‘Wie bespaart op hoger onderwijs, bespaart op de toekomst. Van een regio die de ambitie heeft om tot de wereldtop te horen, mogen we toch meer verwachten’, schrijven Jo Coulier en Leon Bauweraerts naar aanleiding van de staking vandaag aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB).
In 2008 vaardigde de Vlaamse overheid een decreet uit over de financiering van de hogescholen en universiteiten in Vlaanderen. Men schreef: “Het hoger onderwijs wordt als cruciaal beschouwd voor het bereiken van de Lissabondoelstellingen en voor het creëren van welvaart en welzijn.” De kennisdriehoek onderwijs-onderzoek-innovatie zou versterkt moeten worden en universiteiten en hogescholen zouden daar een essentiële rol bij spelen.
In aanloop naar de verkiezingen van 2024 brachten de rectoren van de Vlaamse universiteiten een memorandum uit waarin de opeenvolgende besparingsgolven sinds 2008 werden besproken: men toonde aan dat de Vlaamse regeringen reeds voor 349,5 miljoen euro bespaard hadden op de budgetten van de universiteiten. Het verschil tussen retoriek en realiteit…
De huidige Vlaamse regering voorziet in een bijkomende, drastische besparing op de middelen die universiteiten en hogescholen vanaf 2026 zullen ontvangen voor onderwijs en onderzoek. Wat onderzoek betreft wil de Vlaamse regering 14,5 miljoen euro besparen op het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF). Dit leidt ertoe dat de universiteiten beslist hebben om de interuniversitaire BOF-projecten af te bouwen. Verder bedreigen besparingen bij onderwijs (minister Demir) en wetenschapsbeleid (minister-president Diependaele) honderden jobs.
Bepaalde instellingen worden daarbij extra geviseerd. Door het schrappen van de subsidies voor het Instituut voor Europese Studies en het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid worden respectievelijk de VUB en de UA extra getroffen.
Voor de Brusselse universiteiten en hogescholen zijn de besparingen nog dramatischer. De bijzondere middelen voor deze instellingen voor hoger onderwijs – meer dan 10 miljoen euro – worden geschrapt. Deze middelen werden toegekend omwille van onder meer de bijzondere kenmerken van de Brusselse studentenpopulatie en de hogere kosten die het organiseren van onderwijs in Brussel met zich meebrengt.
Volgens de Vlaamse regering zijn die bijzondere kenmerken niet meer een louter Brusselse aangelegenheid. Men voert aan dat het aandeel van beursstudenten in de Brusselse studentenpopulatie even hoog is in Antwerpen en Limburg (hoewel dat aandeel in andere Vlaamse provincies beduidend lager ligt). Men zou op een andere manier willen tegemoetkomen aan de noden van alle instellingen.
Onder het mom van het gelijkheidsbeginsel schrapt men dus deze middelen voor Brussel, maar op geen enkele manier wordt concreet gemaakt hoe men dan inderdaad alle instellingen zal voorzien van middelen om studenten uit sociaal-zwakkere milieus gelijke onderwijskansen te bieden. De intenties van de Vlaamse regering worden nog ongeloofwaardiger wanneer die tevens 34 miljoen euro wil besparen op studietoelagen, onder meer door het optrekken van het minimumaantal studiepunten die een student moet opnemen om financierbaar te zijn. Veelal zijn het studenten die moeten werken om hun studies te betalen die minder dan 54 studiepunten opnemen. Zij dreigen dus dubbel gestraft te worden.
Ook de Federale regering huldigt dezelfde besparingspolitiek inzake onderzoeksmiddelen. Er wordt vooropgesteld om de ‘defiscaliseringsmiddelen’ af te bouwen – dat zijn middelen waarover universiteiten beschikken omdat ze een deel van de bedrijfsvoorheffing op het loon van onderzoekers niet moeten doorstorten naar FOD financiën. Daardoor dreigen duizenden onderzoekers in beide landsgedeelten hun job te verliezen.
Voor de VUB gaat het om een mogelijk verlies van 6,3 miljoen euro; voor de UA 4 miljoen euro; voor de Ugent en de KULeuven staat er voor elk meer dan 10 miljoen euro op het spel. Ook andere onderzoeksprogramma’s worden geviseerd, in het bijzonder deze die gefinancierd worden door middelen voor ontwikkelingssamenwerking.
Zowel de Vlaamse als de federale overheid voert een terugplooiïngsbeleid. De federale door de beperking van budgetten voor ontwikkelingssamenwerking, de Vlaamse door het beperken van de financierbaarheid van studenten van buiten de Europese Economische Ruimte. Dat daalt van 5,5% naar 2%, een beperking die de UHasselt en de UAntwerpen elk ongeveer 1 miljoen euro zal kosten.
Hoe het beleid van de Vlaamse en Federale regeringen nog gerijmd kan worden met de essentiële rol die ze aan het hoger onderwijs toeschrijven inzake de ontwikkeling en ondersteuning van de kenniseconomie is ons onduidelijk. Tussen 2008 en 2023 daalde de financiering per student aan de Vlaamse universiteiten van 9583 euro tot 7460 euro en de tendens is verder dalend.
Een gelijkaardige daling doet zich voor bij de hogescholen. Het leveren van kwalitatief hoger onderwijs komt steeds meer in het gedrang, alsook de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden voor professoren, docenten, assistenten en ondersteunend personeel, met ziekteuitval tot gevolg.
De werknemers- en studentenvertegenwoordiging van de Vrije Universiteit Brussel namen het initiatief om op 11 december een betoging te organiseren onder de slogan: ‘Vlaanderen, investeer in hoger onderwijs, ook in Brussel’. De betoging eindigt symbolisch op het Luxemburgplein aan de voet van de Europese instellingen waarmee men een duidelijk signaal wil geven aan de Vlaamse beleidsmakers, om het hoger onderwijs, Brussel, Europa en de wereld niet los te laten. Wie bespaart op hoger onderwijs, bespaart op de toekomst. Van een regio die de ambitie heeft om tot de wereldtop te horen, mogen we toch meer verwachten.
Jo Coulier is werknemersvertegenwoordiger aan de VUB.
Leon Bauweraerts is studentenraadvoorzitter aan de VUB.