Nieuwe kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens: ‘Belgische kinderen in Syrische kampen moeten terugkeren’

Caroline Vrijens © Mustafa Körükçü
Jef Cauwenberghs
Jef Cauwenberghs Freelancejournalist

Sinds augustus mag Caroline Vrijens zich officieel Vlaams kinderrechtencommissaris noemen. In afwachting van een nieuw beleid blikt de opvolgster van Bruno Vanobbergen samen met Knack vooruit op haar komend mandaat. ‘Er is een langetermijnvisie nodig tegen kinderarmoede, geen oplapwerk.’

Terwijl het pas verkozen Vlaams Parlement geniet van haar eerste zomerreces wroet Caroline Vrijens zich aan de overkant van de Leuvenseweg door de stapeltjes dossiers die sinds enkele weken haar nochtans kraaknette kantoor decoreren. Toch oogt het bijzonder kalm in de gangen van het commissariaat.

Na een woelige aanstellingsprocedure kwam Vrijens in mei uit de bus als opvolgster van Bruno Vanobbergen, die tien jaar lang het mandaat van kinderrechtencommissaris bekleedde maar onlangs overstapte naar het nieuwe Agentschap Opgroeien.

Hoewel de juriste van opleiding voor het grote publiek voorlopig nog een nobele onbekende is, is ze met een verleden bij onder andere het Commissariaat Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS), SOS Kinderdorpen en het Agentschap Jongerenwelzijn gepokt en gemazeld in het jeugdhulpbeleid.

Dat daar nu een zesjarig mandaat bijkomt waarin ze als belangenbehartiger voor kinderen en jongeren in het publieke debat de luis in de pels mag zijn, schrikt haar allerminst af.

Uw aanstelling begon wel al meteen met een valse noot toen in het Vlaams Parlement N-VA-fractieleider Matthias Diependaele het bij een symbolische onthouding hield.

Caroline Vrijens: Dat potje wil ik zelf niet meer opendoen. Ik sta daar volledig buiten. Volgens sommigen zijn er procedurefouten gemaakt, maar juridisch onderzoek heeft uitgewezen dat alles correct is verlopen. Dat is ook nog benadrukt bij mijn aanstelling. Ik neem het in elk geval niet persoonlijk op. Ik ga ervan uit dat ik de steun heb van het parlement. Dat is mij ook zo bevestigd.

Een heikel dossier dat meteen op uw bureau belandt, is dat van de terugkeer van kinderen uit Syrië. Bent u voorbereid op dat debat?

Vrijens: Bij Jongerenwelzijn hebben we ons enkele maanden geleden al grondig voorbereid op de terugkomst van die kinderen. Hebben zij grootouders waar zij terecht kunnen? Is het veilig om hen daar onder te brengen? We hebben toen echt wel veel energie gestoken in kwaliteitsvolle opvang. Wat ik nu zal zeggen, ligt ook in de lijn met wat mijn voorganger altijd zei: die kinderen hebben in de eerste plaats recht op bescherming. Dat staat ook in het Kinderrechtenverdrag.

We weten bijvoorbeeld dat er in de Noord-Syrische kampen nog zeker zestig kinderen met Belgische roots verblijven. De omstandigheden zijn er heel slecht. Zij lopen zelfs risico om hun verblijf daar niet te overleven. Zij moeten terugkeren.

Ik snap de gevoeligheid van dit dossier. Zoals: wat met de moeders? Je kan de kinderen wel terughalen, maar de moeders vormen potentieel gevaar. Toch toont onderzoek aan dat het scheiden van moeder en kinderen, zeker onder de drie jaar, bijzonder grote trauma’s en zelfs ontwikkelingsstoornissen kan opleveren. Het blijft een delicate discussie, maar ons standpunt is wel dat we het belang van het kind voorop moeten stellen – zonder daarbij uiteraard de veiligheid van het land in gedrang te brengen. Wie misdaden heeft begaan moet gestraft worden.

Wij hebben altijd benadrukt dat minderjarigen opsluiten niet kan.

Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens

Volstaat een louter adviserende functie voor een kinderrechtencommissaris nog wel in een klimaat waarin bepaalde politici de kritische rapporten van waakhonden en juridische diensten koudweg naast zich neerleggen?

Vrijens: Ik ga ervan uit dat de samenwerking goed verloopt en dat we elkaar zullen vinden. Opnieuw: onze rol is de signalen die we krijgen om te zetten naar het beleid.

Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens.
Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens.© Mustafa Körükçü

Maar het beleid luistert niet altijd. België sluit minderjarigen in afwachting van hun uitwijzing op in een gesloten centrum hoewel dat strijdig is met internationale richtlijnen. Opnieuw: volstaat advies en een tik op de vingers?

Vrijens: Wij hebben ook altijd benadrukt dat dat niet kan. En wij niet alleen. Er zijn tweehonderdtachtig organisaties in België die dat samen met het VN-kinderrechtencomité onderschrijven. Maar goed, de eindverantwoordelijkheid ligt bij de beleidsmakers. Wij zullen blijven signaleren dat dat tegenstrijdig is met het belang van kinderen. En wanneer het toch gebeurt, zoals nu, dan zullen we desondanks adviseren hoe een kind in die situatie het best behandeld kan worden. Zorg bijvoorbeeld dat het verblijf zo kort mogelijk is, de transfers naar zo’n centrum geen trauma opleveren en dat er onafhankelijk toezicht komt.

Eigenlijk zou er in België nog een voldoende bemand, apart, juridisch platform moeten zijn dat het snijpunt vormt tussen de vreemdelingenwet en kinderrechten.

Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens

Juridische stappen zullen nooit ondernomen worden?

Vrijens: Dat hoort niet bij ons mandaat. Eigenlijk zou er in België nog een voldoende bemand, apart, juridisch platform moeten zijn dat het snijpunt vormt tussen de vreemdelingenwet en kinderrechten.

Een belangrijk en steeds weerkerend werkthema is kinderarmoede. Een op zeven Belgische kinderen groeit op in deprivatie.

Vrijens: Er zijn 170.000 kinderen in Vlaanderen die onder de armoederisicodrempel zitten. Het zal absoluut een van de prioriteiten zijn om daar structureel maatregelen te nemen. Geen oplapwerk, maar een langetermijnvisie. Dat is uiteraard de taak van de politiek en het beleid.

Wij brengen de stem van kinderen in het debat en adviseren vervolgens het beleid vanuit hun ervaringen. Wat betekent het om zo op te groeien? Wat moeten zij missen? Welke uitsluitingen ervaren zij? En dan moeten we kijken wat er werkt op federaal niveau, op Vlaams niveau, maar vooral ook lokaal.

Zegt u het eens. Wat zou een voorbeeld zijn van een structurele oplossing?

Vrijens: Samenwerken over domeinen heen is heel belangrijk. In Mechelen is er bijvoorbeeld het Sociaal Huis: een zeer laagdrempelige plek waar zestien verschillende diensten vanuit hun eigen invalshoek inwoners van de stad ontvangen en detecteren waar de armoede zit en wat eraan gedaan kan worden. Op Vlaams niveau kunnen we dan weer gaan kijken naar het Groeipakket van kinderbijslag of naar het gelijkekansenbeleid in het onderwijs zodat we vroegtijdige schooluitval kunnen aanpakken.

De beloftes rond kinderarmoede waren lange tijd veelbelovend. Er werd zelfs gesproken over een halvering. Heeft de vorige Vlaamse regering haar hand overspeeld op dat thema?

Vrijens: Het zal aan de volgende regering zijn om dat na te gaan en de grondige analyse te maken waarom die hoge ambities niet gehaald zijn. En daarna zal het de plicht van die regering zijn om ambitieus te blijven.

Een parlement is er al, een regering voorlopig nog niet. Hoe moeilijk is het werken zonder te weten welke ministers zich gaan focussen op de beleidsdomeinen die een impact hebben op jongeren?

Vrijens: Ik wist ook op voorhand dat ik in deze periode zou aantreden en dat biedt me de kans me rustig in te werken in alle dossiers. In dat opzicht is het zelfs een voordeel.

Zal het lukken om een aanspreekpunt te zijn voor kwetsbare jongeren die misschien niet altijd voeling hebben met de Vlaamse samenleving?

Vrijens: Ik ben echt wel van plan om mij zoveel mogelijk op het terrein te begeven en met kinderen en jongeren te spreken in hun eigen habitat. Dan heb ik het niet enkel over jongeren met een migratieachtergrond, maar ook over kinderen in de jeugdhulp, in armoede of die met psychologische problemen kampen.

Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens.
Kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens.© Mustafa Körükçü

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content