Dirk Van Damme

‘Misschien hebben we na 70 jaar nood aan een nieuw “Schoolpact”?’

Dirk Van Damme Onderwijsexpert

Onderwijsexpert Dirk Van Damme reageert op een recent opiniestuk van Maarten Simons over de nieuwe minimumdoelen.

Ik heb het stuk van Maarten Simons met veel interesse, en af en toe ook wel instemming, gelezen. Hij roept een aantal vragen over het recente onderwijsbeleid op, meer bepaald naar aanleiding van de nieuwe minimumdoelen voor het basisonderwijs.

Die vragen zijn legitiem en zijn een uitnodiging tot een sterkere legitimering en fundering van het actueel gevoerde onderwijsbeleid. Hij roept ook op tot debat en die oproep kan ik alleen maar toejuichen. Er wordt in diverse media wel vaak en hard geroepen, maar een echt debat op niveau ontbreekt vaak.

Maarten Simons maakt zich zorgen en verwijst daarbij naar de breuk met het dominante denken dat sinds de jaren 1990 het onderwijsbeleid heeft beheerst. Hij heeft daar gelijk in. Zo ongeveer elke dertig, veertig jaar zijn er vrij fundamentele koerswijzigingen in het onderwijsbeleid, die deels wetenschappelijk, deels ideologisch gefundeerd zijn.

Een historisch perspectief, zoals ik dat heb geschetst in mijn boek Emancipatie, excellentie en eerlijke kansen (2023), kan helpen om die koerswijzigingen juist te interpreteren. Ook de wetenschappelijke en ideologische fundamenten van het huidige beleid zijn er niet voor de eeuwigheid, maar zullen ooit in vraag worden gesteld. En dat is goed.

Wetenschappelijke ontwikkelingen

Het gaat hierbij echter niet om modieuze trends. Sinds de jaren 1990 is het wetenschappelijk onderzoek zeer sterk vooruitgegaan en – eindelijk, zou ik zeggen, want in het buitenland is dat al veel eerder gebeurd – dringen deze inzichten ook in het onderwijsveld door. Ik denk onder meer aan de neurowetenschappen, de cognitieve psychologie, het schooleffectiviteitsonderzoek. De inzichten uit deze wetenschappelijke ontwikkelingen hebben het denken over onderwijsbeleid en praktijk drastisch gewijzigd.

Het nu stilaan oude en achterhaalde constructivisme dat het beleid sinds de jaren 1990 domineerde, is vervangen door een hele set aan zeer waardevolle wetenschappelijke inzichten over leren en ontwikkelen.

Ik ben het oneens met de bewering dat deze inzichten ‘eng’ zouden zijn en geen ruimte zouden geven aan een brede visie op vorming. Het is inderdaad zo dat het cognitieve in ere wordt hersteld, na vele jaren te zijn verwaarloosd. Maar de neurowetenschappelijke inzichten in leren gaan evengoed over sociale en emotionele ontwikkeling. En er is recent veel wetenschappelijke kennis bijgekomen over de ontwikkeling van meer technische competenties.

Ik deel de opvatting dat het onderwijs een brede basis moet ontwikkelen, maar de huidige koerswijziging staat daar helemaal niet haaks op. Het is wel zo dat die brede opvatting in het maatschappelijk debat wat meer aandacht zou mogen krijgen.

Voor Maarten Simons, en vele anderen in het debat, vormen de internationale en nationale toetsen een dankbare schietschijf. Het is inderdaad zo dat de resultaten van deze testen de directe aanleiding zijn voor de koerswijziging. Maar ze zijn er niet de oorzaak van. Gelukkig hebben we nu de resultaten van PISA, TIMSS, PIRLS en de Vlaamse toetsen en zien we met data in welke vrije val de onderwijskwaliteit zich bevindt.

Dat creëert een sense of urgency bij de politiek, experten en sommige leidinggevenden, maar die is helaas nog niet volledig aanwezig in grote delen van het onderwijssysteem. Er zijn nog steeds grote plekken in het systeem waar er een grote weerstand tegen de koerswijziging bestaat, en dus ook tegen de testen die daartoe aanleiding hebben gegeven. Dat is jammer, maar wellicht onvermijdelijk.

Ik ben het wel eens met de opmerking dat deze testen maar een deel van de opdracht van onderwijs dekken. Ik heb zelf tijdens mijn OESO-loopbaan diverse pogingen ondernomen om de reikwijdte van internationale testen uit te breiden, onder meer naar het veld van sociale en emotionele competenties, maar daar was in Vlaanderen geen steun voor te vinden. Hopelijk komt de ‘vocational PISA’ er snel, zodat we ook voor technische competenties weten hoe we er voor staan. En ik ben zeer te vinden voor de uitbreiding van de Vlaamse toetsen naar andere inhoudsdomeinen. Ik vrees dat Maarten Simons die implicatie van zijn kritiek niet zal willen trekken.

Overigens krijgt mijn comparatieve hart het zwaar te verduren als ik opnieuw regelrechte nonsens moet lezen over het onderwijs in Japan, China of Singapore. Ik zal maar aannemen dat het aan een gebrek aan kennis bij Maarten Simons ligt. Wie deze onderwijssystemen kent, weet dat juist daar een breed vormingsconcept zeer belangrijk is. De onderwijsfilosofie van een land als Japan is van een ongelooflijke breedte, diepte en rijkdom. En de waanbeelden en regelrechte leugens over het onderwijs in China, Korea of Singapore mogen stilaan de vuilbak in.

De kern van het betoog van Maarten Simons is dat de koerswijziging in het onderwijsbeleid de fundamentele verhoudingen in het Vlaamse beleid tussen overheid, de vrijheid van onderwijsverstrekkers en de didactische deskundigheid van de leraar dreigt te verstoren. Dat is een interessant en belangrijk debat.

Ten dele is die analyse juist: er is een verschuiving bezig, maar die is er al enige tijd, in de aansturing en governance van het onderwijs. Maar, laat ons wel wezen, de impact van de overheid is in Vlaanderen nog steeds maar een fractie van wat ze is in vrijwel alle andere Europese landen.

We zijn hier echt wel nog zeer ver weg van het doembeeld van “alles te centraliseren” en “eenheidsworst” waar Maarten Simons voor waarschuwt. Maar die beperkte versterking van de rol van de overheid, waar N-VA en Vooruit zich in de huidige Vlaamse regering politiek gevonden hebben, is ook echt wel legitiem en noodzakelijk.

Maar de vraag naar waar de optimale balans ligt tussen sturing, autonomie en professionaliteit is een zeer belangrijke vraag. Dank om deze in het debat te gooien. Ik ben voorstander van een zeer grote vrijheid van onderwijs en van pedagogisch pluralisme. Ik ben ook, zoals aangetoond in het rapport van de Commissie van Wijzen, zeer gewonnen voor een sterkere professionele autonomie van leraren en een sterke schoolorganisatie.

De balans tussen sturing, autonomie en professionaliteit is echter geen ‘zero-sum game’. Sterke sturing kan heel goed samengaan met grote autonomie. Ik deel de positieve waardering voor de rijke pedagogische tradities in Vlaanderen, die historisch de motor voor de onderwijskwaliteit vormden. De vraag is echter wel terecht hoe het komt dat er zand in deze motor is gekomen.

Louter vertrouwen op deze historische kracht, zoals Maarten Simons bepleit, miskent de problemen die er manifest zijn. We hebben nood aan een herijking van de balans tussen overheidsinterventie, vrijheid van onderwijs, en pedagogische en professionele autonomie. Misschien hebben we nood aan een nieuw ‘Schoolpact’. Na bijna 70 jaar is een nieuw fundamenteel debat wellicht geen overbodige luxe.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content