‘Hoge verwachtingen, duidelijke leerdoelen en kennisopbouw zijn geen bedreiging voor kinderwelzijn’, schrijft onderwijskundig pedagoog Esther Gheyssens. ‘Ze zijn er een essentiële bouwsteen van.’
Als onderwijskundig pedagoog volg ik het onderwijsdebat al jaren met professionele betrokkenheid. Als moeder van vier kinderen beleef ik datzelfde debat ook zeer persoonlijk. Vandaag schrijf ik vooral vanuit mijn laatste rol. Ik houd graag een pleidooi dat ik te weinig zie in nieuwsberichten en op sociale media: ouders zouden de grootste supporters moeten zijn van een duidelijke, kennisrijke koers in het onderwijs.
De recente discussie over nieuwe minimumdoelen heeft bij sommige ouders ongerustheid gewekt. Begrippen als kennis, doelen en verwachtingen roepen nog te vaak associaties op met een schoolmodel dat men achter zich wil laten: autoritair, kil of eenzijdig prestatiegericht. Die vrees is begrijpelijk, maar grotendeels ongegrond. Niemand pleit voor een terugkeer naar het onderwijs van vijftig jaar geleden. Wat vandaag voorligt, is iets fundamenteel anders: een herwaardering van de kerntaak van onderwijs.
School bestaat bij uitstek om kinderen dingen aan te leren die zij niet vanzelf leren, noch spontaan thuis verwerven. Schrijven, breuken begrijpen, grammaticale regels hanteren, historische en wetenschappelijke kennis opbouwen… dit zijn geen vanzelfsprekende vaardigheden. Ze vergen instructie, oefening en een doordacht curriculum. Precies daarin ligt de maatschappelijke opdracht van de school. Niet als tegenpool van welbevinden, maar als voorwaarde ervoor.
Dat brengt mij bij een cruciaal onderscheid dat in het publieke debat te weinig wordt gemaakt. Opvoeden en onderwijzen zijn geen concurrerende opdrachten, maar wel verschillende verantwoordelijkheden. Ouders dragen zorg voor hun kinderen, bieden veiligheid, waarden en een warme thuiscontext. Scholen dragen verantwoordelijkheid voor het aanbieden van inhoudelijk rijk en didactisch sterk onderwijs. Beide domeinen zijn essentieel voor het welbevinden van kinderen, maar ze zijn niet uitwisselbaar. Wanneer scholen steeds meer opvoedkundige en maatschappelijke problemen moeten opvangen, dreigt hun kerntaak – lesgeven – naar de achtergrond te verdwijnen.
Kennisrijk onderwijs hoeft bovendien helemaal niet onpersoonlijk of afstandelijk te zijn. Integendeel. Goed uitgewerkt onderwijs, met duidelijke doelen en sterke instructie, kan net bijzonder verbindend werken. Het creëert gedeelde referentiekaders, verhoogt het gevoel van competentie bij leerlingen en biedt leerkrachten opnieuw professionele houvast. Leraren krijgen zo ruimte om te doen waar zij het best in zijn: lesgeven. Ook dat verdient steun, niet alleen van beleidsmakers, maar nadrukkelijk ook van ouders.
Toch zie ik in de praktijk vaak het omgekeerde gebeuren. Ouders maken zich soms meer zorgen over randzaken dan over de kern van het leren. Discussies over koekenbeleid, fruitdagen of verjaardagstraktaties nemen geregeld meer tijd en energie in beslag dan gesprekken over leerinhouden of onderwijsdoelen. Soms zijn het zelfs goedbedoelende ouders die, onbewust, leraren afleiden van hun pedagogische opdracht. Laten we eerlijk zijn: geen enkele ouder wenst een school waar kinderen ongelukkig zijn.
‘Opvoeden en onderwijzen zijn geen concurrerende opdrachten, maar wel verschillende verantwoordelijkheden.’
Maar het omgekeerde is even waar: geen enkel kind vaart wel bij een school waar de lat structureel te laag ligt. Hoge verwachtingen, duidelijke leerdoelen en kennisopbouw zijn geen bedreiging voor kinderwelzijn. Ze zijn er een essentiële bouwsteen van. Welbevinden laat zich bovendien niet altijd meten op de dag zelf. Kinderen stevig uitrusten met basiskennis en vaardigheden om de wereld te begrijpen en volwaardig te participeren in de maatschappij, werkt vaak pas later door. Dat uitgestelde welbevinden weegt zwaarder dan de onmiddellijke appreciatie van het moment.
Dat betekent overigens niet dat een kennisrijke basisschool een eenzijdige leeromgeving moet zijn. In sterk basisonderwijs kunnen een grootouderfeest, een carnavalviering of een schoolconcert zeker hun plaats hebben. Dergelijke momenten zijn voor veel kinderen en ouders vaak mooie herinneringen en kunnen ook deel uitmaken van een inhoudelijk sterk curriculum wanneer ze doelgericht worden ingezet. Ook hier leren kinderen waardevolle dingen: spreken voor een publiek, samenwerken, culturele tradities begrijpen, trots zijn op wat ze samen realiseren. Voor sommige kinderen zijn dit bovendien unieke ervaringen die ze elders niet of nauwelijks krijgen. Kennisrijk onderwijs sluit dit niet uit, maar geeft er net betekenis aan.
Als ouder kunnen we daarin een krachtige rol spelen. Door vertrouwen te tonen in de professionele keuzes van scholen en leerkrachten, en door tegenover onze kinderen het belang van leren expliciet te benoemen. Want uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: dat kinderen zich goed voelen en zich ten volle kunnen ontwikkelen. Een sterke leerkracht is daarbij geen tegenpool van een zorgzame ouder, maar een bondgenoot: iemand die inhoudelijk sterk lesgeeft en tegelijk oog heeft voor welbevinden, net zoals een goede ouder warm en begripvol is, maar ook duidelijke verwachtingen en grenzen stelt. Wanneer we onderwijs niet reduceren tot een comfortabele dienstverlening, maar erkennen als een maatschappelijke pijler die inspanning vraagt: van kinderen, van leerkrachten en van ouders, versterken we elkaar. In dat gedeelde engagement voor de toekomst van onze kinderen verdient sterk en kennisrijk onderwijs onze gezamenlijke steun.
Het is mijn persoonlijke voornemen om in 2026 de grootste supporter te zijn van het onderwijs van mijn kinderen en van hun leerkrachten. Ik kijk nieuwsgierig, maar vooral vol vertrouwen, uit naar alles wat zij nog zullen leren.
Esther Gheyssens is onderwijskundig pedagoog, mama van vier en verbonden aan Odisee hogeschool, Thomas More hogeschool en Schoolmakers.