‘Mijn dief en ik’: op zoek naar de man die inbrak bij onze reporter

© Laura de Coninck

Vorig jaar werd er binnengebroken bij onze reporter. Maanden later staat hij oog in oog met zijn dief. ‘Hij weet hoe mijn appartement eruitziet, ik hoe zijn leven eruitziet.’

Een middag in het gerechtsgebouw. ‘Hij is mijn wereld binnengedrongen’, murmel ik tegen de griffier. ‘Nu wil ik hem leren kennen.’

‘Mag ik uw identiteitskaart?’ vraagt hij.

In ruil geeft hij honderden bladzijden. ‘U mag die niet meenemen’, zegt hij streng.

Ik ga aan een tafel zitten en begin te lezen.

Een man in een toga komt het lokaal binnen. Ook hij informeert naar het dossier. ‘Er is al iemand mee bezig’, zegt de man achter de balie.

De advocaat draait zich om. ‘Bent u betrokken partij?’ vraagt hij.

'Mijn dief en ik': op zoek naar de man die inbrak bij onze reporter
© Laura de Coninck

Ik knik en lees verder: ‘Stijn Tormans meldt dat hij op zondag 4 november 2018 zijn appartement verlaten had tussen 11h en 13h30. Toen hij thuiskwam, zag hij dat de deur van zijn appartement geforceerd was en daardoor raakte hij niet binnen. We stelden vast dat het slot afgebroken was en vroegen aan een ploeg SRT om de deur voor ons te openen. Daarna deden we samen met Tormans nazicht in het appartement. Daar bleek dat de verdachte niet meer aanwezig was in de woning, maar dat het appartement wel doorzocht was. Volgens Tormans stond er een raam open in de slaapkamer, dat gesloten was toen hij vertrok. De verdachten zijn vermoedelijk via dit raam gevlucht. We deden nazicht in het volledige pand, maar konden niemand vinden. We zagen ook nergens bruikbare of zichtbare sporen. We onderwierpen Tormans aan een verhoor conform de SALDUZ-wetgeving in de Nederlandse taal.’

Dat verhoor ‘in de Nederlandse taal’ herinner ik me goed. We zaten op de achterbank van hun combi, die de agenten op het trottoir geparkeerd hadden.

Ik vertelde hun dat ik alleen het rechterraam in mijn slaapkamer opendoe, nooit het linker, en dat hij nog een ander spoor achtergelaten had. Terwijl hij het slot van mijn deur geforceerd had, was de punt van zijn schroevendraaier afgebroken en op de grond gevallen. Daardoor is er nu een kras in mijn visgraatparket.

Ze vroegen of alles oké was. Er zijn ergere dingen in het leven dan een inbraak, antwoordde ik. Toen wilden ze weten wat er eigenlijk gestolen was, maar daar kon ik niet meteen op antwoorden. Alles had hij doorzocht. Elke lade van mijn kleerkast, elke zeepkist in de living. Zelfs het bakelieten doosje dat ik voor mijn verjaardag van een oud lief gekregen had, had hij omgestoten. Alle fotokaarten die erin zaten, lagen verspreid over het parket.

En toch miste ik niets. Alles waar ik waarde aan hecht, was er nog. Mijn lp’s, mijn boeken, mijn brieven. De opgezette vlinder van een vriendin. De oude spiegel die ik ooit op een Parijse rommelmarkt gekocht had.

‘Ik denk dat hij op zoek was naar andere dingen’, zei een van de flikken.

‘Hoe groot is de kans dat u hem zult vinden?’ vroeg ik. Ze lachten. ‘We zullen uw verklaring uitprinten.’

Ik lees voort in het dossier: ‘Bij Stijn Tormans werden onbepaalde goederen van een onbepaalde waarde ontvreemd.’

Er staat ook dat ik niet het enige slachtoffer ben van Youssef. Tussen 6 oktober en 23 november 2018 pleegde hij zeventien inbraken. Vooral bij mensen met een Belgische naam, maar hij brak ook binnen in de multiculturele samenleving. Bij Mongolen, Iraniërs, Japanners, Congolezen en Turken. Er zit zelfs een Syrische vluchtelinge bij zijn slachtoffers. Overal was zijn buit groter dan bij mij: computers van Apple, fototoestellen van Canon, polshorloges van Carlo Perrugi en vooral veel contant geld.

Een dag later. Ik vraag aan de receptioniste van het gerechtsgebouw waar het proces van Youssef plaatsheeft.

Ze wijst me de weg naar de tweede verdieping. Aan zaal D1 staan mensen met een toga en zeven mensen die zich, net als ik, burgerlijke partij gesteld hebben. Ook de vrouw uit Iran en de Syrische vluchtelinge zijn er. Iedereen krijgt een papiertje waarop staat: ‘MORELE SCHADE: … / MATERIËLE SCHADE: …’

Ik spiek bij mijn buurvrouw. ‘5000 euro’ schrijft ze bij morele schade. Ik vul ‘0 euro’ in dat vakje en ‘100 euro’ bij materiële schade. Het bedrag dat ik moest betalen voor een nieuw slot.

En dan gaan wij, het veelkleurige clubje burgerlijke partijen, naar binnen en op de eerste rij zitten. ‘Ik ben vooral benieuwd hoe Youssef eruitziet’, fluistert iemand.

‘Ik ook’, fezel ik.

Sinds gisteren ken ik hem wel een beetje. Hij weet hoe mijn appartement eruitziet, ik hoe zijn leven eruitziet. Hoeveel kinderen hij heeft, met wie hij samen is, wanneer zijn cocaïneverslaving begon. Alleen zijn gezicht heb ik nog niet gezien. Er zat geen foto in het dossier.

Thuis had ik zijn naam wel gegoogeld. Het enige wat ik vond, was de profielfoto van zijn Facebook-pagina. Een zuiderse man met een stropdas, het haar achterover gekamd. Op een andere Facebook-foto staat hij met een vrouw. Ze houden elkaar vast, lachen, lijken verliefd. Ik dacht dat het om een naamgenoot ging, want dieven lachen niet en worden niet verliefd.

‘Laat de beklaagde binnenkomen’, zegt de rechter.

De deur gaat open. Een man stapt de zaal binnen, met twee agenten aan zijn zijde. Het is die kerel van Facebook. Zonder stropdas, liefde en gel ziet hij er anders uit. Angstig loert hij om zich heen. Ik heb hem al eerder in het echt gezien. Misschien hebben we elkaar ooit gekruist in de stad. In de tram, of op het terras van het café aan de overkant.

'Mijn dief en ik': op zoek naar de man die inbrak bij onze reporter
© Laura de Coninck

‘U kunt gaan zitten’, zegt de rechter. Een tolk Arabisch fluistert hem iets in het oor, waarna hij neerploft en de openbare aanklager aan haar requisitoir begint. Terwijl zij al de bewijzen voor zijn misdaden opsomt, kijk ik naar links. Hij naar rechts. Een seconde hebben we oogcontact.

We zijn generatiegenoten, mijn dief en ik. Allebei jonge veertigers met zwart haar. Meer hebben we op het eerste gezicht niet gemeen. Zijn wieg stond in Oran, Algerije, een havenstad aan de Middellandse Zee. Hij spreekt alleen Arabisch en heeft een lijvig strafblad. Een paar keer werd hij veroordeeld voor verboden wapendracht en diefstal. ‘Ik heb de helft van mijn leven in de gevangenis gezeten en dat was niet voor niets’, vertelt hij aan zijn verhoorders.

Sinds 2007 woont hij in België. Hij slaapt een beetje overal, maar vooral in de hoofdstad van de coke. Drie jaar later begint hij daar een relatie met Anja. In het begin ‘waren we een koppel als alle andere’, zegt hij.

Dat klopt niet helemaal. Zijn lief is een speciale vrouw. Anja heeft tien kinderen uit vier andere relaties en haar kinderwens is niet gestild. Samen met Youssef maakt ze nog eens drie kinderen.

In 2014 wordt Youssef tot twee jaar gevangenis veroordeeld voor diefstal. ‘Toen ik in de cel zat, kwam iemand van de kinderbescherming langs. Ze zei dat Anja niet in staat was om voor kinderen te zorgen. Ze vertelde een aantal verhalen waar ik niets van wist. Ik was er kapot van en raakte in de put.’ Al had dat ook wel te maken met zijn drugsverslaving, die hij ‘in de gevangenis niet kon afbouwen’.

Na zijn gevangenisjaren gaat hij in een kleine studio in Maasmechelen wonen. ‘Ik deed niets meer fout en leefde van het OCMW. Zij vonden dat ik moest gaan werken, maar volgens de psychiater kon dat niet.’ Regelmatig gaat hij zijn kinderen bezoeken, die in een instelling zitten. Anja woont intussen in Stavelot. Zij overtuigt hem om terug te komen, in het belang van de kinderen. Ze gaan in Antwerpen wonen, maar hun relatie is niet meer wat ze was. In november 2018 kondigt hij aan dat hij iemand anders heeft. Zij kraakt.

Op 28 november, om elf uur ’s avonds, belt Anja naar de politie. Twee agenten van interventiepatrouille B-361 bellen aan en noteren haar verklaring: ‘Heden wens ik volgende feiten te melden. Ik verzocht uw diensten een huiszoeking te doen naar gestolen goederen bij mij thuis. Ik woon samen met mijn vriend op de gelijkvloerse verdieping. Mijn vriend is inbreker en breekt enkele malen per dag in. Meestal steelt hij alleen goud, geld, dure parfums, maar eigenlijk alles dat hij kan gebruiken. Ik ben bereid om met jullie mee te rijden en de panden aan te wijzen waar hij ingebroken heeft. Het zijn er veel.’

Ze maakt het de agenten niet moeilijk. Op het gelijkvloers staan twee zakken met gestolen goederen.

Anderhalf uur later, om vijf voor twee ’s nachts, wordt Youssef opgepakt in een café in Antwerpen-Noord. Hij biedt geen tegenstand en wordt ongeboeid weggevoerd. Zijn Samsung wordt doorzocht. Er staan foto’s op van juwelen en fototoestellen. De voorbije dagen heeft hij naar websites van Canon, Diesel en Festina gesurft, om te kijken hoeveel hun spullen kosten. Hij wisselde ook WhatsApp-berichten uit met mensen die boden op zijn gestolen waar.

Youssef bekent dat hij inbrak om zijn cocaïneverslaving te bevredigen. Maar hij geeft niet alles toe. Anja heeft een paar affaires met Marokkanen gehad, ook beroepsinbrekers. Die twee zakken met gestolen goederen waren van hen, zegt hij.

‘U kent dus nog personen die inbraken plegen?’ vragen de verhoorders.

‘Ik ken dieven, dealers en moordenaars’, antwoordt Youssef. ‘Maar het is niet aan mij om dat mee te delen. Ik ben hier om mijn verantwoordelijkheid op te nemen voor de zaken die ik gedaan heb.’

Een paar weken later stuurt Anja hem een brief, om hem een gelukkig nieuwjaar te wensen:

Hallo Youssef,

Ik ben Anja, ik heb je de gevangenis in gestuurd. Ik was bang voor je leven. Je gebruikte heel veel cocaïne. Ik wou niet dat je stierf. God geeft maar één kans om te leven. Je bent toch de papa van mijn kinderen. Je moet niet sterven op deze manier. De kinderen hebben je zo lang mogelijk nodig. Je moet niet bang zijn over je kleren en je schoenen en je spullen. Komt niemand aan. Ik zal alles goed bijhouden. Je adres blijft ook hetzelfde, ik doe het niet weg. Geef me je rekening, ik ga je geld sturen voor eten.

Ben je nu boos? Misschien ga je nu beseffen dat je verkeerd bezig was. Hopelijk ga je me nog eens bellen, mijn Youssef. Ik weet dat wat ik gedaan heb niet goed is. Maar zo verder leven ging niet meer. Hopelijk kom je nu terug naar huis en kunnen we werken voor de kinderen. De mensen zijn niet goed. Je weet dat ze allemaal jaloers zijn op jou. Ik zal je blijven helpen. Denk aan je kinderen. Ze zijn nog klein en hebben hun papa nodig. Geld is niet belangrijk. 2019 is een nieuw jaar. Hou je sterk in de gevangenis. Als je wilt, kom ik je bezoeken. Dan blijf je sterk. Nog een goede gezondheid en een lang leven voor 2019. Anja.

In het dossier staat niet of hij de brief gelezen heeft, wel dat hij razend is op haar. ‘Ze wil niet dat ik samen ben met mijn nieuwe vriendin’, zegt hij tegen zijn verhoorders. ‘Daarom zit ik nu in de cel. Gelukkig heeft ze niet verteld dat ik een moord gepleegd heb. (…) Ze stuurt me nu soms geld en wilde zelfs mijn advocaat betalen. Ze wil ook op bezoek komen, maar dat zie ik niet zitten. Mijn nieuwe vriendin komt wel.’ Haar naam wil hij niet zeggen, ‘ze heeft hier niets mee te maken’.

Ik wilde de man kennen die ongevraagd mijn wereld was binnengedrongen. Zijn naam, zijn gezicht, zijn rituelen.

In een ander lokaal vertelt Anja over haar leven met Youssef, zijn rituelen en tics. Hij breekt alleen overdag binnen, zegt ze, tijdens de werkuren, want dan zijn de meeste mensen weg. ‘Meestal vertrekt hij om negen uur ’s morgens. Hij neemt altijd een schroevendraaier en een stuk uit een plastic Coca-Cola-fles mee. Die koopt hij in Nederland, omdat de flessen daar steviger zijn. Hij knipt er dan een schijf uit, legt die in de ijskast, zodat het materiaal harder wordt. Het stuk gebruikt hij om de voordeur open te doen, de schroevendraaier is voor binnen.’

Rond een uur of drie is hij terug, gaat Anja voort. ‘Eerst neemt hij een douche en dan sorteert hij de buit. Van de waardevolle dingen neemt hij foto’s. Het goud verkoopt hij in een diamantwinkel aan het Centraal Station. De eigenaars bekijken of het 18- of 24-karaats is en dan marchanderen ze over de prijs. Er wordt nooit iets geregistreerd en we hebben ook nooit onze identiteitskaart moeten tonen. Daarna gingen we nog vaak naar een café in Antwerpen-Noord “om een koffie te drinken”. Daar verkocht hij altijd zijn tablets en telefoons. Hij onderhandelde altijd met de eigenares in de rookruimte.’

Het is een lucratieve business, zegt zijn ex. ‘Soms leverden zijn inbraken 3000 euro per dag op, soms 5000 euro’.

Anja duidt op Google Maps en via Street View aan in welke huizen hij binnengebroken heeft. De bedoeling was dat ze samen met de onderzoekers op pad zou gaan, maar de dag van haar verhoor is er geen extra dienstwagen beschikbaar.

Youssef geeft sommige diefstallen toe. Zoals die in mijn appartement, ‘al weet ik niet wat ik daar gestolen heb’.

Sommige diefstallen ontkent hij, soms valt hij door de mand.

‘Was u betrokken bij de diefstal in de Kolveniersstraat?’

‘Nee.’

‘Er werd iemand betrapt door de bewoners bij die diefstal. Was u dat?’

‘Nee.’

‘Uit het telefonieonderzoek blijkt dat u daar wel was, net als Anja trouwens.’

‘In dat geval zal Anja ingebroken hebben, samen met iemand anders.’

‘Wat deed u daar dan?’

‘Ik was aan het shoppen. Ik ben dagelijks in de Kolveniersstraat. Ik koop mijn kledij altijd daar.’

‘Waarom belde u dan naar uw vrouw op het moment dat die man betrapt werd?’

‘Het kan zijn dat ik erbij betrokken ben. Ik weet het niet meer. Als ik inbreek, ben ik meestal onder invloed.’

Kwart voor twaalf in de rechtbankzaal. De openbare aanklaagster is nog altijd bezig. ‘De verklaringen van Youssef zijn niet logisch’, zegt ze. ‘Soms zijn er twee diefstallen gebeurd in een appartementsblok op dezelfde dag. De ene bekent hij, de andere niet. Bovendien ontkent hij nu diefstallen die hij eerst bekend had.’

Youssef kijkt onbewogen voor zich uit. Zijn advocaat zegt dat hij er nog eens over nagedacht heeft en dat hij wil boeten voor de diefstallen die hij gepleegd heeft. Niet voor die van de aanhouders van Anja.

De rechter kijkt naar mij. ‘Maar de bekentenis over de inbraak in uw appartement, mijnheer Tormans, die trekt hij niet in.’ De tolk vertaalt het in het Arabisch. Youssef kijkt me even in de ogen. Hij lacht niet. De rechter ook niet.

‘Wil u nog een laatste woord zeggen?’ vraagt ze aan Youssef.

‘Ik wens mij te excuseren en te herstellen wat ik beschadigd heb’, stamelt hij.

‘Hebt u nog contact met Anja?’

‘We sturen elkaar brieven en we bellen.’

‘Gaat u na uw gevangenisstraf weer bij haar wonen?’

‘Ja. De jeugdrechter heeft gezegd dat dat het beste is voor de kinderen.’

‘Oké’, zegt de rechter. ‘Maar dat zal niet voor morgen zijn. We gaan uw zaak grondig bekijken. Over een paar weken is er een vonnis.’

Op Facebook zag ik een foto van hem en een vrouw. Ik dacht dat het een naamgenoot was, want dieven lachen niet en worden niet verliefd.

Iedereen staat recht en verdwijnt. Ik blijf zitten met een paar vragen. Waarom Anja hier niet is en waarom hij plots terug wil naar haar. De vrouw die hem verraden heeft, die hij zo haatte. Misschien is het allemaal een leugen, zijn zoveelste, misschien ook niet.

’s Avonds lees ik de notities na die ik maakte bij de griffie. Ze hebben altijd een stormachtige relatie gehad. Anja heeft geen strafblad, zoals hij, op die twee onbetaalde boetes voor zwartrijden in de trein na. Maar ze heeft wel psychische problemen, had Youssef in zijn verhoren verteld. Iets wat ze zelf niet ontkent. ‘Ik neem medicijnen en sta op de wachtlijst van een psychiater.’

Een paar weken nadat ze Youssef verklikt heeft, stuurt ze een brief naar de rechter. Ze smeekt om Youssefs adres bij haar te laten. ‘We hebben een samenlevingscontract, meneer de rechter. Hij is geen slechte papa, maar iemand moet hem helpen.’ Ze vraagt de rechter om hem nog één kans te geven ‘voor de kinderen’. ‘Ze hebben een papa en een mama nodig. Nog een prettige dag verder, mijnheer de rechter. Lambert Anja.’

Een paar weken later ondervragen de inspecteurs Anja opnieuw. Opnieuw ontkent ze dat ze iets met de diefstallen te maken heeft. Tot een verhoorder zegt: ‘Vertel nu eens de waarheid, mevrouw Lambert.’

‘Ik was er elke keer bij’, geeft ze dan toe. ‘Ik moest een trolley meenemen waar hij de buit in stak. Als we gepakt werden door de politie, had ik het gedaan. Terwijl hij verder deed, ging ik naar huis met de buit. Ik had schrik van hem. Als ik niet meewerkte, zou hij me hard slaan. Dat zou niet de eerste keer zijn. Soms ging hij met zijn vrienden inbreken, en dan was ik er niet bij. Hij vertelde me altijd wel waar het was.’

Op 29 maart schrijft ze een tweede brief aan de rechter. ‘Ik woonde niet alleen met Youssef. Er sliepen nog 5 andere Marokkanen bij mij. Ze waren dakloos en deden hetzelfde werk als Youssef. Het gestolen gerief dat hier thuis gevonden is, was niet van hem. Youssef verkocht alles direct voor cocaïne.’ Ze had eerst de waarheid niet verteld omdat ze ‘psychische problemen had’ en smeekt nogmaals aan haar kinderen te denken. ‘Verder nog een prettige dag, meneer de rechter. Lambert Anja.’

Merkwaardig genoeg zet ook Youssef zijn ex in een later verhoor uit de wind. ‘Misschien heeft ze u verteld dat ze bij de diefstallen was. Zelfs als het zo zou zijn, bevestig ik het niet. Ze was er nooit bij.’

Veel haalt het niet uit. Anja had uit jaloezie en moederliefde niet alleen haar oude liefde, maar ook zichzelf aan de galg gepraat.

De volgende dag. Ik kijk opnieuw naar die Facebook-foto. Youssef en zijn liefde op 12 augustus 2017. Kortstondig geluk.

Ik wil haar spreken en wandel naar hun appartement. Het is maar een kilometer verder. De straat waar ze woonden, ken ik maar al te goed. Honderden keren ben ik voorbij hun appartement geslenterd, op weg naar het park. De nieuwbouw op nummer 364, met grijze stenen en plantjes op de vensterbank, was me nooit opgevallen.

Alleen haar naam kleeft op de deurbel, niet de zijne. Ook daar schrijft ze haar achternaam voor haar voornaam.

Ik bel aan, maar er doet niemand open. Ik kijk door het glasgordijn, maar veel zie ik niet. Een klein appartement.

Ik wandel voort naar het café waar Youssef zijn spullen verkocht. Een merkwaardige kroeg in Antwerpen-Noord. Aan de etalage hangt een papiertje waarop staat ‘Geen drugs. Open van 9 u tot ?????’. Iemand heeft een steen door het raam gesmeten, maar het gat is nooit hersteld. Binnen zijn er maar vier tafeltjes en aan het plafond hangen veelkleurige discobollen. Er zit niemand. Maar er is wel een rookruimte, zoals Youssef in zijn verhoren beschreven heeft. ‘R’ staat er in het rood op de glazen deur.

Ik informeer naar Youssef en Anja, maar in het café zelf weet niemand wie ze zijn. Misschien is dat ook zo. In zijn verhoren zei hij dat ‘niemand in de stad me als Youssef kent’.

Een paar weken later, in het gerechtsgebouw. Vandaag kennen Youssef en Anja hun lot, maar de oude geliefden zijn er niet.

Aan de lopende band leest de rechter een paar vonnissen voor, alsof het een proclamatie is. Om elf uur is het tijd voor dossiernummer 18A004645. Youssef krijgt vier jaar cel, Anja drie jaar. Ik krijg mijn 100 euro terug. Mijn buurvrouw die 5000 euro morele schadevergoeding vroeg, moet tevreden zijn met 500 euro. ‘Verwacht niet dat je dat geld ooit zult zien’, sist iemand achter me. ‘Hij heeft niets meer.’

Het oordeel van de rechter is streng: ‘De feiten zijn bewezen. Ze zijn ernstig, zodat we slechts één straf, de zwaarste, kunnen opleggen. Beklaagden streefden louter snel winstbejag na en hielden geen rekening met andermans eigendomsrechten. (…) Het geven van een ernstig signaal in de vorm van gevangenisstraffen en een geldboete is noodzakelijk om beklaagden te wijzen op de ernst van de feiten, hen duidelijk te maken dat die niet kunnen getolereerd worden en hen ertoe aan te zetten om hun leven in de toekomst te beteren (…).’

De Samsung van Youssef wordt verbeurd verklaard, omdat die gediend heeft om diefstallen te plegen. Over de dertien kinderen van Anja, en hoe het met hen verder moet, staat niets in het vonnis.

Ik wandel weer naar huis, doe de deur open, kijk naar de kras in mijn parket. And I think to myself what a wonderful world.

Om privacyredenen zijn de namen in dit stuk veranderd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content