‘Voor leerkrachten die dagelijks balanceren tussen volle agenda’s, (nieuwe) leerplandoelen en de individuele noden van hun leerlingen, klinken zulke beloftes als een welkome verlichting. Maar achter deze technologische vooruitgang schuilt een risico dat we niet mogen negeren’.
AI verovert in sneltempo het klaslokaal. Dat is de groeiende sector van de onderwijstechnologie of Edtech niet ontgaan. Een groeiend aantal nieuwe platformen komt op de markt die een revolutie beloven: gedifferentieerd lesmateriaal, automatische feedback, efficiënte lesvoorbereiding…
Dat ook de grote AI-aanbieders steeds vaker op onderwijs inzetten, denk aan de Study-mode bij GPT5 of Learn your way bij Google, toont het belang van deze markt.
Voor leerkrachten die dagelijks balanceren tussen volle agenda’s, (nieuwe) leerplandoelen en de individuele noden van hun leerlingen, klinken zulke beloftes als een welkome verlichting. Maar achter deze technologische vooruitgang schuilt een risico dat we niet mogen negeren.
Veel van de nieuwe Edtech-platformen zijn niet wat ze lijken. De blinkende interfaces zijn vaak niet meer dan een mooie verpakking rond bestaande generatieve AI zoals ChatGPT. En die kunnen, zoals we ondertussen allemaal weten, hallucineren. Transparantie hierover is niet in het belang van aanbieders die hun product als betrouwbaar, slim en nuttig willen vermarkten.
Dat hun tools prompts sturen naar taalmodellen die geen feitenkennis hebben, maar statistische gokjes maken, wordt liever verdoezeld. Bovendien geven taalmodellen zoals ChatGPT of Copilot vaak wisselende antwoorden op identieke vragen, bevatten ze ingebouwde vooroordelen en desinformatie, en blijven ze een black box: ze kunnen niet uitleggen hoe of waarom ze tot een bepaald antwoord komen.
Als een AI-tool verkeerde feedback geeft op een opdracht, een fictieve bron aanhaalt of een onjuiste uitleg genereert, is het niet te achterhalen waar het precies misloopt. Dat betekent dat leerkrachten al het gegenereerde materiaal steeds kritisch en grondig moeten controleren op fouten. En weg is (veel van) de beloofde tijdswinst die veel commerciële aanbieders beloven. Toch is het belangrijk dat leerkrachten op de hoogte zijn van wat er onder de motorkap van al die blinkende nieuwe platformen zit, anders sluipt er ongezien AI-slop in ons onderwijs.
En dat risico is niet uit de lucht. De nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs zorgen ervoor dat er op korte termijn nieuwe leermaterialen moeten worden ontwikkeld. Tegelijkertijd krijgen de verschillende spelers in het onderwijsveld – educatieve uitgeverijen, scholen en individuele leerkrachten – weinig tijd om dit te realiseren. Combineer dit met de grote administratieve (over)belasting van leerkrachten, het nijpende lerarentekort, toenemende nood aan diversifiëring en de besparingen op het onderwijs en je krijgt de perfecte storm waarin commerciële Edtech-aanbieders de regie over het AI-beleid en onze onderwijskwaliteit in handen (kunnen) krijgen.
Denk aan een leerkracht die via een dergelijk platform een werkbundel maakt over de Arabische wereld voor het vierde leerjaar. De inhoud sluit netjes aan bij de nieuwe minimumdoelen basisonderwijs, maar bevat – zonder dat die het merkt – AI-gegenereerde teksten of afbeeldingen met inhoudelijke fouten en culturele clichés. Zo sluipt AI-slop ongezien binnen in een onderwijssysteem dat gebouwd zou moeten zijn op betrouwbare kennis. De kwaliteitscontrole van klassieke lesboeken en nascholing worden zo wat gerommel in de marge.
Dit is voor alle duidelijkheid geen verwijt aan het adres van de leerkrachten of de scholen, integendeel. Zij zijn de sleutelfiguren in het leerproces van hun leerlingen en moeten dat blijven. Zij verdienen tijd, ruimte, transparantie en ondersteuning om in de snelle AI-revolutie de regie over hun onderwijspraktijk in handen te houden. AI-tools kunnen leerkrachten zeker helpen bij hun onderwijs, zaken efficiënter maken, maar dan moeten ze weten wat ze gebruiken.
Dat vraagt AI-geletterdheid: inzicht in hoe deze systemen werken, wat hun mogelijkheden en beperkingen zijn, goede prompting, aandacht voor privacy en kritische evaluatie. Dit mag niet gewoon een opdracht zijn die er bovenop komt. Hier moet actief ruimte, tijd en middelen voor worden vrijgemaakt, want dit behoort tot de kerntaken van het onderwijs. Zo kunnen leerkrachten en scholen zelf een geïnformeerde keuze maken met welke leermiddelen ze al dan niet in zee gaan.
Als we de regie over de inzet van AI in ons onderwijs overlaten aan commerciële aanbieders zonder kritische reflectie, riskeren we AI-slop en een sluipende erosie van de onderwijskwaliteit. Dan wordt onze kenniseconomie een kenniskerkhof. Laat ons dat voorkomen door leerkrachten en scholen centraal te zetten in deze AI-revolutie. Niet als consumenten van tools en platformen, maar als bewuste, geïnformeerde gidsen in een nieuwe leeromgeving.
Janna Everaert is historica en onderwijsondersteuner GenAI aan de UGent.