Academicus en auteur Jeroen Wijnendaele staat stil bij het stijgend aantal doctoraten dat aan Vlaamse universiteiten in het Engels gemaakt worden. ‘Er zijn verdomd goede redenen waarom de Vlaamse beweging vorige eeuw gestreden heeft om ons onderwijs Nederlandstalig te maken.’
‘Wie als jonge onderzoeker een Nederlands boek voor een breed publiek schrijft pleegt eigenlijk academisch zelfmoord.’
Het waren niet bepaald opbeurende woorden van een leermeester die het uiterst goed bedoelde. Ik was een eerstejaars doctorandus en had net met trots aangekondigd dat ik een boekcontract had. Dat was niet bepaald een vanzelfsprekendheid in bijzonder heikele omstandigheden. Een paar maand tevoor had ik mijn moeder verloren. Weinig momenten doen een mens zich meer afvragen waarmee hij bezig is. Ik kreeg het telefoontje in Ierland waar ik mijn doctoraat voor de universiteit van Cork schreef. Twee jaar daarvoor had ik mijn scriptie afgerond aan de universiteit van Bologna. Een internationaal parcours leek een logische keuze voor een jonge Vlaamse onderzoeker. Een Nederlandstalig boek daarentegen niet. Toch voelde het als een noodzaak.
In West-Europa wordt universitair onderzoek nog steeds gefinancierd met publieke middelen (lees: uw belastinggeld). Zoals de eerder vermelde benevolente leermeester aanstipte, was er geen incentive voor doctorandi om iets terug te geven aan het grote publiek. Op het einde van de rit zouden ze niet alleen beoordeeld worden op hun proefschrift, maar ook op de publicaties. En die moesten vooral in zo hoog mogelijk genoteerde internationale (lees: Engelstalige) tijdschriften verschijnen. Peperdure tijdschriften wier abonnementen vele duizenden euro’s kosten voor universitaire bibliotheken. Waartoe tot voor kort leergierige burgers, die datzelfde onderzoek mogelijk gemaakt hadden, enkel toegang kregen als ze zelf ook nog eens wilden bij betalen. Wie recent onderzoek trachtte te ontsluiten in een Nederlandstalig boek bestemd voor het brede publiek dreigde zichzelf in de voet te schieten.
Vijftien jaar later kunnen we stellen dat het Engels als wetenschappelijke taal ook in de Lage Landen over de gehele lijn getriomfeerd heeft. Zeer recent verscheen het nieuws dat 97% van alle doctoraten aan Vlaamse universiteiten vorig jaar in de taal van Albion zijn geschreven.
Onze francofone landgenoten pikten het nieuws meteen op. Dat het Nederlands als wetenschapstaal bedreigd wordt, is een understatement. Het zou van hypocrisie getuigen mocht ondergetekende bezwaar aantekenen tegen internationale output waaraan hijzelf bijdraagt. Onderzoek gedijt nu eenmaal best in dialoog en de lingua franca van de mondiale academie is nu eenmaal het Engels. Maar onze moedertaal inruilen komt met andere kosten.
Niet alleen in het aantal doctoraten, maar zelfs in het aantal doctorandi zijn Nederlandstaligen een minderheid aan het worden. Ondergetekende is de laatste die bezwaar zal aantekenen tegen kansen geven aan collega’s aller landen. De neveneffecten van dit systeem laten zich echter al tijden voelen. Nergens anders vertalen die zich harder dan op de onderwijsvloer. Het gros van ons onderwijs valt nog steeds op de schouders van Nederlandstaligen. Voor internationale doctorandi en postdoctorale onderzoekers is er zelfs geen verplichting om het Nederlands te leren, waardoor zij buiten schot blijven om pakweg examens of scripties te beoordelen.
Bovendien blijft de bestuurstaal van onze universiteiten – terecht want immers nog steeds openbare instellingen – het Nederlands, waardoor ook de administratieve verplichtingen onevenredig verdeeld worden.
De Vlaamse overheid heeft ooit grendels ingebouwd om te waarborgen dat onze basisopleidingen ten minste meer dan 80% Nederlandstalig zijn. Dat is ook volstrekt normaal wanneer we rekening houden met het feit dat het overgrote deel van onze studenten Nederlandstalig is. Wie een universiteit wil die volledig los komt te staan van de samenleving, hoeft maar te kijken naar de realiteit bij onze noorderburen. Doorgeslagen verengelsing in Nederland, met het oog op zoveel mogelijk internationale studenten aan te trekken om de boekhouding te stutten, resulteerde op relatief korte tijd in compleet Engelstalige opleidingen, maar ook veelal Engels op de werkvloer. De influx van internationale studenten liet zich zelfs voelen op de oververhitte huurmarkt, waardoor de vorige Nederlandse regering zich genoodzaakt zag om delen van het hoger onderwijs opnieuw Nederlandstalig te maken. Men zou zich bijna afvragen of dergelijke zaken bijdragen aan het afnemen van het publiek vertrouwen in de wetenschap?
Wat in deze discussie nauwelijks aan bod komt, is dat het lang niet zo vanzelfsprekend lijkt om anderstalig hoger onderwijs te organiseren. Er zijn verdomd goede redenen waarom de Vlaamse beweging vorige eeuw gestreden heeft om ons onderwijs Nederlandstalig te maken. Onderricht in de moedertaal is emancipatorisch. Het biedt gelijke kansen. De meeste jongeren hebben nu eenmaal niet het privilege om uit de beste sociale milieus te komen en zich onder te dompelen in een taalbad.
Wie gelooft dat de dominantie van Anglofone media in vorige decennia vanzelfsprekend een betere educatieve kennis van die taal opleverde, komt van een kale reis terug. De confrontatie met gebrekkige taalkennis bij mondelinge examens of in schriftelijke taken zelfs in het laatste jaar van een bacheloropleiding, werkt vaak ontnuchterend.
Louter voor mijn eigen discipline sprekende, kan ik ondertussen enkel vaststellen dat de honger naar gedegen informatie over ons verleden groter dan ooit is bij het publiek. Middeleeuwse Medemensen van Jonas Roelens en Nathan van Kleij is een jaar na datum aan haar tiende (!) druktoe. Zowel de tentoonstelling Judith. Een Karolingische prinses in Gent? als de podcast De Vorstinnen van Vlaanderen werden bekroond en lokten respectievelijk duizenden bezoekers en tienduizenden luisteraars. Het is perfect mogelijk om internationaal én lokaal te excelleren met de vruchten van ons wetenschappelijk onderzoek.
Maar daarvoor moet het Nederlands zijn ambachtelijke status kunnen behouden. Doen we dat niet, dan zetten we ons maatschappelijk buitenspel.
In 2030 zal het een eeuw geleden zijn dat de Universiteit Gent officieel Nederlandstalig werd. Wie weet zal dat heuglijke feit tegen dan op gepaste wijze gevierd kunnen worden. In het Engels.
Jeroen Wijnendaele (BA Gent, MA Bologna, PhD Cork) is gastprofessor UGent, Gerda Henkel fellow en auteur van De wereld van Clovis (Ertsberg). Hij schrijft deze opinie in eigen naam.