Lode De Waele

‘Academische vrijheid is de zuurstof van een gezonde democratie’

Lode De Waele Assistent professor aan de Utrecht School of Governance en lid van denktank Eleni

‘Zonder de ruimte om vrij te onderzoeken, onderwijzen en publiceren, verdwijnt het vermogen van universiteiten om kritisch tegenwicht te bieden aan politieke of economische machten’, waarschuwt Lode De Waele van denktank Eleni bij de start van het academiejaar.

Het ondertussen gevallen Nederlandse kabinet kondigde aan deze legislatuur 1 miljard euro te besparen op het hoger onderwijs. Volgens de Volkskrant gaat het om de grootste relatieve daling in onderwijsbudgetten sinds het einde van de vorige eeuw. Universiteiten worstelen intussen met de vraag hoe ze deze ingreep moeten verwerken. In sommige faculteiten dreigt een verlies tot wel 10% van de werkingsmiddelen.

In de VS is de universiteit al jaren een politiek strijdtoneel. Universiteiten worden er verweten ‘linkse indoctrinatie’ te verspreiden en zien hun financiering drastisch teruggeschroefd. Ze worden weggezet als ‘linkse bastions’, hun autonomie als een bedreiging. Dat beeld is echter misplaatst. Een universiteit is bij uitstek een forum voor ideologische confrontatie, waar goede docenten het kritische debat stimuleren in plaats van studenten in een bepaalde richting te sturen.

Echte inclusiviteit betekent immers dat uiteenlopende overtuigingen – ook ideologische – een plaats krijgen binnen dat debat.

Hoewel deze voorbeelden extern lijken, mogen we niet blind zijn voor de signalen in België – subtieler, maar desalniettemin reëel. In het artikel „Sterft de academische vrijheid een stille dood?” stelde EOS Wetenschap recent dat academische vrijheid wereldwijd onder druk staat door politieke inmenging en een toenemende focus op economisch nut. Gisteren heropenden de universiteiten in België – een moment van optimisme – maar de structurele problemen blijven: krappe financiering, toenemende beleidsdruk en een steeds sterkere nadruk op valorisatie.

Dat heeft wrange neveneffecten. Faculteiten die sterk leunen op externe financiering – via zogenaamde tweede geldstromen (zoals FWO of in Nederland het NWO) of derde geldstromen (vaak externe opdrachtgevers) – weten zich relatief beter staande te houden dan vakgebieden die minder toegang hebben tot die fondsen. In praktijk zijn dat vaak rechten, economie en geneeskunde, terwijl geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en kleinere disciplines onevenredig hard geraakt worden. Zij hebben minder externe opdrachtgevers, minder valoriseerbare output en worden daardoor vaker financieel afgestraft voor hun publieke, vaak kritisch-maatschappelijke oriëntatie.

In Nederland laten de gevolgen zich al voelen. Bij de universiteit Twente moeten 40 personeelsleden vertrekken en ook de Open Universiteit ontslaat tientallen werknemers. Wetenschappelijke capaciteit wordt afgebouwd, net op een moment dat we mondiaal innoveren rond maatschappelijke uitdagingen zoals AI, klimaat en defensie. Wie denkt dat innovatie enkel uit bedrijven komt, begrijpt niet goed hoe innovatie tot stand komt. Universiteiten zijn in de praktijk vaak de voedingsbodem van ondernemerschap. Onderzoekers starten spin-offs op, begeleiden studenten bij start-ups en genereren met seed money het initiële kapitaal dat het verschil kan maken tussen een idee en een onderneming. Universiteiten bieden daarbij vaak de expertise, infrastructuur en het vangnet dat jonge ondernemers de ruimte geeft te experimenteren, te falen en opnieuw te proberen. Ook in mijn eigen onderwijspraktijk – bijvoorbeeld in vakken als Inleiding tot de Bedrijfskunde of Economie en Openbare Financiën – heb ik generaties studenten zo laten kennismaken met ondernemerschap.

Steeds meer academici combineren hun onderzoekspraktijk met ondernemerschap. Niet toevallig – de intellectuele arbeid die zij leveren, is in de private sector vaak het drie- of viervoud waard. Maar juist hun bewuste keuze voor de universiteit als publieke instelling verdient bescherming. Die bescherming wankelt nu.

Met de toegenomen focus op externe geldstromen komt immers ook de academische vrijheid in gevaar. Onderzoek in opdracht van externe partijen wordt vaak vooraf gekaderd: de onderzoeksvraag ligt vast, de context is gestuurd en de verwachte output sluit nauw aan bij commerciële of beleidsmatige belangen.

Open onderzoeksvragen

Dat betekent dat er steeds minder ruimte is voor fundamentele, open onderzoeksvragen zoals: ‘Wat is de maatschappelijke impact van algoritmes op ongelijkheid?’ of ‘Hoe verandert integriteit binnen publieke organisaties door digitalisering?’ Thema’s die zelden direct financieel rendement bieden vallen daardoor sneller uit de boot.

De projecten die wél kans maken op financiering, zijn vaak die met aantoonbaar economisch potentieel: nieuwe medische toepassingen, artificiële intelligentie die productiviteit verhoogt, of technologische innovaties die snel te valoriseren zijn. Dat levert waardevolle inzichten op, maar het betekent ook dat onderzoek met een kritisch-maatschappelijke insteek – bijvoorbeeld naar de effecten van beleid op kwetsbare groepen – het moeilijker heeft om middelen te verkrijgen.

De implicaties zijn groot. Eigenaarschap van onderzoeksresultaten verschuift vaak naar de opdrachtgever, waardoor publicaties worden vertraagd of soms zelfs tegengehouden. Universiteiten verliezen daarmee hun rol als vrije verspreiders van kennis. Tegelijk worden intern voorstellen gedaan om gegarandeerde onderzoekstijd af te bouwen ten gunste van onderwijs. Zo wordt de ruimte voor fundamenteel, vrij onderzoek verder uitgehold. Wetenschap dreigt projectmatig, voorspelbaar en veilig te worden – precies wat ze níét hoort te zijn wanneer je een innovatief klimaat wil realiseren.

De gevolgen zijn echter niet enkel academisch. Als universiteiten er niet meer in slagen A-profielen aan te trekken – onderzoekers die excelleren in onderzoek én onderwijs – zal de kwaliteit van het hoger onderwijs onvermijdelijk dalen. Dat ondermijnt de waarde van diploma’s, en daarmee ook hun economische waarde.

Die is nochtans aanzienlijk: elke euro die wordt geïnvesteerd in hoger onderwijs levert gemiddeld vier euro op aan maatschappelijke meerwaarde, via hogere inkomens, innovatie en belastingopbrengsten. Een besparing van 1 miljard euro betekent dus potentieel ook 4 miljard euro aan gemiste opbrengsten op middellange termijn.

Een gebrek aan academische vrijheid ondermijnt de fundamenten van een goed functionerende democratie. Zonder de ruimte om vrij te onderzoeken, onderwijzen en publiceren, verdwijnt het vermogen van universiteiten om kritisch tegenwicht te bieden aan politieke of economische machten. Zoals het rapport van de European University Association aantoont, is de aantasting van academische vrijheid vaak een eerste symptoom van bredere autoritaire tendensen, waarbij niet alleen de universiteit maar ook het democratisch weefsel onder druk komt te staan.

Wat op het spel staat, is dus meer dan louter begrotingsruimte. Het gaat om het wezen van de universiteit zelf: een instelling die generaties onderzoekers en studenten heeft gevormd, waar onafhankelijkheid en kritische geest centraal staan, en waar velen – ook ikzelf – met trots aan verbonden zijn.

Een democratische rechtsstaat zonder kritische, onafhankelijke wetenschap is als een samenleving zonder spiegel: ze ziet zichzelf niet meer. Als we de academische vrijheid nu niet verdedigen, riskeren we dat de universiteit van morgen niet langer de universiteit is die we vandaag kennen en koesteren. Dat zou haaks staan op de principes en waarden van een democratische rechtsstaat.

Precies die principes vormen nochtans de voedingsbodem voor ondernemerschap, innovatie en welvaart.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise