De Vlaamse regering wil meer mannen aantrekken in de kinderopvang, maar voorlopig blijft het beroep grotendeels een vrouwenzaak. Buitenlandse voorbeelden tonen dat Vlaanderen achterloopt. ‘We bekijken de functie van kinderbegeleider nog al te vaak als een zorgberoep.’
‘Of iemand een goede kinderbegeleider is, wordt niet bepaald door gender maar door talent.’ Dat staat te lezen in het nieuwe gelijkekansenplan van de Vlaamse regering. Het gaat om alle vormen van kinderopvang: van de opvang van baby’s en peuters, over buitenschoolse opvang, tot onthaalouders. De regering wil de ‘drempels wegnemen die verhinderen dat mannen voor dit beroep kiezen’.
Van 6 tot 12 oktober is het de Week van de Kinderopvang. Via het charter Waarom mannen thuis zijn in de kinderopvang moeten mannen én werkgevers warm gemaakt worden om de stap te zetten. ‘Hoe diverser de begeleiders die een kind vormen, opvoeden en verzorgen, hoe rijker voor het kind zelf’, zegt Vlaams minister van Welzijn Caroline Gennez (Vooruit). ‘Iedereen met een hart voor kinderen en de vaardigheden om kinderen te begeleiden en verzorgen, kunnen we gebruiken in de sector.’
1,5 procent mannen
Dat er een grote ondervertegenwoordiging van mannen is, mag wel duidelijk zijn. Volgens cijfers van professor gezinspedagogiek Jochen Devlieghere (UGent) is amper 1,5 procent van alle kinderbegeleiders een man. Anders gezegd: 98,5 procent is een vrouw. In de groepsopvang zijn er zo’n 10.000 kinderbegeleiders.
Al zeker sinds de tijd van Mieke Vogels (Groen) als minister van Welzijn (1999-2003) probeert de overheid meer mannen aan te trekken in de kinderopvang. Buitenlandse voorbeelden tonen dat Vlaanderen achterloopt, zegt professor Devlieghere. ‘In Nederland is zes procent van de medewerkers man, en in Noorwegen en Denemarken gaat het aandeel zelfs boven de tien procent.’
‘Mannen zullen sommige signalen van kinderen beter oppikken dan vrouwen en vice versa.’
Er zijn verschillende redenen waarom Vlaanderen achterloopt. Een daarvan is de manier waarop we naar de job kijken. ‘We bekijken de functie van kinderbegeleider nog al te vaak als een zorgberoep, in plaats van het met een educatieve bril te bekijken.’
Het begint al bij de naam. ‘Wij spreken nog over kinderbegeleiders en soms zelfs nog over kinderverzorgers. Terwijl in Nederland de officiële titel al een tijd “pedagogisch professional” is. Zo erkent men waar het echt over gaat.’
Ervaringen uit de praktijk
Stijn Witters deelt die frustratie. Jarenlang werkte hij als kinderbegeleider. Sinds vorig jaar is hij clusterverantwoordelijke in de provincie Antwerpen bij Ferm vzw, waar hij zo’n 20 locaties opvolgt, waaronder ook kinderdagverblijven. Van de 1745 medewerkers bij Ferm Kinderopvang zijn er 82 mannen en 1663 vrouwen – of 4,7 procent mannen.
‘Ik ben ooit begonnen in de buitenschoolse opvang’, zegt Witters. ‘De voorschoolse kinderopvang (voor baby’s en peuters, nvdr) zei me niets omdat ik geen pampers wilde vervangen en eten geven. Pas daarna had ik door dat het veel genuanceerder is. De pedagogische functie is er wel degelijk, je kunt die kinderen heel wat aanleren.’
Bij de buitenschoolse opvang – bedoeld voor kleuters en kinderen tot 12 jaar – ziet Witters meer interesse van mannen. ‘Veel van onze jobstudenten zijn mannen. Dat is ook logisch, vind ik. In de jeugdbeweging zijn er ook vele mannelijke leiders.’
Ook met de ouders heeft Witters alleen maar goede ervaringen. ‘De waardering is groot. Het voordeel aan zowat de enige man zijn, is dat iedereen me bij naam kende. Voor hen was ik “de Stijn”. Dat ik een rolmodel kon zijn voor de jongens, speelde mee.’
Belang van rolmodellen
Professor Devlieghere bevestigt de behoefte aan diverse begeleiders. ‘Uit onderzoek blijkt dat kinderen gebaat zijn bij diverse rolmodellen. Zo krijgen ze meer verschillende perspectieven en worden genderstereotiepe ideeën doorbroken. Andersom kan een divers team beter inspelen op de behoeften van de kinderen. Mannen zullen sommige signalen beter oppikken dan vrouwen en vice versa.’
De vraag is of een nieuwe Vlaamse campagne een verschil kan maken. Daar heeft Devlieghere zijn twijfels over. De problemen die aan de basis liggen van het huidige personeelstekort blijven immers overeind – daarom dat de Leerstoel Kinderopvang aan de UGent een campagne lanceert om het beroep naar waarde te schatten. ‘De hoge kindratio van 7 kinderen per begeleider, de slechte arbeidsvoorwaarden, en het gebrek aan erkenning: zolang dat niet wordt aangepakt, zal het moeilijk zijn om personeel te vinden, los van hun gender.’
Oneerlijke concurrentie
Bovendien probeert diezelfde Vlaamse regering ook meer mannen aan te trekken in het kleuter- en lager onderwijs. Volgens professor Devlieghere speelt hier een ‘fundamenteel probleem’. De strikte scheiding tussen onderwijs en opvang is niet langer houdbaar, vindt hij.
‘We doen alsof onderwijs en kinderopvang gescheiden werelden zijn, maar het gaat om dezelfde kinderen’, zegt Devlieghere. ‘En omdat de onderwijssector aantrekkelijker is qua loon, creëer je vanzelf oneerlijke concurrentie. Het samenbrengen van die twee voorzieningen zou het personeelsprobleem mee helpen oplossen. Op dat vlak lopen wij echt achter. Scandinavië, Nederland, zelfs Italië: daar is er van zo’n strikte opdeling al lang geen sprake meer.’
Stijn Witters is het daarmee eens. ‘De laatste jaren zijn we beginnen in te zien hoe belangrijk de eerste 1000 dagen van het kind zijn. In dat opzicht verdient de kinderopvang dezelfde middelen als onderwijs, en ook de maatschappelijke waardering zou moeten volgen. Ik ben er zeker van dat heel veel mannen dit beroep graag zullen doen.’