Daar moeten we iets aan doen. Want we vinden dat mensen langer moeten werken, zodat we hun minder vroeg pensioen hoeven uit te betalen en zodat ze langer kunnen bijdragen aan de financiering van het systeem. Maar als een 44- of 50-jarige ontslagen wordt, moet hij of zij wel nieuw werk vinden.

Dat er gediscrimineerd wordt op basis van leeftijd is een feit, maar we zijn nog aan het onderzoeken waaróm. Misschien heeft het gewoon te maken met voorkeuren: het zou kunnen dat werkgevers, collega’s en klanten liever omgaan met jonge mensen. Zelf denk ik eerder dat de individuele 50-plusser afgerekend wordt op de groepskenmerken van de 50-plusser: hij is duurder, minder flexibel, minder gemotiveerd enzoverder.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Hoe dan ook moet leeftijdsdiscriminatie worden aangepakt. Dat kan door praktijktests, maar dan niet op de complexe manier zoals ze nu door minister van Werk Kris Peeters (CD&V) zijn ingevoerd. Het volstaat in elk geval niet om – zoals nu al het geval is – leeftijdsdiscriminatie bij wet te verbieden: je moet ze ook constateren én bestraffen. Anders zou het net zijn alsof je snelheidsovertredingen strafbaar maakt maar geen flitscamera’s installeert.

Je zou ook op sectorniveau kunnen nagaan of er gediscrimineerd wordt, en de sectoren erop wijzen als het niet goed gaat. Als zelfregulering niet helpt, zou je voor die sectoren kunnen denken aan quota – hoewel ik daar in principe tegen ben. Als je voor leeftijd, afkomst, gender enzoverder allemaal quota invoert, loop je vast.


8. Versoepel de koppeling van lonen aan anciënniteit

Baert: Vandaag krijgt een werknemer meer loon naargelang zijn aantal jaren dienst. Dat het loon in de eerste jaren van je carrière stijgt, is logisch, maar op een bepaald moment stijgt je productiviteit niet meer, terwijl je loon wel blijft stijgen. Dan ontstaat er een probleem, want de werkgever maakt zijn rekening: wat kost een werknemer mij, en wat brengt hij op? Dat speelt in het nadeel van de oudere werknemers, doordat de lonen gekoppeld zijn aan de anciënniteit.

Die koppeling is ook in de regering-Michel ter sprake gekomen. Minister Peeters zegt altijd dat hij aan de vakbonden en werkgevers heeft gevraagd om tot een onderhandelde oplossing te komen. Maar ik hoor van werkgevers dat de bonden er niet over willen praten, en dat de regering het moet oplossen. Iedereen wijst naar iedereen, en er gebeurt niets.

De koppeling van de lonen aan de anciënniteit is een thema waarover werkgevers en vakbonden het nooit eens zullen raken. Daarom vind ik dat de regering zélf een voorstel moet uitwerken. Ook hier een position switch, dus. De sociale partners kunnen dan tegen een bepaalde datum met een verbeterd voorstel komen. Als ze daar niet in slagen, wordt het regeringsvoorstel van kracht. Dat de loonstijging aan het eind van een carrière wordt afgezwakt, lijkt me evident. Het gaat ook hand in hand met de gedachte van werkbaar werk: oudere werknemers moeten bijvoorbeeld van een stressvolle job kunnen overstappen naar een meer coachende functie.


9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

Baert: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als je tussen je 25e en 50e jaar vaak werkloos of inactief bent geweest, de kans veel lager is dat je na je 50e nog aan de slag bent. We hebben er dus alle belang bij dat iedereen voor zijn 50e zo veel mogelijk aan de slag is. Natuurlijk moet in bepaalde periodes van een leven een viervijfdebaan mogelijk zijn, maar we moeten werken zo aanlokkelijk mogelijk maken. Werken moet op alle leeftijden meer opleveren dan niet werken.

We hebben een pensioenminister met dadendrang en gewicht nodig. Zeg maar: een Dehaene.

Om dat te bereiken, moet er een reeks hervormingen worden doorgevoerd. Er is nu al beslist om de werkloosheidsuitkering sterker te laten dalen naarmate men langer werkloos is, zodat een werkloze meer wordt geprikkeld om werk te zoeken. Je moet ook lastenverlagingen invoeren, specifiek voor de laagste lonen. Je moet investeren in kinderopvang, zodat jonge ouders hun kind makkelijker en goedkoper naar een crèche kunnen brengen. Nu liggen die vaak te ver uit de buurt of zijn ze te duur, waardoor een ouder sneller zal besluiten om zelf voor het kind te zorgen in plaats van te gaan werken. Er moeten dus algemene maatregelen genomen worden om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dat kan niet los worden gezien van de pensioenhervorming.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

5. Breng de pensioenstelsels dichter bij elkaar

4. Schaf het brugpensioen af

Baert: Het Stelsel van Werkloosheid met Bedrijfstoeslag (SWT), het vroegere brugpensioen, wordt langzaam afgebouwd. Zo kun je in 2019 pas vanaf 59 jaar SWT krijgen, en vanaf 2020 vanaf 60 jaar. Maar deze regering heeft te lang geaarzeld. Tegen het einde van de volgende regerperiode in 2024 zou het stelsel compleet afgeschaft moeten zijn, vind ik. Er zou geen enkele uitzondering meer mogen bestaan. Dat betekent uiteraard niet dat niemand nog vervroegd met pensioen zal kunnen. Wie een zwaar beroep heeft of bijvoorbeeld een heel lange loopbaan had, zal nog altijd vóór de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen kunnen gaan.

Het brugpensioen is een anachronisme uit de tijd dat er veel werklozen en weinig vacatures waren. Vandaag is de situatie net omgekeerd. Bovendien duw je met dat systeem net de mensen uit de arbeidsmarkt die het moeilijk hebben om een baan te vinden: de oudere werknemers. Dat is toch absurd? Precies voor die groep zouden er extra inspanningen moeten worden gedaan om ze aan de slag te helpen en te houden. Dat doe je niet door ze bij werkloosheid een toeslag te geven waardoor ze toch 90 of 95 procent van hun laatste loon behouden. Eigenlijk zeg je als overheid daarmee tegen hen: ‘We hebben jullie voor niets meer nodig.

Op dat vlak hebben ook de werkgevers boter op het hoofd. Ze willen wel dat iedereen langer werkt, maar ze maken gretig gebruik van SWT om te herstructureren of oudere, duurdere werknemers te vervangen door jongere. Je kunt individuele werknemers of individuele bedrijf niet verwijten dat ze gebruikmaken van een bestaand wettelijk systeem, maar werkgeversorganisaties zouden een consistentere houding moeten aannemen in hun pleidooi voor langer werken. De enige oplossing is dat de volgende regering het hele systeem afschaft.


5. Breng de pensioenstelsels dichter bij elkaar

Baert: Werknemers, zelfstandigen en ambtenaren krijgen vandaag een pensioen dat op een totaal andere manier wordt berekend. Voor een werknemer wordt naar de hele carrière gekeken, voor een ambtenaar naar de laatste tien jaar van de loopbaan, en voor zelfstandigen wordt met een basisbedrag gewerkt. Daardoor lopen de pensioenbedragen enorm uiteen. De basisprincipes zouden voor iedereen dezelfde moeten zijn, zodat je bijvoorbeeld ook makkelijker van het ene statuut naar het andere kunt overstappen.

We betalen wel veel belastingen, maar daar staan geen navenante pensioenen tegenover.

Sommigen willen alle stelsels enten op dat van de ambtenaren, omdat het de hoogste pensioenen oplevert. Dat is niet realistisch als we het systeem betaalbaar willen houden. Je zult met een transparant, algemeen geldend systeem dus ergens in het midden moeten landen. De facto betekent dat wat minder pensioen voor ambtenaren, en wat meer voor zelfstandigen en werknemers. Vanzelfsprekend kan aan verworven pensioenrechten niet geraakt worden.

Ik begrijp dat de ambtenaren dit niet graag zullen horen, maar is een hoger pensioen voor ambtenaren nog te verdedigen? Een van de belangrijkste argumenten waarom het ambtenarenpensioen nu zo hoog ligt, is dat het om uitgesteld loon gaat. De vraag is: zijn de lonen en arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren zo slecht dat ze meer pensioen moeten krijgen dan werknemers en zelfstandigen? Ik denk dat dit niet meer het geval is. Als ik naar mijn eigen universiteit kijk, dan zie ik een heel zorgzame werkgever. En als men vaststelt dat bepaalde beroepen minder aantrekkelijk worden omdat er aan de pensioenregeling werd gesleuteld, moet men kijken of er iets moet gebeuren aan het totale loonpakket.


6. Laat de pensioenleeftijd stijgen met de gezonde levensverwachting

Baert: Vandaag wordt gezegd dat we tot ons 67e zullen moeten werken, na een bepaalde loopbaanduur. Als we een pensioenhervorming willen die 20 of zelfs 30 jaar meegaat en bestand is tegen de stijgende vergrijzingskosten, dan moeten die leeftijd en loopbaanduur mee evolueren met de levensverwachting. De Pensioencommissie stelt dat ook voor: als de mensen in de toekomst nog ouder worden, zullen ze nog langer moeten werken. Ik zou liever zien dat we de pensioenleeftijd koppelen aan de gezonde levensverwachting, het aantal jaren dat men gemiddeld nog in goede gezondheid te leven heeft. De automatische stijging van de pensioenleeftijd met de gezonde leeftijdsverwachting zou ik óók laten gelden voor de mensen die nu op lagere leeftijd dan 67 jaar, dankzij een lange loopbaanduur, met pensioen mogen gaan: als de gezonde levensduur stijgt, zal hun pensioenleeftijd ook stijgen.

De ambtenaren zullen het niet graag horen, maar is hun hogere pensioen nog te verdedigen? Dat is niet langer het geval.

Het vaststellen van de gezonde levensverwachting is misschien niet makkelijk, maar er bestaan studies over, en het wordt al in verscheidene landen gedaan. Dat moet dus mogelijk zijn. In elk geval verkies ik een imperfecte maatstaf voor de gezonde levensverwachting boven de perfecte levensverwachting. Dat ik zo hamer op de gezonde levensverwachting past in mijn streven naar een menswaardig pensioen. We moeten ervoor zorgen dat mensen de jaren dat ze met pensioen zijn waardig kunnen doorbrengen. Dat betekent dat we moeten kijken naar het aantal jaren pensioen in goede gezondheid.

Ik besef wel dat dit een zwaardere last zal zijn voor de begroting, want de gezonde levensverwachting stijgt minder sterk dan de levensverwachting. Anders gezegd: we worden wel ouder, maar niet alle jaren die erbij komen zijn ook gezonde jaren. Als we de pensioenleeftijd dus laten stijgen met de gezonde levensverwachting in plaats van met de levensverwachting zal de overheid meer aan pensioenen moeten uitgeven. Dat is een consequentie van een menswaardig pensioenbeleid.


7. Neem leeftijdsdiscriminatie ernstig

Baert: Politici en journalisten hebben het meestal over etnische of genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt, maar uit onderzoek blijkt dat een ander soort discriminatie minstens even groot is: de leeftijdsdiscriminatie. Die wordt vaak over het hoofd gezien. De leeftijdsdiscriminatie start ook veel vroeger dan meestal wordt gedacht. Iemand van 44 jaar blijkt al veel minder op jobgesprek te worden uitgenodigd dan iemand van 38 jaar met dezelfde kwaliteiten. En iemand van 50 jaar nog minder.

Daar moeten we iets aan doen. Want we vinden dat mensen langer moeten werken, zodat we hun minder vroeg pensioen hoeven uit te betalen en zodat ze langer kunnen bijdragen aan de financiering van het systeem. Maar als een 44- of 50-jarige ontslagen wordt, moet hij of zij wel nieuw werk vinden.

Dat er gediscrimineerd wordt op basis van leeftijd is een feit, maar we zijn nog aan het onderzoeken waaróm. Misschien heeft het gewoon te maken met voorkeuren: het zou kunnen dat werkgevers, collega’s en klanten liever omgaan met jonge mensen. Zelf denk ik eerder dat de individuele 50-plusser afgerekend wordt op de groepskenmerken van de 50-plusser: hij is duurder, minder flexibel, minder gemotiveerd enzoverder.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Hoe dan ook moet leeftijdsdiscriminatie worden aangepakt. Dat kan door praktijktests, maar dan niet op de complexe manier zoals ze nu door minister van Werk Kris Peeters (CD&V) zijn ingevoerd. Het volstaat in elk geval niet om – zoals nu al het geval is – leeftijdsdiscriminatie bij wet te verbieden: je moet ze ook constateren én bestraffen. Anders zou het net zijn alsof je snelheidsovertredingen strafbaar maakt maar geen flitscamera’s installeert.

Je zou ook op sectorniveau kunnen nagaan of er gediscrimineerd wordt, en de sectoren erop wijzen als het niet goed gaat. Als zelfregulering niet helpt, zou je voor die sectoren kunnen denken aan quota – hoewel ik daar in principe tegen ben. Als je voor leeftijd, afkomst, gender enzoverder allemaal quota invoert, loop je vast.


8. Versoepel de koppeling van lonen aan anciënniteit

Baert: Vandaag krijgt een werknemer meer loon naargelang zijn aantal jaren dienst. Dat het loon in de eerste jaren van je carrière stijgt, is logisch, maar op een bepaald moment stijgt je productiviteit niet meer, terwijl je loon wel blijft stijgen. Dan ontstaat er een probleem, want de werkgever maakt zijn rekening: wat kost een werknemer mij, en wat brengt hij op? Dat speelt in het nadeel van de oudere werknemers, doordat de lonen gekoppeld zijn aan de anciënniteit.

Die koppeling is ook in de regering-Michel ter sprake gekomen. Minister Peeters zegt altijd dat hij aan de vakbonden en werkgevers heeft gevraagd om tot een onderhandelde oplossing te komen. Maar ik hoor van werkgevers dat de bonden er niet over willen praten, en dat de regering het moet oplossen. Iedereen wijst naar iedereen, en er gebeurt niets.

De koppeling van de lonen aan de anciënniteit is een thema waarover werkgevers en vakbonden het nooit eens zullen raken. Daarom vind ik dat de regering zélf een voorstel moet uitwerken. Ook hier een position switch, dus. De sociale partners kunnen dan tegen een bepaalde datum met een verbeterd voorstel komen. Als ze daar niet in slagen, wordt het regeringsvoorstel van kracht. Dat de loonstijging aan het eind van een carrière wordt afgezwakt, lijkt me evident. Het gaat ook hand in hand met de gedachte van werkbaar werk: oudere werknemers moeten bijvoorbeeld van een stressvolle job kunnen overstappen naar een meer coachende functie.


9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

Baert: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als je tussen je 25e en 50e jaar vaak werkloos of inactief bent geweest, de kans veel lager is dat je na je 50e nog aan de slag bent. We hebben er dus alle belang bij dat iedereen voor zijn 50e zo veel mogelijk aan de slag is. Natuurlijk moet in bepaalde periodes van een leven een viervijfdebaan mogelijk zijn, maar we moeten werken zo aanlokkelijk mogelijk maken. Werken moet op alle leeftijden meer opleveren dan niet werken.

We hebben een pensioenminister met dadendrang en gewicht nodig. Zeg maar: een Dehaene.

Om dat te bereiken, moet er een reeks hervormingen worden doorgevoerd. Er is nu al beslist om de werkloosheidsuitkering sterker te laten dalen naarmate men langer werkloos is, zodat een werkloze meer wordt geprikkeld om werk te zoeken. Je moet ook lastenverlagingen invoeren, specifiek voor de laagste lonen. Je moet investeren in kinderopvang, zodat jonge ouders hun kind makkelijker en goedkoper naar een crèche kunnen brengen. Nu liggen die vaak te ver uit de buurt of zijn ze te duur, waardoor een ouder sneller zal besluiten om zelf voor het kind te zorgen in plaats van te gaan werken. Er moeten dus algemene maatregelen genomen worden om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dat kan niet los worden gezien van de pensioenhervorming.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

4. Schaf het brugpensioen af

3. Te veel zware beroepen

Baert: Pensioenminister Bacquelaine gaf de sociale partners de mogelijkheid om sector per sector zelf in te vullen wat een zwaar beroep is. Daarbij werd deadline na deadline gemist, en finaal is er geen akkoord over. De sociale partners zijn er niet uit geraakt, en daardoor ligt het dossier weer op de tafel van minister. En die speelt nu verstoppertje.

Bacquelaine heeft zich klemgezet door eerst al een akkoord te sluiten met de overheidsvakbonden, waardoor vrijwel de helft van alle vastbenoemde ambtenaren een zwaar beroep zou hebben en dus vroeger met pensioen zou kunnen. Dit is een spookakkoord, want het is onuitvoerbaar. Maar in discussies met sociale partners wordt het wel als norm gehanteerd voor alle andere sectoren. Bovendien heeft de regering een budgettaire enveloppe uitgetrokken voor de zware beroepen. Het zal nooit lukken om dat akkoord door te trekken naar de andere sectoren, want dan zijn er veel te veel zware beroepen, en dat kun je nooit financieren binnen de vooropgestelde enveloppe.

De kans is dus groot dat dit dossier op het bord van de volgende regering belandt. Ik zou haar een position switch voor het sociaal overleg aanraden. Nu schept de regering een breed kader, en dan vraagt ze aan de vakbonden en werkgevers om een invulling te onderhandelen, waarna die invulling in de regering eventueel geamendeerd wordt. Dat leidt tot enorme vertragingen als de sociale partners er niet uit raken. Ik zou de manier van werken omkeren. Vraag experts om een voorstel uit te werken, dat de regering dan aan de sociale partners kan voorleggen, met een strikte deadline. Dat voorstel is niet te nemen of te laten, vakbonden en werkgevers kunnen het amenderen of op bepaalde punten bijsturen of tegenvoorstellen doen, zonder nog aan de essentie van het voorstel te raken. Verstrijkt de deadline, dan wordt het voorstel wet. Zo neem je als regering het heft in handen en dwing je de sociale partners om een akkoord te vinden.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Een nieuwe regering zou daar snel werk moeten van maken, al tijdens het eerste jaar van de regeerperiode. De discussie moet ook tot de kern teruggebracht worden: een vroeger pensioen bieden aan mensen die arbeid hebben verricht die hun leven verkortte en hun minder levenskwaliteit gaf. Dat kun je uiteraard niet per individu bepalen, maar wel per soort functie. Dat valt perfect wetenschappelijk te onderbouwen.


4. Schaf het brugpensioen af

Baert: Het Stelsel van Werkloosheid met Bedrijfstoeslag (SWT), het vroegere brugpensioen, wordt langzaam afgebouwd. Zo kun je in 2019 pas vanaf 59 jaar SWT krijgen, en vanaf 2020 vanaf 60 jaar. Maar deze regering heeft te lang geaarzeld. Tegen het einde van de volgende regerperiode in 2024 zou het stelsel compleet afgeschaft moeten zijn, vind ik. Er zou geen enkele uitzondering meer mogen bestaan. Dat betekent uiteraard niet dat niemand nog vervroegd met pensioen zal kunnen. Wie een zwaar beroep heeft of bijvoorbeeld een heel lange loopbaan had, zal nog altijd vóór de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen kunnen gaan.

Het brugpensioen is een anachronisme uit de tijd dat er veel werklozen en weinig vacatures waren. Vandaag is de situatie net omgekeerd. Bovendien duw je met dat systeem net de mensen uit de arbeidsmarkt die het moeilijk hebben om een baan te vinden: de oudere werknemers. Dat is toch absurd? Precies voor die groep zouden er extra inspanningen moeten worden gedaan om ze aan de slag te helpen en te houden. Dat doe je niet door ze bij werkloosheid een toeslag te geven waardoor ze toch 90 of 95 procent van hun laatste loon behouden. Eigenlijk zeg je als overheid daarmee tegen hen: ‘We hebben jullie voor niets meer nodig.

Op dat vlak hebben ook de werkgevers boter op het hoofd. Ze willen wel dat iedereen langer werkt, maar ze maken gretig gebruik van SWT om te herstructureren of oudere, duurdere werknemers te vervangen door jongere. Je kunt individuele werknemers of individuele bedrijf niet verwijten dat ze gebruikmaken van een bestaand wettelijk systeem, maar werkgeversorganisaties zouden een consistentere houding moeten aannemen in hun pleidooi voor langer werken. De enige oplossing is dat de volgende regering het hele systeem afschaft.


5. Breng de pensioenstelsels dichter bij elkaar

Baert: Werknemers, zelfstandigen en ambtenaren krijgen vandaag een pensioen dat op een totaal andere manier wordt berekend. Voor een werknemer wordt naar de hele carrière gekeken, voor een ambtenaar naar de laatste tien jaar van de loopbaan, en voor zelfstandigen wordt met een basisbedrag gewerkt. Daardoor lopen de pensioenbedragen enorm uiteen. De basisprincipes zouden voor iedereen dezelfde moeten zijn, zodat je bijvoorbeeld ook makkelijker van het ene statuut naar het andere kunt overstappen.

We betalen wel veel belastingen, maar daar staan geen navenante pensioenen tegenover.

Sommigen willen alle stelsels enten op dat van de ambtenaren, omdat het de hoogste pensioenen oplevert. Dat is niet realistisch als we het systeem betaalbaar willen houden. Je zult met een transparant, algemeen geldend systeem dus ergens in het midden moeten landen. De facto betekent dat wat minder pensioen voor ambtenaren, en wat meer voor zelfstandigen en werknemers. Vanzelfsprekend kan aan verworven pensioenrechten niet geraakt worden.

Ik begrijp dat de ambtenaren dit niet graag zullen horen, maar is een hoger pensioen voor ambtenaren nog te verdedigen? Een van de belangrijkste argumenten waarom het ambtenarenpensioen nu zo hoog ligt, is dat het om uitgesteld loon gaat. De vraag is: zijn de lonen en arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren zo slecht dat ze meer pensioen moeten krijgen dan werknemers en zelfstandigen? Ik denk dat dit niet meer het geval is. Als ik naar mijn eigen universiteit kijk, dan zie ik een heel zorgzame werkgever. En als men vaststelt dat bepaalde beroepen minder aantrekkelijk worden omdat er aan de pensioenregeling werd gesleuteld, moet men kijken of er iets moet gebeuren aan het totale loonpakket.


6. Laat de pensioenleeftijd stijgen met de gezonde levensverwachting

Baert: Vandaag wordt gezegd dat we tot ons 67e zullen moeten werken, na een bepaalde loopbaanduur. Als we een pensioenhervorming willen die 20 of zelfs 30 jaar meegaat en bestand is tegen de stijgende vergrijzingskosten, dan moeten die leeftijd en loopbaanduur mee evolueren met de levensverwachting. De Pensioencommissie stelt dat ook voor: als de mensen in de toekomst nog ouder worden, zullen ze nog langer moeten werken. Ik zou liever zien dat we de pensioenleeftijd koppelen aan de gezonde levensverwachting, het aantal jaren dat men gemiddeld nog in goede gezondheid te leven heeft. De automatische stijging van de pensioenleeftijd met de gezonde leeftijdsverwachting zou ik óók laten gelden voor de mensen die nu op lagere leeftijd dan 67 jaar, dankzij een lange loopbaanduur, met pensioen mogen gaan: als de gezonde levensduur stijgt, zal hun pensioenleeftijd ook stijgen.

De ambtenaren zullen het niet graag horen, maar is hun hogere pensioen nog te verdedigen? Dat is niet langer het geval.

Het vaststellen van de gezonde levensverwachting is misschien niet makkelijk, maar er bestaan studies over, en het wordt al in verscheidene landen gedaan. Dat moet dus mogelijk zijn. In elk geval verkies ik een imperfecte maatstaf voor de gezonde levensverwachting boven de perfecte levensverwachting. Dat ik zo hamer op de gezonde levensverwachting past in mijn streven naar een menswaardig pensioen. We moeten ervoor zorgen dat mensen de jaren dat ze met pensioen zijn waardig kunnen doorbrengen. Dat betekent dat we moeten kijken naar het aantal jaren pensioen in goede gezondheid.

Ik besef wel dat dit een zwaardere last zal zijn voor de begroting, want de gezonde levensverwachting stijgt minder sterk dan de levensverwachting. Anders gezegd: we worden wel ouder, maar niet alle jaren die erbij komen zijn ook gezonde jaren. Als we de pensioenleeftijd dus laten stijgen met de gezonde levensverwachting in plaats van met de levensverwachting zal de overheid meer aan pensioenen moeten uitgeven. Dat is een consequentie van een menswaardig pensioenbeleid.


7. Neem leeftijdsdiscriminatie ernstig

Baert: Politici en journalisten hebben het meestal over etnische of genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt, maar uit onderzoek blijkt dat een ander soort discriminatie minstens even groot is: de leeftijdsdiscriminatie. Die wordt vaak over het hoofd gezien. De leeftijdsdiscriminatie start ook veel vroeger dan meestal wordt gedacht. Iemand van 44 jaar blijkt al veel minder op jobgesprek te worden uitgenodigd dan iemand van 38 jaar met dezelfde kwaliteiten. En iemand van 50 jaar nog minder.

Daar moeten we iets aan doen. Want we vinden dat mensen langer moeten werken, zodat we hun minder vroeg pensioen hoeven uit te betalen en zodat ze langer kunnen bijdragen aan de financiering van het systeem. Maar als een 44- of 50-jarige ontslagen wordt, moet hij of zij wel nieuw werk vinden.

Dat er gediscrimineerd wordt op basis van leeftijd is een feit, maar we zijn nog aan het onderzoeken waaróm. Misschien heeft het gewoon te maken met voorkeuren: het zou kunnen dat werkgevers, collega’s en klanten liever omgaan met jonge mensen. Zelf denk ik eerder dat de individuele 50-plusser afgerekend wordt op de groepskenmerken van de 50-plusser: hij is duurder, minder flexibel, minder gemotiveerd enzoverder.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Hoe dan ook moet leeftijdsdiscriminatie worden aangepakt. Dat kan door praktijktests, maar dan niet op de complexe manier zoals ze nu door minister van Werk Kris Peeters (CD&V) zijn ingevoerd. Het volstaat in elk geval niet om – zoals nu al het geval is – leeftijdsdiscriminatie bij wet te verbieden: je moet ze ook constateren én bestraffen. Anders zou het net zijn alsof je snelheidsovertredingen strafbaar maakt maar geen flitscamera’s installeert.

Je zou ook op sectorniveau kunnen nagaan of er gediscrimineerd wordt, en de sectoren erop wijzen als het niet goed gaat. Als zelfregulering niet helpt, zou je voor die sectoren kunnen denken aan quota – hoewel ik daar in principe tegen ben. Als je voor leeftijd, afkomst, gender enzoverder allemaal quota invoert, loop je vast.


8. Versoepel de koppeling van lonen aan anciënniteit

Baert: Vandaag krijgt een werknemer meer loon naargelang zijn aantal jaren dienst. Dat het loon in de eerste jaren van je carrière stijgt, is logisch, maar op een bepaald moment stijgt je productiviteit niet meer, terwijl je loon wel blijft stijgen. Dan ontstaat er een probleem, want de werkgever maakt zijn rekening: wat kost een werknemer mij, en wat brengt hij op? Dat speelt in het nadeel van de oudere werknemers, doordat de lonen gekoppeld zijn aan de anciënniteit.

Die koppeling is ook in de regering-Michel ter sprake gekomen. Minister Peeters zegt altijd dat hij aan de vakbonden en werkgevers heeft gevraagd om tot een onderhandelde oplossing te komen. Maar ik hoor van werkgevers dat de bonden er niet over willen praten, en dat de regering het moet oplossen. Iedereen wijst naar iedereen, en er gebeurt niets.

De koppeling van de lonen aan de anciënniteit is een thema waarover werkgevers en vakbonden het nooit eens zullen raken. Daarom vind ik dat de regering zélf een voorstel moet uitwerken. Ook hier een position switch, dus. De sociale partners kunnen dan tegen een bepaalde datum met een verbeterd voorstel komen. Als ze daar niet in slagen, wordt het regeringsvoorstel van kracht. Dat de loonstijging aan het eind van een carrière wordt afgezwakt, lijkt me evident. Het gaat ook hand in hand met de gedachte van werkbaar werk: oudere werknemers moeten bijvoorbeeld van een stressvolle job kunnen overstappen naar een meer coachende functie.


9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

Baert: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als je tussen je 25e en 50e jaar vaak werkloos of inactief bent geweest, de kans veel lager is dat je na je 50e nog aan de slag bent. We hebben er dus alle belang bij dat iedereen voor zijn 50e zo veel mogelijk aan de slag is. Natuurlijk moet in bepaalde periodes van een leven een viervijfdebaan mogelijk zijn, maar we moeten werken zo aanlokkelijk mogelijk maken. Werken moet op alle leeftijden meer opleveren dan niet werken.

We hebben een pensioenminister met dadendrang en gewicht nodig. Zeg maar: een Dehaene.

Om dat te bereiken, moet er een reeks hervormingen worden doorgevoerd. Er is nu al beslist om de werkloosheidsuitkering sterker te laten dalen naarmate men langer werkloos is, zodat een werkloze meer wordt geprikkeld om werk te zoeken. Je moet ook lastenverlagingen invoeren, specifiek voor de laagste lonen. Je moet investeren in kinderopvang, zodat jonge ouders hun kind makkelijker en goedkoper naar een crèche kunnen brengen. Nu liggen die vaak te ver uit de buurt of zijn ze te duur, waardoor een ouder sneller zal besluiten om zelf voor het kind te zorgen in plaats van te gaan werken. Er moeten dus algemene maatregelen genomen worden om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dat kan niet los worden gezien van de pensioenhervorming.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

3. Te veel zware beroepen

2. Koppel een bedrag aan het puntensysteem

Baert: Het puntensysteem dat de Pensioencommissie uitwerkte, is op zich prachtig: per gewerkte periode verdien je een punt, dat op je pensioenleeftijd omgezet wordt in centen. Hoe meer punten, hoe hoger je pensioen. Het puntensysteem maakt tabula rasa met de vroegere manier van pensioenberekening. Maar in België zijn we het niet gewoon om een compleet nieuw systeem in te voeren. We sleutelen liever in de marge aan bestaande systemen, zonder ze echt helemaal om te gooien. En dus stuit het puntensysteem op weerstand.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Het probleem van het puntensysteem is dat je wel weet hoeveel punten je op het eind van je loopbaan hebt verzameld, maar niet hoeveel pensioen dat uiteindelijk zal opleveren. Reden: de waarde van een punt in geld zal van een aantal factoren afhangen, en zal pas worden bepaald aan de vooravond van je pensionering. Dat wringt bij veel mensen, want ze willen natuurlijk graag vooraf weten hoeveel pensioen ze elke maand op hun rekening zullen krijgen. Vandaag kun je op MyPension.be een concreet pensioenbedrag berekenen. Dat heeft als voordeel dat je kunt inschatten welke inspanning je nog zou moeten doen om een hoger pensioen te halen.

De hamvraag is of het ideale puntensysteem invoeren wel politiek haalbaar is. Ik vrees van niet. Het was beter geweest als de Pensioencommissie naast haar ideale model ook een tussenvorm had gelanceerd, waarbij men minder vertrok van een wit blad.

Ik volg de Pensioencommissie wél helemaal wanneer ze stelt dat wie een hele carrière gewerkt heeft tegen een laag loon erop vooruit moet gaan. Ik sta achter het voorstel om bij de hypothetische invoering van het puntensysteem bijvoorbeeld een minimumwaarde vast te leggen voor elke gewerkte periode, ongeacht van wat je daadwerkelijk als loon verdiende. Het puntensysteem heeft dus goede kanten, maar je moet proberen om mensen concrete bedragen voor te stellen.


3. Te veel zware beroepen

Baert: Pensioenminister Bacquelaine gaf de sociale partners de mogelijkheid om sector per sector zelf in te vullen wat een zwaar beroep is. Daarbij werd deadline na deadline gemist, en finaal is er geen akkoord over. De sociale partners zijn er niet uit geraakt, en daardoor ligt het dossier weer op de tafel van minister. En die speelt nu verstoppertje.

Bacquelaine heeft zich klemgezet door eerst al een akkoord te sluiten met de overheidsvakbonden, waardoor vrijwel de helft van alle vastbenoemde ambtenaren een zwaar beroep zou hebben en dus vroeger met pensioen zou kunnen. Dit is een spookakkoord, want het is onuitvoerbaar. Maar in discussies met sociale partners wordt het wel als norm gehanteerd voor alle andere sectoren. Bovendien heeft de regering een budgettaire enveloppe uitgetrokken voor de zware beroepen. Het zal nooit lukken om dat akkoord door te trekken naar de andere sectoren, want dan zijn er veel te veel zware beroepen, en dat kun je nooit financieren binnen de vooropgestelde enveloppe.

De kans is dus groot dat dit dossier op het bord van de volgende regering belandt. Ik zou haar een position switch voor het sociaal overleg aanraden. Nu schept de regering een breed kader, en dan vraagt ze aan de vakbonden en werkgevers om een invulling te onderhandelen, waarna die invulling in de regering eventueel geamendeerd wordt. Dat leidt tot enorme vertragingen als de sociale partners er niet uit raken. Ik zou de manier van werken omkeren. Vraag experts om een voorstel uit te werken, dat de regering dan aan de sociale partners kan voorleggen, met een strikte deadline. Dat voorstel is niet te nemen of te laten, vakbonden en werkgevers kunnen het amenderen of op bepaalde punten bijsturen of tegenvoorstellen doen, zonder nog aan de essentie van het voorstel te raken. Verstrijkt de deadline, dan wordt het voorstel wet. Zo neem je als regering het heft in handen en dwing je de sociale partners om een akkoord te vinden.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Een nieuwe regering zou daar snel werk moeten van maken, al tijdens het eerste jaar van de regeerperiode. De discussie moet ook tot de kern teruggebracht worden: een vroeger pensioen bieden aan mensen die arbeid hebben verricht die hun leven verkortte en hun minder levenskwaliteit gaf. Dat kun je uiteraard niet per individu bepalen, maar wel per soort functie. Dat valt perfect wetenschappelijk te onderbouwen.


4. Schaf het brugpensioen af

Baert: Het Stelsel van Werkloosheid met Bedrijfstoeslag (SWT), het vroegere brugpensioen, wordt langzaam afgebouwd. Zo kun je in 2019 pas vanaf 59 jaar SWT krijgen, en vanaf 2020 vanaf 60 jaar. Maar deze regering heeft te lang geaarzeld. Tegen het einde van de volgende regerperiode in 2024 zou het stelsel compleet afgeschaft moeten zijn, vind ik. Er zou geen enkele uitzondering meer mogen bestaan. Dat betekent uiteraard niet dat niemand nog vervroegd met pensioen zal kunnen. Wie een zwaar beroep heeft of bijvoorbeeld een heel lange loopbaan had, zal nog altijd vóór de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen kunnen gaan.

Het brugpensioen is een anachronisme uit de tijd dat er veel werklozen en weinig vacatures waren. Vandaag is de situatie net omgekeerd. Bovendien duw je met dat systeem net de mensen uit de arbeidsmarkt die het moeilijk hebben om een baan te vinden: de oudere werknemers. Dat is toch absurd? Precies voor die groep zouden er extra inspanningen moeten worden gedaan om ze aan de slag te helpen en te houden. Dat doe je niet door ze bij werkloosheid een toeslag te geven waardoor ze toch 90 of 95 procent van hun laatste loon behouden. Eigenlijk zeg je als overheid daarmee tegen hen: ‘We hebben jullie voor niets meer nodig.

Op dat vlak hebben ook de werkgevers boter op het hoofd. Ze willen wel dat iedereen langer werkt, maar ze maken gretig gebruik van SWT om te herstructureren of oudere, duurdere werknemers te vervangen door jongere. Je kunt individuele werknemers of individuele bedrijf niet verwijten dat ze gebruikmaken van een bestaand wettelijk systeem, maar werkgeversorganisaties zouden een consistentere houding moeten aannemen in hun pleidooi voor langer werken. De enige oplossing is dat de volgende regering het hele systeem afschaft.


5. Breng de pensioenstelsels dichter bij elkaar

Baert: Werknemers, zelfstandigen en ambtenaren krijgen vandaag een pensioen dat op een totaal andere manier wordt berekend. Voor een werknemer wordt naar de hele carrière gekeken, voor een ambtenaar naar de laatste tien jaar van de loopbaan, en voor zelfstandigen wordt met een basisbedrag gewerkt. Daardoor lopen de pensioenbedragen enorm uiteen. De basisprincipes zouden voor iedereen dezelfde moeten zijn, zodat je bijvoorbeeld ook makkelijker van het ene statuut naar het andere kunt overstappen.

We betalen wel veel belastingen, maar daar staan geen navenante pensioenen tegenover.

Sommigen willen alle stelsels enten op dat van de ambtenaren, omdat het de hoogste pensioenen oplevert. Dat is niet realistisch als we het systeem betaalbaar willen houden. Je zult met een transparant, algemeen geldend systeem dus ergens in het midden moeten landen. De facto betekent dat wat minder pensioen voor ambtenaren, en wat meer voor zelfstandigen en werknemers. Vanzelfsprekend kan aan verworven pensioenrechten niet geraakt worden.

Ik begrijp dat de ambtenaren dit niet graag zullen horen, maar is een hoger pensioen voor ambtenaren nog te verdedigen? Een van de belangrijkste argumenten waarom het ambtenarenpensioen nu zo hoog ligt, is dat het om uitgesteld loon gaat. De vraag is: zijn de lonen en arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren zo slecht dat ze meer pensioen moeten krijgen dan werknemers en zelfstandigen? Ik denk dat dit niet meer het geval is. Als ik naar mijn eigen universiteit kijk, dan zie ik een heel zorgzame werkgever. En als men vaststelt dat bepaalde beroepen minder aantrekkelijk worden omdat er aan de pensioenregeling werd gesleuteld, moet men kijken of er iets moet gebeuren aan het totale loonpakket.


6. Laat de pensioenleeftijd stijgen met de gezonde levensverwachting

Baert: Vandaag wordt gezegd dat we tot ons 67e zullen moeten werken, na een bepaalde loopbaanduur. Als we een pensioenhervorming willen die 20 of zelfs 30 jaar meegaat en bestand is tegen de stijgende vergrijzingskosten, dan moeten die leeftijd en loopbaanduur mee evolueren met de levensverwachting. De Pensioencommissie stelt dat ook voor: als de mensen in de toekomst nog ouder worden, zullen ze nog langer moeten werken. Ik zou liever zien dat we de pensioenleeftijd koppelen aan de gezonde levensverwachting, het aantal jaren dat men gemiddeld nog in goede gezondheid te leven heeft. De automatische stijging van de pensioenleeftijd met de gezonde leeftijdsverwachting zou ik óók laten gelden voor de mensen die nu op lagere leeftijd dan 67 jaar, dankzij een lange loopbaanduur, met pensioen mogen gaan: als de gezonde levensduur stijgt, zal hun pensioenleeftijd ook stijgen.

De ambtenaren zullen het niet graag horen, maar is hun hogere pensioen nog te verdedigen? Dat is niet langer het geval.

Het vaststellen van de gezonde levensverwachting is misschien niet makkelijk, maar er bestaan studies over, en het wordt al in verscheidene landen gedaan. Dat moet dus mogelijk zijn. In elk geval verkies ik een imperfecte maatstaf voor de gezonde levensverwachting boven de perfecte levensverwachting. Dat ik zo hamer op de gezonde levensverwachting past in mijn streven naar een menswaardig pensioen. We moeten ervoor zorgen dat mensen de jaren dat ze met pensioen zijn waardig kunnen doorbrengen. Dat betekent dat we moeten kijken naar het aantal jaren pensioen in goede gezondheid.

Ik besef wel dat dit een zwaardere last zal zijn voor de begroting, want de gezonde levensverwachting stijgt minder sterk dan de levensverwachting. Anders gezegd: we worden wel ouder, maar niet alle jaren die erbij komen zijn ook gezonde jaren. Als we de pensioenleeftijd dus laten stijgen met de gezonde levensverwachting in plaats van met de levensverwachting zal de overheid meer aan pensioenen moeten uitgeven. Dat is een consequentie van een menswaardig pensioenbeleid.


7. Neem leeftijdsdiscriminatie ernstig

Baert: Politici en journalisten hebben het meestal over etnische of genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt, maar uit onderzoek blijkt dat een ander soort discriminatie minstens even groot is: de leeftijdsdiscriminatie. Die wordt vaak over het hoofd gezien. De leeftijdsdiscriminatie start ook veel vroeger dan meestal wordt gedacht. Iemand van 44 jaar blijkt al veel minder op jobgesprek te worden uitgenodigd dan iemand van 38 jaar met dezelfde kwaliteiten. En iemand van 50 jaar nog minder.

Daar moeten we iets aan doen. Want we vinden dat mensen langer moeten werken, zodat we hun minder vroeg pensioen hoeven uit te betalen en zodat ze langer kunnen bijdragen aan de financiering van het systeem. Maar als een 44- of 50-jarige ontslagen wordt, moet hij of zij wel nieuw werk vinden.

Dat er gediscrimineerd wordt op basis van leeftijd is een feit, maar we zijn nog aan het onderzoeken waaróm. Misschien heeft het gewoon te maken met voorkeuren: het zou kunnen dat werkgevers, collega’s en klanten liever omgaan met jonge mensen. Zelf denk ik eerder dat de individuele 50-plusser afgerekend wordt op de groepskenmerken van de 50-plusser: hij is duurder, minder flexibel, minder gemotiveerd enzoverder.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Hoe dan ook moet leeftijdsdiscriminatie worden aangepakt. Dat kan door praktijktests, maar dan niet op de complexe manier zoals ze nu door minister van Werk Kris Peeters (CD&V) zijn ingevoerd. Het volstaat in elk geval niet om – zoals nu al het geval is – leeftijdsdiscriminatie bij wet te verbieden: je moet ze ook constateren én bestraffen. Anders zou het net zijn alsof je snelheidsovertredingen strafbaar maakt maar geen flitscamera’s installeert.

Je zou ook op sectorniveau kunnen nagaan of er gediscrimineerd wordt, en de sectoren erop wijzen als het niet goed gaat. Als zelfregulering niet helpt, zou je voor die sectoren kunnen denken aan quota – hoewel ik daar in principe tegen ben. Als je voor leeftijd, afkomst, gender enzoverder allemaal quota invoert, loop je vast.


8. Versoepel de koppeling van lonen aan anciënniteit

Baert: Vandaag krijgt een werknemer meer loon naargelang zijn aantal jaren dienst. Dat het loon in de eerste jaren van je carrière stijgt, is logisch, maar op een bepaald moment stijgt je productiviteit niet meer, terwijl je loon wel blijft stijgen. Dan ontstaat er een probleem, want de werkgever maakt zijn rekening: wat kost een werknemer mij, en wat brengt hij op? Dat speelt in het nadeel van de oudere werknemers, doordat de lonen gekoppeld zijn aan de anciënniteit.

Die koppeling is ook in de regering-Michel ter sprake gekomen. Minister Peeters zegt altijd dat hij aan de vakbonden en werkgevers heeft gevraagd om tot een onderhandelde oplossing te komen. Maar ik hoor van werkgevers dat de bonden er niet over willen praten, en dat de regering het moet oplossen. Iedereen wijst naar iedereen, en er gebeurt niets.

De koppeling van de lonen aan de anciënniteit is een thema waarover werkgevers en vakbonden het nooit eens zullen raken. Daarom vind ik dat de regering zélf een voorstel moet uitwerken. Ook hier een position switch, dus. De sociale partners kunnen dan tegen een bepaalde datum met een verbeterd voorstel komen. Als ze daar niet in slagen, wordt het regeringsvoorstel van kracht. Dat de loonstijging aan het eind van een carrière wordt afgezwakt, lijkt me evident. Het gaat ook hand in hand met de gedachte van werkbaar werk: oudere werknemers moeten bijvoorbeeld van een stressvolle job kunnen overstappen naar een meer coachende functie.


9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

Baert: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als je tussen je 25e en 50e jaar vaak werkloos of inactief bent geweest, de kans veel lager is dat je na je 50e nog aan de slag bent. We hebben er dus alle belang bij dat iedereen voor zijn 50e zo veel mogelijk aan de slag is. Natuurlijk moet in bepaalde periodes van een leven een viervijfdebaan mogelijk zijn, maar we moeten werken zo aanlokkelijk mogelijk maken. Werken moet op alle leeftijden meer opleveren dan niet werken.

We hebben een pensioenminister met dadendrang en gewicht nodig. Zeg maar: een Dehaene.

Om dat te bereiken, moet er een reeks hervormingen worden doorgevoerd. Er is nu al beslist om de werkloosheidsuitkering sterker te laten dalen naarmate men langer werkloos is, zodat een werkloze meer wordt geprikkeld om werk te zoeken. Je moet ook lastenverlagingen invoeren, specifiek voor de laagste lonen. Je moet investeren in kinderopvang, zodat jonge ouders hun kind makkelijker en goedkoper naar een crèche kunnen brengen. Nu liggen die vaak te ver uit de buurt of zijn ze te duur, waardoor een ouder sneller zal besluiten om zelf voor het kind te zorgen in plaats van te gaan werken. Er moeten dus algemene maatregelen genomen worden om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dat kan niet los worden gezien van de pensioenhervorming.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

2. Koppel een bedrag aan het puntensysteem

1. Zorg dat elke werkdag telt

Stijn Baert: De opbouw van een pensioen moet veel beter aansluiten bij het aantal gewerkte dagen. Nu tellen nog te veel periodes dat iemand niet werkt tóch mee voor de pensioenopbouw: werkloosheid, ziekte, loopbaanonderbreking, tijdskrediet enzovoort. Het Planbureau berekende dat bij mannelijke werknemers ongeveer 30 procent van hun pensioen uit dat soort gelijkgestelde periodes bestaat. Bij vrouwen loopt dat op tot 37 procent. Daar moeten we vanaf.

Elke gewerkte dag moet méér opleveren dan een niet-gewerkte dag. Dat betekent uiteraard niet dat wie ziek is of zwangerschapsverlof heeft, gestraft moet worden. Ook wie voor een korte periode werkloos is, mag best ‘gelijkgesteld’ blijven, maar na enkele maanden moet de pensioenopbouw sneller dan nu afnemen naarmate men langer werkloos is.

Je moet dus een beperkt aantal uitzonderingen op het algemene principe inbouwen. Die kun je vastleggen door met een heel fijne kam door de soorten gelijkgestelde periodes te gaan. De afbouw daarvan zal een stimulans zijn om toch aan de slag te proberen blijven, want dat zal meer pensioen opleveren.


2. Koppel een bedrag aan het puntensysteem

Baert: Het puntensysteem dat de Pensioencommissie uitwerkte, is op zich prachtig: per gewerkte periode verdien je een punt, dat op je pensioenleeftijd omgezet wordt in centen. Hoe meer punten, hoe hoger je pensioen. Het puntensysteem maakt tabula rasa met de vroegere manier van pensioenberekening. Maar in België zijn we het niet gewoon om een compleet nieuw systeem in te voeren. We sleutelen liever in de marge aan bestaande systemen, zonder ze echt helemaal om te gooien. En dus stuit het puntensysteem op weerstand.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Het probleem van het puntensysteem is dat je wel weet hoeveel punten je op het eind van je loopbaan hebt verzameld, maar niet hoeveel pensioen dat uiteindelijk zal opleveren. Reden: de waarde van een punt in geld zal van een aantal factoren afhangen, en zal pas worden bepaald aan de vooravond van je pensionering. Dat wringt bij veel mensen, want ze willen natuurlijk graag vooraf weten hoeveel pensioen ze elke maand op hun rekening zullen krijgen. Vandaag kun je op MyPension.be een concreet pensioenbedrag berekenen. Dat heeft als voordeel dat je kunt inschatten welke inspanning je nog zou moeten doen om een hoger pensioen te halen.

De hamvraag is of het ideale puntensysteem invoeren wel politiek haalbaar is. Ik vrees van niet. Het was beter geweest als de Pensioencommissie naast haar ideale model ook een tussenvorm had gelanceerd, waarbij men minder vertrok van een wit blad.

Ik volg de Pensioencommissie wél helemaal wanneer ze stelt dat wie een hele carrière gewerkt heeft tegen een laag loon erop vooruit moet gaan. Ik sta achter het voorstel om bij de hypothetische invoering van het puntensysteem bijvoorbeeld een minimumwaarde vast te leggen voor elke gewerkte periode, ongeacht van wat je daadwerkelijk als loon verdiende. Het puntensysteem heeft dus goede kanten, maar je moet proberen om mensen concrete bedragen voor te stellen.


3. Te veel zware beroepen

Baert: Pensioenminister Bacquelaine gaf de sociale partners de mogelijkheid om sector per sector zelf in te vullen wat een zwaar beroep is. Daarbij werd deadline na deadline gemist, en finaal is er geen akkoord over. De sociale partners zijn er niet uit geraakt, en daardoor ligt het dossier weer op de tafel van minister. En die speelt nu verstoppertje.

Bacquelaine heeft zich klemgezet door eerst al een akkoord te sluiten met de overheidsvakbonden, waardoor vrijwel de helft van alle vastbenoemde ambtenaren een zwaar beroep zou hebben en dus vroeger met pensioen zou kunnen. Dit is een spookakkoord, want het is onuitvoerbaar. Maar in discussies met sociale partners wordt het wel als norm gehanteerd voor alle andere sectoren. Bovendien heeft de regering een budgettaire enveloppe uitgetrokken voor de zware beroepen. Het zal nooit lukken om dat akkoord door te trekken naar de andere sectoren, want dan zijn er veel te veel zware beroepen, en dat kun je nooit financieren binnen de vooropgestelde enveloppe.

De kans is dus groot dat dit dossier op het bord van de volgende regering belandt. Ik zou haar een position switch voor het sociaal overleg aanraden. Nu schept de regering een breed kader, en dan vraagt ze aan de vakbonden en werkgevers om een invulling te onderhandelen, waarna die invulling in de regering eventueel geamendeerd wordt. Dat leidt tot enorme vertragingen als de sociale partners er niet uit raken. Ik zou de manier van werken omkeren. Vraag experts om een voorstel uit te werken, dat de regering dan aan de sociale partners kan voorleggen, met een strikte deadline. Dat voorstel is niet te nemen of te laten, vakbonden en werkgevers kunnen het amenderen of op bepaalde punten bijsturen of tegenvoorstellen doen, zonder nog aan de essentie van het voorstel te raken. Verstrijkt de deadline, dan wordt het voorstel wet. Zo neem je als regering het heft in handen en dwing je de sociale partners om een akkoord te vinden.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Een nieuwe regering zou daar snel werk moeten van maken, al tijdens het eerste jaar van de regeerperiode. De discussie moet ook tot de kern teruggebracht worden: een vroeger pensioen bieden aan mensen die arbeid hebben verricht die hun leven verkortte en hun minder levenskwaliteit gaf. Dat kun je uiteraard niet per individu bepalen, maar wel per soort functie. Dat valt perfect wetenschappelijk te onderbouwen.


4. Schaf het brugpensioen af

Baert: Het Stelsel van Werkloosheid met Bedrijfstoeslag (SWT), het vroegere brugpensioen, wordt langzaam afgebouwd. Zo kun je in 2019 pas vanaf 59 jaar SWT krijgen, en vanaf 2020 vanaf 60 jaar. Maar deze regering heeft te lang geaarzeld. Tegen het einde van de volgende regerperiode in 2024 zou het stelsel compleet afgeschaft moeten zijn, vind ik. Er zou geen enkele uitzondering meer mogen bestaan. Dat betekent uiteraard niet dat niemand nog vervroegd met pensioen zal kunnen. Wie een zwaar beroep heeft of bijvoorbeeld een heel lange loopbaan had, zal nog altijd vóór de wettelijke pensioenleeftijd met pensioen kunnen gaan.

Het brugpensioen is een anachronisme uit de tijd dat er veel werklozen en weinig vacatures waren. Vandaag is de situatie net omgekeerd. Bovendien duw je met dat systeem net de mensen uit de arbeidsmarkt die het moeilijk hebben om een baan te vinden: de oudere werknemers. Dat is toch absurd? Precies voor die groep zouden er extra inspanningen moeten worden gedaan om ze aan de slag te helpen en te houden. Dat doe je niet door ze bij werkloosheid een toeslag te geven waardoor ze toch 90 of 95 procent van hun laatste loon behouden. Eigenlijk zeg je als overheid daarmee tegen hen: ‘We hebben jullie voor niets meer nodig.

Op dat vlak hebben ook de werkgevers boter op het hoofd. Ze willen wel dat iedereen langer werkt, maar ze maken gretig gebruik van SWT om te herstructureren of oudere, duurdere werknemers te vervangen door jongere. Je kunt individuele werknemers of individuele bedrijf niet verwijten dat ze gebruikmaken van een bestaand wettelijk systeem, maar werkgeversorganisaties zouden een consistentere houding moeten aannemen in hun pleidooi voor langer werken. De enige oplossing is dat de volgende regering het hele systeem afschaft.


5. Breng de pensioenstelsels dichter bij elkaar

Baert: Werknemers, zelfstandigen en ambtenaren krijgen vandaag een pensioen dat op een totaal andere manier wordt berekend. Voor een werknemer wordt naar de hele carrière gekeken, voor een ambtenaar naar de laatste tien jaar van de loopbaan, en voor zelfstandigen wordt met een basisbedrag gewerkt. Daardoor lopen de pensioenbedragen enorm uiteen. De basisprincipes zouden voor iedereen dezelfde moeten zijn, zodat je bijvoorbeeld ook makkelijker van het ene statuut naar het andere kunt overstappen.

We betalen wel veel belastingen, maar daar staan geen navenante pensioenen tegenover.

Sommigen willen alle stelsels enten op dat van de ambtenaren, omdat het de hoogste pensioenen oplevert. Dat is niet realistisch als we het systeem betaalbaar willen houden. Je zult met een transparant, algemeen geldend systeem dus ergens in het midden moeten landen. De facto betekent dat wat minder pensioen voor ambtenaren, en wat meer voor zelfstandigen en werknemers. Vanzelfsprekend kan aan verworven pensioenrechten niet geraakt worden.

Ik begrijp dat de ambtenaren dit niet graag zullen horen, maar is een hoger pensioen voor ambtenaren nog te verdedigen? Een van de belangrijkste argumenten waarom het ambtenarenpensioen nu zo hoog ligt, is dat het om uitgesteld loon gaat. De vraag is: zijn de lonen en arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren zo slecht dat ze meer pensioen moeten krijgen dan werknemers en zelfstandigen? Ik denk dat dit niet meer het geval is. Als ik naar mijn eigen universiteit kijk, dan zie ik een heel zorgzame werkgever. En als men vaststelt dat bepaalde beroepen minder aantrekkelijk worden omdat er aan de pensioenregeling werd gesleuteld, moet men kijken of er iets moet gebeuren aan het totale loonpakket.


6. Laat de pensioenleeftijd stijgen met de gezonde levensverwachting

Baert: Vandaag wordt gezegd dat we tot ons 67e zullen moeten werken, na een bepaalde loopbaanduur. Als we een pensioenhervorming willen die 20 of zelfs 30 jaar meegaat en bestand is tegen de stijgende vergrijzingskosten, dan moeten die leeftijd en loopbaanduur mee evolueren met de levensverwachting. De Pensioencommissie stelt dat ook voor: als de mensen in de toekomst nog ouder worden, zullen ze nog langer moeten werken. Ik zou liever zien dat we de pensioenleeftijd koppelen aan de gezonde levensverwachting, het aantal jaren dat men gemiddeld nog in goede gezondheid te leven heeft. De automatische stijging van de pensioenleeftijd met de gezonde leeftijdsverwachting zou ik óók laten gelden voor de mensen die nu op lagere leeftijd dan 67 jaar, dankzij een lange loopbaanduur, met pensioen mogen gaan: als de gezonde levensduur stijgt, zal hun pensioenleeftijd ook stijgen.

De ambtenaren zullen het niet graag horen, maar is hun hogere pensioen nog te verdedigen? Dat is niet langer het geval.

Het vaststellen van de gezonde levensverwachting is misschien niet makkelijk, maar er bestaan studies over, en het wordt al in verscheidene landen gedaan. Dat moet dus mogelijk zijn. In elk geval verkies ik een imperfecte maatstaf voor de gezonde levensverwachting boven de perfecte levensverwachting. Dat ik zo hamer op de gezonde levensverwachting past in mijn streven naar een menswaardig pensioen. We moeten ervoor zorgen dat mensen de jaren dat ze met pensioen zijn waardig kunnen doorbrengen. Dat betekent dat we moeten kijken naar het aantal jaren pensioen in goede gezondheid.

Ik besef wel dat dit een zwaardere last zal zijn voor de begroting, want de gezonde levensverwachting stijgt minder sterk dan de levensverwachting. Anders gezegd: we worden wel ouder, maar niet alle jaren die erbij komen zijn ook gezonde jaren. Als we de pensioenleeftijd dus laten stijgen met de gezonde levensverwachting in plaats van met de levensverwachting zal de overheid meer aan pensioenen moeten uitgeven. Dat is een consequentie van een menswaardig pensioenbeleid.


7. Neem leeftijdsdiscriminatie ernstig

Baert: Politici en journalisten hebben het meestal over etnische of genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt, maar uit onderzoek blijkt dat een ander soort discriminatie minstens even groot is: de leeftijdsdiscriminatie. Die wordt vaak over het hoofd gezien. De leeftijdsdiscriminatie start ook veel vroeger dan meestal wordt gedacht. Iemand van 44 jaar blijkt al veel minder op jobgesprek te worden uitgenodigd dan iemand van 38 jaar met dezelfde kwaliteiten. En iemand van 50 jaar nog minder.

Daar moeten we iets aan doen. Want we vinden dat mensen langer moeten werken, zodat we hun minder vroeg pensioen hoeven uit te betalen en zodat ze langer kunnen bijdragen aan de financiering van het systeem. Maar als een 44- of 50-jarige ontslagen wordt, moet hij of zij wel nieuw werk vinden.

Dat er gediscrimineerd wordt op basis van leeftijd is een feit, maar we zijn nog aan het onderzoeken waaróm. Misschien heeft het gewoon te maken met voorkeuren: het zou kunnen dat werkgevers, collega’s en klanten liever omgaan met jonge mensen. Zelf denk ik eerder dat de individuele 50-plusser afgerekend wordt op de groepskenmerken van de 50-plusser: hij is duurder, minder flexibel, minder gemotiveerd enzoverder.

Op weg naar een rechtvaardiger pensioen? 10 tips voor onze regering

Hoe dan ook moet leeftijdsdiscriminatie worden aangepakt. Dat kan door praktijktests, maar dan niet op de complexe manier zoals ze nu door minister van Werk Kris Peeters (CD&V) zijn ingevoerd. Het volstaat in elk geval niet om – zoals nu al het geval is – leeftijdsdiscriminatie bij wet te verbieden: je moet ze ook constateren én bestraffen. Anders zou het net zijn alsof je snelheidsovertredingen strafbaar maakt maar geen flitscamera’s installeert.

Je zou ook op sectorniveau kunnen nagaan of er gediscrimineerd wordt, en de sectoren erop wijzen als het niet goed gaat. Als zelfregulering niet helpt, zou je voor die sectoren kunnen denken aan quota – hoewel ik daar in principe tegen ben. Als je voor leeftijd, afkomst, gender enzoverder allemaal quota invoert, loop je vast.


8. Versoepel de koppeling van lonen aan anciënniteit

Baert: Vandaag krijgt een werknemer meer loon naargelang zijn aantal jaren dienst. Dat het loon in de eerste jaren van je carrière stijgt, is logisch, maar op een bepaald moment stijgt je productiviteit niet meer, terwijl je loon wel blijft stijgen. Dan ontstaat er een probleem, want de werkgever maakt zijn rekening: wat kost een werknemer mij, en wat brengt hij op? Dat speelt in het nadeel van de oudere werknemers, doordat de lonen gekoppeld zijn aan de anciënniteit.

Die koppeling is ook in de regering-Michel ter sprake gekomen. Minister Peeters zegt altijd dat hij aan de vakbonden en werkgevers heeft gevraagd om tot een onderhandelde oplossing te komen. Maar ik hoor van werkgevers dat de bonden er niet over willen praten, en dat de regering het moet oplossen. Iedereen wijst naar iedereen, en er gebeurt niets.

De koppeling van de lonen aan de anciënniteit is een thema waarover werkgevers en vakbonden het nooit eens zullen raken. Daarom vind ik dat de regering zélf een voorstel moet uitwerken. Ook hier een position switch, dus. De sociale partners kunnen dan tegen een bepaalde datum met een verbeterd voorstel komen. Als ze daar niet in slagen, wordt het regeringsvoorstel van kracht. Dat de loonstijging aan het eind van een carrière wordt afgezwakt, lijkt me evident. Het gaat ook hand in hand met de gedachte van werkbaar werk: oudere werknemers moeten bijvoorbeeld van een stressvolle job kunnen overstappen naar een meer coachende functie.


9. Zorg ervoor dat werken altijd meer oplevert dan niet werken

Baert: Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat als je tussen je 25e en 50e jaar vaak werkloos of inactief bent geweest, de kans veel lager is dat je na je 50e nog aan de slag bent. We hebben er dus alle belang bij dat iedereen voor zijn 50e zo veel mogelijk aan de slag is. Natuurlijk moet in bepaalde periodes van een leven een viervijfdebaan mogelijk zijn, maar we moeten werken zo aanlokkelijk mogelijk maken. Werken moet op alle leeftijden meer opleveren dan niet werken.

We hebben een pensioenminister met dadendrang en gewicht nodig. Zeg maar: een Dehaene.

Om dat te bereiken, moet er een reeks hervormingen worden doorgevoerd. Er is nu al beslist om de werkloosheidsuitkering sterker te laten dalen naarmate men langer werkloos is, zodat een werkloze meer wordt geprikkeld om werk te zoeken. Je moet ook lastenverlagingen invoeren, specifiek voor de laagste lonen. Je moet investeren in kinderopvang, zodat jonge ouders hun kind makkelijker en goedkoper naar een crèche kunnen brengen. Nu liggen die vaak te ver uit de buurt of zijn ze te duur, waardoor een ouder sneller zal besluiten om zelf voor het kind te zorgen in plaats van te gaan werken. Er moeten dus algemene maatregelen genomen worden om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Dat kan niet los worden gezien van de pensioenhervorming.


10. Kies een kanon als minister van Pensioenen

Baert: De minister van Pensioenen in de volgende regering wacht een grote taak. Daarom zal hij of zij twee grote kwaliteiten moeten hebben. Eén: de minister moet over dadendrang beschikken – het omgekeerde dus van wat we hebben gezien met de regering-Michel. Met het hervormen van de pensioenen moet je niet wachten tot het einde van de ambtstermijn. En als de sociale partners niet met voorstellen komen, moet de pensioenminister zelf de koe bij de hoorns vatten.

Twee: hij of zij moet gewicht hebben binnen de regering. Want wat zag je onder Michel? Ministers verdedigden allemaal hun ambtenaren. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) zei wel dat hij het ermee eens was dat er langer gewerkt moest worden, maar voor de politie moest toch een uitzondering worden gemaakt. Minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA) wilde dat ook voor zijn militairen. En ga zo maar door. Een minister van Pensioenen zou dan moeten antwoorden: ‘Bemoei je met je eigen zaken, dit is mijn dossier en we zullen objectieve keuzes maken.’ Dat kan alleen als die minister zwaar genoeg weegt.

Er wordt al decennia gesproken over de vergrijzing, en we wéten dat er iets moet gebeuren met de pensioenen. Maar zoals Bruno Tobback (SP.A) ooit zei: “Ik weet wel wat ik eraan moet doen, maar ik weet niet of ik dan nog verkozen zal raken.” Feit is: als de volgende regering van de pensioenhervorming geen hoogdringende zaak maakt, zitten we met een heel groot probleem. Wat we nodig hebben, is iemand van het kaliber van wijlen Jean-Luc Dehaene (CD&V).

1. Zorg dat elke werkdag telt

Partner Content