Het is best mogelijk dat met de veelbelovende minimumdoelen voor het basisonderwijs een stevige fundering wordt gelegd voor het onderwijs van morgen. ‘Maar zo’n plan heeft alleen kans op slagen als ook de vaklui vertrouwen hebben in de bouwplannen’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman in haar column De Zoetzure Dinsdag.
In 2004 stortte een deel van de Nicoll Highway in Singapore in tijdens de bouw van een metrotunnel. Onderzoek wees uit dat werfleiders en vaklui vooraf op mogelijke ontwerpfouten hadden gewezen en onheilspellende bewegingen in de wanden van de bouwput hadden gesignaleerd. Hun waarschuwingen werden niet ernstig genomen. Gevolg: het ondersteuningssyteem begaf het.
Laat dat een wijze les zijn voor Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA), want haar plannen zijn zo mogelijk nog ambitieuzer dan die van de Singaporese Land Transport Authority. Zij wil het Vlaamse onderwijs vergaand verbouwen zodat álle leerlingen over een lat raken die veel hoger ligt dan vandaag het geval is.
Dat is ook het doel van de nieuwe, veelbelovende minimumdoelen voor het basisonderwijs die onlangs werden voorgesteld.
Zuhal Demir heeft dus een prachtige droom. Maar als ze die ook wil waarmaken, moet ze afstappen van het idee dat ze dat wel even zal fiksen. Wil ze de geschiedenis ingaan als de architect van het moderne Vlaamse onderwijs, dan moet ze zo bescheiden zijn om te beseffen dat ze zonder de feedback en steun van duizenden bekwame vaklieden nooit een stabiel gebouw zal kunnen optrekken. Dat wil zeggen dat ze ervoor moet zorgen dat al haar onderaannemers en bouwvakkers niet alleen vertrouwen in haar bouwplannen hebben maar zich ook gehoord voelen.
Cruciaal is dat de duizenden vaklieden, die elk hun eigen expertise binnenbrengen, echt betrokken worden bij het bouwproject.
En daar wringt het schoentje. De minister gaat er dan wel prat op dat ze geregeld in alle luwte aanschuift in de een of andere leraarskamer, veel leerkrachten weigeren te geloven dat ze echt hoort wat daar wordt gezegd. Dat komt niet doordat onderwijspersoneel van nature achterdochtig zou zijn, maar wel door hun ervaringen tijdens de afgelopen regeerperiodes.
Keer op keer hoorden ze van de minister van Onderwijs, academici en allerlei analisten hoe slecht het met de kwaliteit van hun onderwijs gesteld was. Ondertussen werden hun nieuwe maatregelen, eisen en verwachtingen opgelegd – van het M-decreet tot de nieuwe minimumdoelen – waarvan ze vaak vooraf wisten (of toch een sterk vermoeden hadden) dat die niet werkbaar waren.
Dat is meteen ook de reden waarom er zich elk jaar honderden kandidaten aanmelden voor de Leraarskamer van Knack. De meerderheid motiveert zijn deelname met de boodschap dat het hoog tijd is dat degenen die elke dag in de klas staan gehoord worden. Dat ze ook écht iets te vertellen hebben, blijkt onder meer uit de 29 uur en 47 minuten gesprekken die ik alleen al dit schooljaar heb opgenomen tijden de samenkomsten van de vijf provinciale leraarskamers.
Onze vijftig leerkrachten maken al die tijd vrij bovenop hun drukke baan en vaak al even hectische privéleven. Als ze al eens afzegden was dat wegens een sterfgeval, een ziek kind, een belangrijke vergadering op school of – in één geval – een schurftuitbraak in de naschoolse opvang.
Al die inspanningen leveren onze leerkrachten omdat ze zo graag hun inzichten willen delen (ik was niet de enige die notitie nam tijdens onze panelgesprekken), met elkaar maar ook met de buitenwereld. Allemaal staan ze ontzettend graag voor de klas, willen ze het allerbeste voor hun leerlingen en vinden ze het onbegrijpelijk dat ze de hele tijd plannen van bovenop opgelegd krijgen zonder dat een beroep wordt gedaan op hun expertise. Daarbij wijzen ze niet alleen naar de Vlaamse overheid, maar ook naar de onderwijskoepels en de vakbonden.
Om een stevige fundering te leggen en daarop een stabiel en duurzaam gebouw te zetten, is er veel meer nodig dan een architect met een prachtige droom en een bovengemiddelde dosis zelfvertrouwen. Nog veel belangrijker is dat de duizenden vaklieden, die elk hun eigen expertise binnenbrengen, echt betrokken worden bij het bouwproject.
De kennis hebben ze al, nu nog tonnen meer waardering en vertrouwen, gedegen bouwmaterialen en een solide veiligheidshelm. En laat hen vooral zélf kiezen welke beitel, mortel en waterpas ze gebruiken. Dat weten ze veel beter dan welke architect ook.