Na het proces-Bo Coolsaet: ‘Het hof van beroep zal alles van voren af aan bekijken en beoordelen’

Bo Coolsaet (l.). 'Justitie en de zorgsector zouden hand in hand moeten gaan.' © BelgaImage
Jan Lippens
Jan Lippens Freelancejournalist

De veroordeling van uroloog Bo Coolsaet voor verkrachting van een patiënte doet vragen rijzen over het vervolgingsbeleid van het Antwerpse parket, dat de vrijspraak had geëist. ‘We krijgen signalen dat veel slachtoffers van seksueel geweld zich in de kou gelaten voelen’, zegt Christian Denoyelle van de Hoge Raad voor de Justitie.

De Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) publiceerde in april een rapport Naar een betere aanpak van seksueel geweld, met aanbevelingen voor onder andere de parketten. De HRJ schreef in dat rapport dat zulke zaken ’toch nog vaak geseponeerd worden’ en adviseerde om er een topprioriteit van te maken. Vorige week riep de HRJ een tweede rondetafel over het onderwerp bijeen, die nieuwe aanbevelingen moet opleveren. Denoyelle beklemtoont dat die tweede rondetafel geen direct verband houdt met de zaak-Coolsaet. Op 26 november werd de bekende uroloog veroordeeld wegens verkrachting van een patiënte, ook al had het Antwerpse parket de vrijspraak geëist.

Magistraten persoonlijk viseren zal een betere aanpak van seksueel geweld echt niet vooruithelpen.

Wijst het vonnis in de zaak-Coolsaet niet op een probleem in het vervolgingsbeleid in zedenzaken?

Christian Denoyelle: Ik doe geen uitspraak over dat concrete dossier. Ik ga ervan uit dat elk parket de nodige afwegingen maakt om zedenzaken zo goed mogelijk te onderzoeken. Essentieel is de bewijsvoering. Ik kan me voorstellen dat men na onderzoek besluit dat er te weinig bewijs is om iemand te vervolgen. Vergeet niet dat het parket zelf ook afhankelijk is van politiediensten, experts enzovoort. Het is ook een kwestie van goed opgeleide mensen en voldoende middelen.

Bestaan er specifieke richtlijnen binnen het parket over de aanpak van seksuele misdrijven? Is dat een prioriteit sinds #MeToo?

Denoyelle: Er is een ministeriële richtlijn over het gebruik van S.A.S.-kits (de kits zijn bedoeld voor artsen bij het opnemen van sporen van seksuele agressie, nvdr). Maar de HRJ heeft geen zicht op specifieke richtlijnen binnen parketten. We hebben recent daarover wel informatie opgevraagd bij het College van het Openbaar Ministerie. Misschien zijn er dus richtlijnen, maar die zijn niet allemaal publiek. Ik wil het ook niet alleen op #MeToo betrekken of de zaak-Coolsaet. De hele samenleving is de voorbije jaren veel gevoeliger geworden voor dat soort zaken, en reken maar dat we bij de HRJ ook de woede daarover hebben gecapteerd. Justitie moet mee veranderen, en dat gaat niet van vandaag op morgen. Er is nog een hele weg af te leggen, want er bestaat discrepantie tussen die gevoeligheid en de effectiviteit van justitie. We kunnen dossiers behandelen, maar wat is eigenlijk het resultaat? Wordt de samenleving daar veiliger door? Zijn slachtoffers daarmee gediend? We krijgen signalen dat veel slachtoffers van seksueel geweld zich in de kou gelaten voelen. Ze voelen zich niet goed opgevangen. En wat gebeurt er met de daders? Stoppen we ze weg in de gevangenis of proberen we ze te behandelen?

De verantwoordelijkheid gaat dus veel breder dan alleen parket en justitie. Magistraten, juristen dus, baseren hun beslissingen op wat in andere sectoren gebeurt: bij politiediensten, artsen, psychologen, psychiaters, sociale diensten enzovoort. Je hebt die allemaal nodig om bewijzen te verzamelen en risico’s correct in te schatten. Justitie en de welzijns- en zorgsector zouden hand in hand moeten gaan. Ook in ons rapport pleiten we voor een doorgedreven multidisciplinaire aanpak.

Het Antwerpse parket wilde Coolsaet niet vervolgen. Bestaat er controle op dat seponeringsbeleid?

Denoyelle: Over de beslissing van een parketmagistraat om iemand al dan niet te vervolgen, mag de HRJ zich niet uitspreken. Zoals iedereen moeten we de onafhankelijkheid van de magistratuur respecteren. We kunnen wel vragen stellen over het algemene beleid, en daar krijgen we wel altijd antwoord op. Onafhankelijkheid betekent niet dat de rechterlijke macht zich nooit hoeft te verantwoorden.

Er bestaat dus geen externe controle op het seponeringsbeleid van een parket?

Denoyelle: Toch wel, want wie niet akkoord gaat met de beslissing van het parket, kan zich burgerlijke partij stellen en dan móét de onderzoeksrechter een gerechtelijk onderzoek starten.

Christian Denoyelle.
Christian Denoyelle.© belga

De individuele burger moet dus zelf maar zorgen dat er vervolgd wordt?

Denoyelle: Eigenlijk wel. De HRJ kan ook audits doen, en nagaan of er beleid is voor een bepaald thema en of dat werkt. We zijn geen inspectiedienst. We kunnen ook een bijzonder onderzoek starten om na te gaan of in een dossier misschien disfuncties waren, zoals we nu bezig zijn met de zaak rond Julie Van Espen.

De HRJ kan het parket niet op de vingers tikken?

Denoyelle: Nee. De HRJ kan geen sancties opleggen, alleen aanbevelingen doen en adviezen geven om het systeem te verbeteren. Dat is nu eenmaal de consequentie van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Onze rapporten hebben meestal effect.

Volgens justitieminister Koen Geens (CD&V) kan wie niet akkoord gaat met het parket in de zaak-Coolsaet een klacht indienen bij de HRJ.

Denoyelle: Je kunt bij de HRJ een klacht indienen, maar die kan niet slaan op de inhoud van een rechterlijke beslissing. Je moet een persoonlijk belang hebben, en je kunt geen klacht indienen zolang er nog andere rechtsmiddelen zijn. In de zaak-Coolsaet is nog beroep mogelijk. Als de klacht met tucht te maken heeft, mag de HRJ niets doen. Als een parketmagistraat écht niet meewerkt aan wat de HRJ vraagt, dan zullen we dat vanaf volgend jaar kunnen melden aan de tuchtrechtbank. We zijn beperkt door de wet, maar toch komt een en ander vaak wel in beweging als we vragen stellen.

Er zijn inmiddels nieuwe klachten ingediend tegen Coolsaet. Kan het parket in beroep een totaal andere eis stellen dan vrijspraak en bijvoorbeeld wél een zware straf vragen?

Denoyelle: Los van de concrete zaak, kan het parket altijd zijn vordering aanpassen. Het Openbaar Ministerie is één en ondeelbaar, maar de individuele procureur op de zitting is totaal vrij om te vorderen wat hij of zij wil, wat er voordien ook als vordering op papier werd afgesproken. Daar geldt het adagium la plume est serve, mais la parole est libre. Als dus tijdens pleidooien op de zittingen nieuwe elementen opduiken of inzichten groeien, kan de vordering veranderen. In de zaak-Coolsaet zal het hof van beroep alles van voren af aan bekijken en beoordelen.

Het Antwerpse parket heeft kritiek op de media omdat in de zaak-Coolsaet magistrate Kim De Laet vaak wordt genoemd. In een persmededeling werd beklemtoond dat De Laet het standpunt vertolkte dat door het hele Antwerpse parket werd gedeeld. Parketwoordvoerder Aerts beweert dat er afspraken bestaan over het niet noemen van namen van magistraten.

Denoyelle: Dat namen noemen ligt uiteraard gevoelig.

De magistraten zijn toch publieke functionarissen die het woord voeren op publieke zittingen?

Denoyelle: Het zijn publieke figuren, maar Kim De Laet vordert nooit als privépersoon, wel als vertegenwoordiger van het ambt. Er is geen wettelijk verbod op het noemen van namen van magistraten, en ik heb ook geen weet van formele afspraken daarover. Als het te persoonlijk wordt of als één magistraat wordt geviseerd, vind ik dat niet zo netjes. Wat brengt het noemen van namen uiteindelijk bij?

In dezen gaat het over een magistrate die vroeger in de media al op de korrel werd genomen voor haar controversiële optreden in de beruchte zaak rond Jonathan Jacob.

Denoyelle: Dat is dan voor rekening van de media. Magistraten persoonlijk viseren zal een betere aanpak van seksueel geweld echt niet vooruithelpen, denk ik. We moeten samen structurele oplossingen zoeken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content