Werk je door als je je beroerd voelt of blijf je dan beter thuis? ‘Dat is een afweging die iedereen voor zichzelf moet maken’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman in haar column De Zoetzure Dinsdag. ‘En vervolgens moeten we er ook op vertrouwen dat die beslissing in eer en geweten is genomen.’
Een vriend, die leraar Nederlands is, had onlangs een vieze hoest en begon zich na een paar dagen ook behoorlijk belabberd te voelen. Het lastigste was wellicht dat zijn stem het – tot grote hilariteit van de vierdejaars – liet afweten. Toch bleef hij lesgeven. Zeker aan het begin van het schooljaar kon hij zijn leerlingen (en collega’s) onmogelijk in de steek laten.
Na een beroerd weekend vol paracetamol, hoestdrank en tissues, werd hij wakker met koorts en knallende hoofdpijn. Toch twijfelde hij: kon hij wel thuisblijven? Hij had een toets gepland en hij wilde zijn collega’s niet tot last zijn. Uiteindelijk trok hij zijn stoute schoenen aan, meldde zich ziek en maakte een afspraak bij zijn huisarts. Alleen was het eerstvolgende vrije moment in haar agenda pas op woensdagnamiddag om kwart voor drie.
Tegen de tijd dat hij zich in de huisartspraktijk aandiende, was hij dus al drie dagen thuis. De diagnose was snel gemaakt: een ontsteking van de bovenste luchtwegen. Het paardenmiddel waar hij op hoopte, kreeg hij echter niet. Wel een ziektebriefje en een medisch attest – in het onderwijs heb je twéé documenten nodig om te bewijzen dat je ziek bent – voor de voorbije dagen én voor de rest van de week. ‘Misschien voel je je morgen als herboren’, zei de huisarts. ‘Maar als dat niet zo is, blijf je beter nog even thuis.’
Dat die vriend me dat allemaal vertelde, kwam doordat hij zich er behoorlijk ongemakkelijk bij voelde. In de krant had hij immers gelezen over de plannen van minister van Sociale Zaken Frank Vandenbroucke (Vooruit) om een centrale databank voor ziektebriefjes aan te leggen. Eerst voor afwezigheden van langer dan twee weken, maar op termijn wellicht voor alle ziektebriefjes. De bedoeling is niet om individuele werknemers te controleren, maar wel om het voorschrijfgedrag van artsen op te volgen en eventuele fraude op te sporen. En toch. Terwijl hij niezend op de bank lag, begon hij te twijfelen. Was het geen plantrekkerij om thuis te blijven? Had zijn dokter hem wel een ziektebriefje voor een hele week mogen voorschrijven?
Terwijl hij niezend op de bank lag, begon hij te twijfelen. Was het geen plantrekkerij om thuis te blijven?
Het zijn twijfels die velen zullen herkennen. Werk je door met buikgriep of met een loopneus en een bonzend hoofd – met het risico anderen te besmetten en zelf trager te herstellen – of meld je je dan beter ziek waardoor collega’s jouw werk moeten opvangen? Voor sommigen is dat niet zo moeilijk: dan werk je gewoon thuis. Maar dat kan een leerkracht, winkelbediende of loketmedewerker natuurlijk niet.
Hoe dan ook blijft het een afweging die je – samen met je arts – in eer en geweten moet maken. En vervolgens moeten alle betrokkenen ook vertrouwen kunnen hebben in die inschatting. Anders verwordt elk ziektebriefje tot een waardeloos vodje papier. Dat betekent dat artsen hun patiënten met open vizier moeten beoordelen, maar ook dat werkgevers zich niet systematisch wantrouwig mogen opstellen én dat de overheid ervan moet uitgaan dat huisartsen hun vak kennen en te goeder trouw zijn. Wordt er dan geen misbruik gemaakt van ziektebriefjes? Natuurlijk wel, en dat moet ook worden aangepakt. Maar niet door alle zieken en huisartsen bij voorbaat te wantrouwen.
En de verkouden leerkracht? Die is op donderdag hoestend en proestend weer aan de slag gegaan. Zijn collega’s, die mopperend zijn klassen hadden overgenomen, waren nu vooral bang dat hij hen zou aansteken. Een week later zat hij opnieuw bij de huisarts: de luchtweginfectie was een bronchitis geworden. Tot zijn grote ontsteltenis schreef ze hem drie dagen bedrust voor. Minstens.