‘Ongelovigen, onverschilligen en twijfelaars stoten op discriminerende beperkingen’

Grondwet zoals te zien op het plafond van de Senaat © .
Mark Elchardus
Mark Elchardus Hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel

Socioloog Mark Elchardus is er geen groot voorstander van om de kernwaarden van onze samenleving uitdrukkelijk op te nemen in de grondwet. Lees hier zijn volledige tussenkomst in de hoorzitting van de Kamer rond de herziening van de Grondwet.

Dit is de integrale tekst die Mark Elchardus bracht op de hoorzitting van de Commissie voor de Herziening van de Grondwet en de Herziening van de instellingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers, op 16 maart 2016.

Elchardus is hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel .

Lees ook de tekst die moraalfilosoof Patrick Loobuyck bracht.

Lees ook de tekst die moraalfilosofe Tinneke Beeckman bracht.

De vragen die de commisie stelt, komen volgens mij grotendeels neer op de vraag of onze grondwet het seculiere karakter van onze staat en samenleving voldoende borgt en ook kansen biedt om zich aan veranderende omstandigheden aan te passen.

In deze korte uiteenzetting ga ik in op:

  • – de specifieke kenmerken van ons secularseringsmodel;
  • de grote veranderingen die zich in het levensbeschouwelijke landschap van dit land hebben voltrokken;
  • de grondwetswijzigingen die in het licht van die veranderingen nodig zijn om het seculiere karakter van onze staat te waarborgen.

Secularisme

De doelstellingen van het secularisme werden mooi beschreven in het boek dat Jean Bodin op het einde van de 16de eeuw schreef [1]. Zeven artsen, elk met een verschillende levensbeschouwing, proberen elkaar om beurten van het eigen gelijk te overtuigen. Niemand slaagt daarin. Nadat de laatste aan het woord was en zijn overtuigingskracht heeft uitgeput, besluiten de zeven artsen dat zij nooit meer over levensbeschouwing zullen redetwisten. Uit respect zullen ze elkaars erediensten bij gelegenheid bijwonen. Bovenal willen ze samenwerken voor het welzijn van de mensen.

Dat verhaal vat de essentie van secularisme:

  • – geen prosyletisme, geen bekeringsdrang waar dat storend kan zijn,
  • – respect voor mekaars overtuigingen,
  • – samenwerken als burgers ongeacht verschillen in overtuiging.

Het bleek in de loop van het laatste halve millennium heel moeilijk, maar niet geheel onmogelijk die idealen, in een aantal landen althans, tot op zekere hoogte te verwezenlijken.

Na een bewogen geschiedenis is in Europa een seculariseringsmodel gegeroeid dat weliswaar varieert van het ene tot het andere Europese land, doch ook een aantal gemeenschappelijke trekken heeft [2]:

  • – een grote individuele vrijheid in de keuze van levensbeschouwing en dus een neutrale opstelling van de staat in dat specifieke opzicht;
  • – maar collectieve privileges (erkenning, rechten en subsidies) voor groepen die zich als levenbeschouwelijke corporaties organiseren en presenteren;
  • – procedures en regels voor de erkenning van levensbeschouwingen;
  • – staatstussenkomt om levensbeschouwingen een mate van gelijke kansen te geven via regelgeving en in een aantal landen subsidiëring.

Het is binnen dit neo-corporatieve model van secularisering dat we de levensbeschouwelijke veranderingen moeten bekijken.

Veranderingen levensbeschouwelijk landschap

Die veranderingen zijn van tweeërlei aard.

Er is, ten eerste, de groei van een zeer grote groep mensen waarvan de feitelijke levensbeschouwing niet meer goed aansluit bij de erkende levensbeschouwingen. Ten tweede, is er de grote en snelle toename van het aantal moslims.

Voor het laatste decennium van de 20ste en het eerste van de 21ste eeuw kan men, althans wat het Vlaams gewest betreft, en steunend op een 19-tal enquêtes, vaststellen dat 17 à 18% van de mensen zich als ongelovigen of niet-gelovigen omschrijft, dat bijna 10% stelt dat levensbeschouwing hen niet interesseert, en dat 20% twijfelt aan hun geloof. Dat betekent dat tussen de 40 en de 50% van de mensen eigenlijk niet meer zo goed past bij het aanbod aan erkende levensbeschouwingen: katholieken, moslims, orthodoxen, anglicanen, joden, vrijzinnigen. Het is duidelijk dat de relatie staat-levensbeschouwing zoals ze bij ons vorm kreeg, moet worden aangepast, wil ze nog bij de maatschappelijke werkelijkheid aansluiten.

‘Waarden als vrijheid en gelijkheid zijn geen beginselen of tradities, maar de vrucht van ervaring’

Om levensbeschouwelijke veranderingen op het spoor te komen, hebben bevolkingsenquêtes het grote nadeel dat moslims grotendeels onzichtbaar blijven omdat zij, zeker de wat ouderen onder hen, nauwelijks deelnemen aan surveys. Men schat de proportie moslims in België op 6 à 7%. Die proportie ligt hoger bij de jongere generaties en in de grootsteden. Uit een onderzoek uit 2013 bij 1964 jongvolwassen inwoners van België [3] blijkt dat 10% van die generatie zich levensbeschouwelijk omschrijft als moslim . De moslims vormen aldus 27% van alle gelovigen in deze generatie.

Uit dat onderzoek blijkt ook dat de godsopvatting van de moslims sterk verschilt van die van de meeste christenen. De afname van het geloof in een persoonlijke, interveniërende god was een heel belangrijke factor in de secularsering van het geloof en van de samenleving [4]. Aan de 25 tot 35 jarigen werd gevraagd op wie of wat zij rekenen om hun persoonlijke toekomst mee vorm te geven. 13% van hen rekent op God, Allah of Jahweh. Bij de christenen is dat nauwelijk meer dan in de bevolking in haar geheel, 16%, maar bij de moslims is dat 82%. Moslims rekenen niet alleen heel sterk op Allah om hun persoonlijk leven vorm te geven, maar 78% rekent ook op Allah om de gewenste maatschappelijke toekomt te verwezenlijken. De inhoud van het godsgeloof en de godsopvatting verschilt dus grondig, radicaal eigenlijk tussen de christenen en de moslims.

Het is nagenoeg zeker dat het aantal moslims zelfs in enquêtes bij een jonge leeftijdsgroep nog wordt onderschat. In het gesubsidieerd officieel leerplichtonderwijs volgt nu nagenoeg 20% van de leerlingen islamitische godsdienst. Die proportie is over de laatste tien jaar zo goed als verdubbeld. In de grootsteden ligt de proportie moslimleerlingen nog hoger: in het Nederlandstalig secundair onderwijs in Brussel nagenoeg één op twee [5], in Antwerpen iets meer dan één op drie en in Gent bijna één op vier [6]. Men kan in de toekomst nog een forse groei van de moslimbevolking verwachten.

Kortom, de transformatie van het levensbeschouwelijke landschap wijst op:

  • – een grote en groeiende aanwezigheid van de islam, zeker bij de jongere generaties en in de (groot)steden;
  • – de groei van een grote groep ongelovigen, levensbeschouwelijk onverschilligen en twijfelaars; een ontwikkeling die een groot deel van de inwoners van dit land buiten de erkende levensbeschouwingen plaatst.

Ik bespreek eerst de aanpassingen aan de grondwet nodig in het licht van de grotere aanwezigheid van de islam, dan de aanpassingen die de grote aanwezigheid van de ongelovigen, onverschilligen en twijfelaars aanhangig maakt.

De islam in Europa

Er zijn heel wat aanwijzingen dat de godsopvatting en de godsdientsbeleving van betekenisvol aantal moslims op gespannen voet staan met het secularisme van onze staat [7]. Het is heel onwaarschijnlijk dat de Belgische grondwetgever kan opteren voor een model van strakke scheiding van staat en levensbeschouwing zoals dat in de Verenigde Staten bestaat, waarbij de staat zich het recht ontzegt levensbeschouwingen te erkennen, levensbeschouwelijk personeel, levensbeschouwelijk onderwijs en op basis van levensbeschouwing ingerichte scholen te subsidiëren. Het opteren voor zo een model druist zozeer in tegen de wijze waarop in dit land en op basis van onze geschiedenis en onze grondwet de relatie tussen levensbeschouwing en staat zijn geregeld, dat het onrealistisch lijkt het nu in te voeren.

‘We spreken gemakkelijk en wat onbezonnen van de u0022scheiding van kerk en staatu0022, staat en levensbeschouwing, maar in feite is het Europese model er geen van scheiding, maar van regeling van de relatie tussen staat en levensbeschouwing.’

Het is een model waarmee wij overigens geen institutionele ervaring hebben en dat aan de bevoegde overheden ook geen of weinig kansen biedt overleg te plegen met vertegenwoordigers van de levensbeschouwelijke organisaties of enige controle te hebben over de kwaliteit van levensbeschouwelijk personeel en lesgevers.

We spreken gemakkelijk en wat onbezonnen van de “scheiding van kerk en staat”, staat en levensbeschouwing, maar in feite is het Europese model er geen van scheiding, maar van regeling van de relatie tussen staat en levensbeschouwing, waarbij de staat actief intervenieert in het vrijwaren van het secularisme en het mogelijk maken van levensbeschouwelijke vrijheid en beleving. Daartoe volgt de staat de eerder beschreven neo-corporatistische aanpak. Het is ook dat model dat na een ongelukkige start werd gebruikt om de islam op te nemen in onze samenleving.

Met de ongelukkige start bedoel ik de periode tijdens dewelke de zorg voor de islam in dit land grotendeels aan buitenlandse mogendheden werd uitbesteed. Sommige daarvan waren buitengewoon rijk, verwierpen secularisme en huldigden een fundamentalistische inerpretatie van de Islam. Tussen 1975 en 2005 versluisde het Wahhabische Saudi-arabië naar schatting 85 miljard dollar naar Europa voor de vorming en omkadering van de er levende moslims.

‘Het is volgens mij binnen dit model dat via de grondwet moet worden gestreefd naar de voorwaarden van een waardige beleving van de islam door zijn gelovigen, gelijkwaardig aan de mogelijkheden (met inbegrip van financiering) die andere levensbeschouwingen worden geboden, maar tevens moet worden gestreefd naar borging van het seculiere karakter van onze staat.’

Dat “uitbestedingsbeleid”[8] had onder meer tot gevolg dat islamitisch religieus personeel uit het buitenland kwam, niet vertrouwd was met de lokale taal en culuur, dikwijls opvattingen huldigde die tegen de kernwaarden van onze cultuur ingaan, zeer vijandig stond tegenover secularisme en een meer letterlijke, fundamentalistische vorm van islam verkondigde dan aanvankelijk door de in dit land gevestigde moslims werd gehuldigd. In het ene na het andere Europese land werd dan ook voor een andere, met name een neo-corporatieve aanpak gekozen, met het construeren van een gesprekspartner (de moslimexecutieve), het streven naar vertegenwoording en overlegmogelijkheid, het voorzien van islamonderwijs en begeleiding.

Het is volgens mij binnen dit model dat via de grondwet moet worden gestreefd naar de voorwaarden van een waardige beleving van de islam door zijn gelovigen, gelijkwaardig aan de mogelijkheden (met inbegrip van financiering) die andere levensbeschouwingen worden geboden, maar tevens moet worden gestreefd naar borging van het seculiere karakter van onze staat.

In het licht van die doelen lijkt een aanpassing van de grondwet me op de volgende punten wenselijk:

Individuele levensbeschouwelijke vrijheid

De vrijheid van levensbeschouwing is de kern van het secularisme. Zij wordt erkend in artikels 11 en 20 van de grondwet.

Artikel 11 stelt:

Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend moet zonder discriminatie verzekerd worden. Te dien einde waarborgen de wet en het decreet inzonderheid de rechten en vrijheden van de ideologische en filosofische minderheden.

Het verdient aanbeveling dit principe van niet-discriminatie te specificeren, naar analogie met artikel 14 van het EVRM; de bijzondere verwijzing naar ideologische en filosofische minderheden lijkt me dan overbodig en het recht op seksuele voorkeur kan dan in de grondwet worden verankerd

Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend moet zonder discriminatie van geslacht, ras, levensbeschouwing, politieke overtuiging, etnische of nationale afkomst of seksuele voorkeur verzekerd worden.

In het kader van de secularsering verdient de vrijheid van levensbeschouwing bijzondere aandacht. Staan medeburgers vandaag niet onder druk om de voorschriften van een bepaald geloof te volgen, worden mensen niet vervolgd als “afvallige”? Grotere inspanningen moeten worden geleverd om deze vrijheid te garanderen en dat recht te handhaven. Het verdient aanbeveling daartoe artikel 20 van de grondwet aan te passen.

Niemand kan worden gedwongen op enigerlei wijze deel te nemen aan handelingen en aan plechtigheden van een eredienst, de voorschriften van een levensbeschouwing te volgen of de rustdagen van een eredienst te onderhouden.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht.

Levensbeschouwelijk personeel

Veel van het levensbeschouwelijk personeel van de islam is ten gevolge van de aanvankelijke uitbesteding van de levensbeschouwelijke zorg, van buitenlandse oorsprong. Het doel zou moeten zijn dat dit personeel de taal van het land kent, hier een opleiding heeft genoten, zich de de geest van de grondwet en de doelstellingen van de seculiere staat eigen maakt. Daartoe zou artikel 21 van de grondwet moeten worden aangepast.

De Staat heeft niet het recht zich te bemoeien met de benoeming of de installatie der bedienaren van enige eredienst of hun te verbieden briefwisseling te houden met hun overheid en de akten van deze overheid openbaar te maken, onverminderd, in laatstgenoemd geval, de gewone aansprakelijkheid inzake drukpers en openbaarmaking. Alle bedienaren van enige eredienst dienen wel een opleiding te hebben gevolgd waarvan de kwaliteit mede door de overheid wordt bewaakt.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel regelen de kwaliteitsbewaking van de opleiding van de bedienaren van de erediensten.

Zelfbeschikking

Fundamentalistische belevingen en letterlijke interpretaties van funderende teksten richten zich dikwijls tegen de zelfbeschikking, vooral dan in kwesties die de omgang met het lichaam aangaan (homoseksualiteit, euthanasie en abortus). Zelfbeschikking op die vlakken is in de moderne samenleving een belangrijk aspect van de vrijheid, alsook van de kans op een menswaardig leven.

De grondwetgever zou dat recht moeten garanderen. Dat kan via een aanvulling van artikel 22.

Ieder heeft recht op lichamelijke integriteit en zelfbeschikking over het eigen leven, met inbegrip van het recht op euthanasie en abortus.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel bepalende de voorwaarden waaronder het recht op abortus en euthanasie kan worden afgedwongen.

Levensbeschouwelijke vorming

Artikel 24, paragraaf 3 van de grondwet specificeert het recht op levensbeschouwelijke vorming:

Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de gemeenschap recht op een morele of religieuze opvoeding

Dit recht kan op verschillende manieren worden gegarandeerd. Dit zou moeten gebeuren op een manier die twee doelen nastreeft.

  • – Het risico op een verdere segregatie van de moslimbevolking verkleinen, door het risico op segregatie via het onderwijs en de groei van een islamitische zuil te verkleinen. Daarbij dient de sociale cohesie van deze samenleving een doel te zijn. Gegeven de huidige relatie tussen de moslims en de seculiere staat en de moslims en de Belgische samenleving, is een model van pacificatie via verzuiling en segregatie, heel onwenselijk; een dergelijke ontwikkeling (met verzuild, gesegregeerd onderwijs, verenigingsleven, politieke partijen, media …) zou waarschijnlijk bijdragen tot een verdere wederzijdse vervreemding tussen moslims en niet-moslims en dient daarom zoveel mogelijk te worden vermeden.
  • – Het risico verkleinen dat moslimkinderen geen aangepast levensbeschouwelijk onderricht krijgen in de scholen waarvoor ze kiezen, en daarvoor dan aangewezen zijn op instellingen waarvan de kwaliteit van het personeel aan elke controle ontsnapt.

Om die doelen te kunnen nastreven zou paragraaf 1 van artikel 24 moeten worden aangepast.

De gemeenschap waarborgt, van bij het begin van het lager onderwijs tot aan het einde van de leerplicht, de keuzevrijheid van de ouders door erop toe te zien dat het onderwijs in elke school de levensbeschouwelijke opvatting van de ouders respecteert en de mogelijkheid biedt onderricht te krijgen in een der erkende levensbeschouwingen.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel bepalen de voorwaarden waaronder de ouders dat recht op levensbeschouwelijk onderwijs kunnen afdwingen.

De specificatie “van bij het begin van het lager onderwijs tot aan het einde van de leerplicht” is toegevoegd om het kleuteronderwijs, ook als het leerplichtonderwijs zou worden, van deze plicht te ontslaan.

Recht op onderwijs

Omdat leerlingen recht hebben op wetenschappelijk verantwoord onderwijs zou Artikel 24 ook moeten worden aangevuld:

Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de gemeenschap recht op onderwijs dat voldoet aan de meest recente wetenschappelijke inzichten.

Onderwijsplicht en schoolplicht

Het is belangrijk de nieuwe bevolkingsgroepen in het erkende onderwijs te vormen. De onderwijsplicht zou daarom een schoolplicht moeten worden, zodat het slechts onder bepaalde, uitzonderlijke gevallen (van medische aard bijvoorbeeld) mogelijk wordt thuisonderwijs te geven. Daarom zou in artikel 24 en elders indien van toepassing ‘leerplicht’ door ‘schoolplicht’ moeten worden vervangen en zou de wet- en decreetgever de opdracht moeten krijgen de uitzonderingen te specificeren.

Artikel 23 §3

Ieder is schoolplichtig en verwerft op die manier het recht op onderwijs met eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden. De toegang tot het onderwijs is kosteloos tot het einde van de schoolplicht.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel bepalen wat een school is, de schoolplicht en de uitzonderingen die kunnen worden toegestaan.

De post-religiueze samenleving en de ongelovigen

Een toepassing van ons secularingsmodel conform de geest ervan – vrijheid van levensbeschouwing en dus het recht op (niet de plicht tot) levensbeschouwelijk onderwijs – zou respect moeten tonen voor de opvattingen van ongelovigen, onverschilligen en twijfelaars. Deze mensen stoten echter op discriminerende beperkingen ten gevolge van de via erkende levensbeschouwingen georganiseerde samenleving. Dat is het geval in het onderwijs.

De huidige regelgeving voorziet dat ouders die hun kinderen geen les willen laten volgen in één van de erkende levensbeschouwingen, een vrijstelling dienen aan te vragen. De vraag tot vrijstelling dient op religieuze of morele gronden te worden gemotiveerd, terwijl het voor de erkende levensbeschouwingen om een ongemotiveerde keuze gaat. Dit is duidelijk discriminerend, tegen de geest van de grondwet (met name artikel 11) en het druist ook in tegen het EVRM dat stelt dat niemand mag worden verplicht zijn levensbeschouwelijke overtuiging kenbaar te maken.

‘Ongelovigen, onverschilligen en twijfelaars stoten op discriminerende beperkingen ten gevolge van de via erkende levensbeschouwingen georganiseerde samenleving. Dat is het geval in het onderwijs.’

De keuze om niet één van de erkende levensbeschouwelijke vakken te volgen zou gewoon een keuze moeten zijn, met niet meer motivering dan die voor één van de levensbeschouwelijke vakken. Verder voorziet de huidige regelgeving dat ouders die vrijstelling van een levensbeschouwelijk vak voor hun kinderen hebben verworven, zelf in vervangonderwijs moeten voorzien. Waarvan bovendien wordt gezegd dat het die kinderen geen voordeel mag opleveren vergeleken met leerlingen die wel een erkende levensbeschouwing volgen. Dit is misbruik van het neo-corporatieve model waarbij de erkende levensbeschouwingen op een laakbare manier leerlingen werven voor hun vakken, ten nadele van de ouders die hun kinderen die vakken niet willen laten volgen. Een succesrijk misbruik: terwijl naar schatting 40 à 50% van de Vlamingen niet goed aansluit bij de erkende levensbeschouwingen, genoot welgeteld 0,3% van de leerlingen van het secundair onderwijs een vrijstelling in het schooljaar 2014-2015.

Het is in dit geval in de eerste plaats nodig de grondwet te doen eerbiedigen. Ouders moeten via een ongemotiveerde keuze kunnen kiezen tussen een levensbeschouwelijk vak (een erkende godsdient of niet confessionele zedenleer) of een niet-levensbeschouwelijk vak (dat eventueel democratische burgerschapsvorming kan zijn). Dat laatste vak dient in elk geval in het gewone curriculum te worden aangeboden en de kwaliteitsbewaking ervan moet uiteraard door de overheid worden verricht.

Het verdient aanbeving artikel 24 §3 daartoe aan te passen:

Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de gemeenschap recht op een opvoeding die hun levensbeschouwing respecteert.

Waarden in de grondwet?

De commissie stelt ook de vraag of de kernwaarden van onze samenleving niet uitdrukkelijk in onze grondwet dienen te worden opgenomen?

Ik ben daar geen groot voorstander van:

  • – Ten eerste omdat een grondwet handelt over de rechten en plichten van individuele burgers en collectiviteiten.
  • – Ten tweede omdat die waarden, als ze expliciet worden geformuleerd, zo algemeen moeten zijn dat ze zonder de specificatie in rechten en plichten weinig zeggen. Dat maakt hun expliciete formulering overbodig aangezien de vrijheden en rechten en plichten al in de grondwet zijn opgenomen.

Mocht men waarden toch expliciet formuleren in de grondwet, dan is het belangrijk ze niet te poneren als beginselen, maar als besluiten. Waarden als bijvoorbeeld ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’, ‘broederlijkheid’ werden niet geopenbaard, maar zijn de vrucht van ervaring. Zij zijn het besluit dat werd getrokken uit de ervaring dat het leven en het samenleven beter is, waardiger is, meer mensen gelukkig maakt, als we de vrijheid van de individuen en de gelijkheid van de mensen erkennen en als we we een samenleving ook beleven als een gemeenschap van broeders en zusters. Als we waarden expliciet in de grondwet formuleren, moeten we dat doen als de vrucht van ervaring, niet van openbaring en zelfs niet van traditie.

Mark Elchardus

Noten:

1 Bodin, J. Colloque entre sept savants qui sont de différents sentiments des secret cachés des choses relevées, Droz, 1984.

2 Ik steun hier voornamelijk op Laborde, C. (2013) Political Liberalism and Religion: On Separation and Establishment, Journal of Political Philosophy 21,1:67-86; Joppke, C. (2015) The Secular State under Siege, Religion and Politics in Europe and America, Polity. Laurence, J. (2012) The Emancipation of Europe’s Muslims. The State’s Role in Minority Integration, Princeton University Press.

3 Een beshrijving daarvan vindt men in M. Elchardus (2015) Voorbij het narratief van neergang, Lannoo-Campus.

4 K.Schuyt & E.Taverne (2004) Dutch Culture in a European Perspective, vol. 4. 1950:Prosperity and Welfare. Van Gorcum/Palgrave: 329.

5 N.Vettenburg, M.Elchardus & J.Put (reds.)(2011) Jong in Brussel. Acco

6 N.Vettenburg et al. (reds.) (2013) Jong in Antwerpen en Gent. Acco

7 Joppke, 2015:139-142; Black A. (2008) The West and Islam: Religion and Political Thought in World History. Oxford University Press:32; Islam, the West and the Challenge of Modernity, The Islamic Foundation, 2001:213

8 De uitdrukking ‘uitbestedingsbeleid’ is van Jonathan Laurence o.c.: 45-46; zie betreffende deze ontwikkelingen ook Bilal Benyaich (2013) Islam en radicalimse bij Marokkanen in Brussel, Van Halewyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content