Socioloog Deborah De Moortel formuleert een aantal oplossingen voor het omgaan met ziekte op de werkplek.
Iedereen zal tijdens zijn of haar leven op een bepaald moment te maken krijgen met verlies van een geliefde, en vaak ook met ernstige ziekte en/of zorgtaken voor personen met ernstige ziekte. Omdat wij een zeer geruime tijd van ons leven doorbrengen op het werk, blijven wij tijdens onze professionele loopbaan niet gespaard van deze ingrijpende gebeurtenissen.
Onvermijdelijk beïnvloeden deze ervaringen onze gezondheid en ons welzijn. Onze productiviteitsnormen, waarbij persoonlijk success wordt afgemeten aan iemands capaciteiten om (ongestoord) de carrièreladder te beklimmen, staan jammer genoeg haaks op deze realiteit.
De federale overheid erkent de spanning tussen productiviteitsnormen en de realiteit van het menselijk leven onvoldoende. Dat blijkt uit het wetsontwerp dat minister van Pensioenen Jan Jambon op 25 augustus 2025 heeft voorgelegd. Wie niet aan 156 dagen effectieve tewerkstelling per jaar komt, zal afgestraft worden met een lager pensioen wanneer hij/zij vroeger op pensioen wil (dit wil zeggen na een loopbaan korter dan 35 jaar en met minder dan 7,020 effectief gewerkte dagen over de hele loopbaan).
Wie langdurig ziek is geweest, en vervroegd met pensioen wil gaan, zal daarvoor zwaar aangerekend worden in diens pensioensmalus. Bovendien straft deze maatregel individuen af (vooral vrouwen) die onbetaalde zorgtaken voor ouders en zieke gezinsleden op zich nemen, omdat zij oververtegenwoordigd zijn in deeltijdse arbeid.
Dit alles gebeurt vaak buiten de aangeboden thematische verloven, zoals verlof voor palliatieve zorg of mantelzorg, omdat kennis over het bestaan van deze verloven en de manier om ze aan te vragen bij werknemers niet wijdverspreid is. Of omdat ze ongunstige financiele gevolgen hebben voor de aanvrager. Ook personen die het verlies meemaken van een geliefde worden potentiel afgestraft. Langdurige afwezigheid van werknemers na het verlies van hun partner om te rouwen binnen het ziektestelsel is niet ongewoon.
Werkplek onvoldoende aangepast
Een belangrijke reden waarom werknemers langdurig uitvallen bij ziekte, verlies of intensieve zorgtaken, of waarom zij hun arbeidsuren drastisch moeten reduceren, is dat de werkplek vaak onvoldoende is aangepast aan de combinatie van zorg en werk. Binnen de context van langer werken en “onbetaalbare” pensioenen, wordt het daarom steeds belangrijker de werkplek aan te passen aan de realiteit van het leven, waarbij wij op elk moment onverwacht geconfronteerd kunnen worden met ernstige ziekte, verlies of (mantel)zorg.
Een werkplek die wél rekening houdt met de spanning tussen productiviteit en de realiteit van het leven wordt gekenmerkt door een houding waarin zorg en verlies niet als een verstoring, maar als een integraal onderdeel van het leven wordt gezien. Op een dergelijke werkplek is er ruimte voor werknemers om niet alleen “werknemer”, maar ook “mens” te zijn. Zorgtaken en ziekte worden er niet als taboe behandeld, maar juist bespreekbaar gemaakt. Zowel collega’s als leidinggevenden ondernemen concrete acties om de combinatie van zorg en werk mogelijk te maken.
Zo’n werkplaats wordt, in de academische literatuur, een “compassionate” werkplaats genoemd. Dergelijke “compassionate” werkplaatsen erkennen ernstige ziekte en verlies als universeel menselijke ervaringen en implementeren acties en beleid om hun werknemers in deze tijden te ondersteunen. Binnen België, maar ook verder in Europa (zoals in Griekenland, Oostenrijk en Zweden), gaan enkele pionierswerkplaatsen de uitdaging aan om een “Compassionate” programma uit te werken op hun werkplek.
Dit is onderdeel van een grootschalig Europees onderzoeksprogramma voor het ontwikkelen van interventies op het werk die het welzijn van werknemers wil beschermen. Deze werkplaatsen sluiten hun ogen niet voor menselijke eraringen van hun personeel, maar onderzoeken hoeveel personeelsleden geconfronteerd zijn met erstige ziekte bij zichzelf of geliefden, verlies, rouw en mantelzorg. Zij bevragen hun personeelsleden naar de aangevoelde steun van leidinggevenden, personeelsdienst en collega’s en onderzoeken of zij medeleven ontvangen en geven.
Deze werkplaatsen streven ernaar om langdurig uitval of het drastisch reduceren van de werkuren te voorkomen aan de hand van overleg en het aanbieden van alternatieven qua werklast en (flexibele) werkuren. Binnen zo’n werkplaats kunnen trainingen aangeboden worden om medewerkers en leidinggevenden in staat te stellen te praten over deze “taboe” onderwerpen. Want vaak blijft deze moeilijke realiteit van het leven onbesproken wegens het ongemak dat wij voelen om hierover te praten. Velen zwijgen (met de beste bedoelingen) om de ander niet te kwetsen, maar wat onbesproken blijft, krijgt geen plaats op de beleidsagenda. Daardoor blijft de productiviteit de enige mantra op het werk.
Veel werkplaatsen vandaag zijn bezig met een breed welzijnsbeleid (met hier en daar aandacht voor de thema’s erstige ziekte, mantelzorg en rouw). Werkgevers kunnen dus ook vragende partij zijn voor zulke initiatieven. Bovendien wordt er in veel werkplaatsen “compassionate” gehandeld, maar dit is nog te vaak een kwestie van collega’s die onderling mede-menselijkheid tonen. Structurele verankering en beleid ontbreekt hierbij. Toch hebben ook werkplaatsen nood aan beleid dat de context schept om “compassionate” te handelen.
De overheid kan mee die randvoorwaarden creëren voor werkplaatsen, zodanig dat werkgevers structureel en beleidsmatig kunnen inzetten op menselijkheid en productiviteit.
In een politieke context waar de leuze “individuele verantwoordelijkheid voor gezondheid” op nummer één lijkt te staat in de ideologische hitparade, zijn initiatieven nodig die laten zien dat collective verantwoordelijkheid vruchten kan afwerpen. Hiertoe horen ook werkplaatsen met intitiativen zoals de “compassionate” werkplaats.
Een werkplaats die niet wegkijkt van zorgverantwoordelijkheden en de realiteit van ziekte en dood tijdens de professionele loopbaan kan zorgen voor minder financiele zorgen tijdens de loopbaan, maar ook na de loopbaan. En dat is wat we nu nodig hebben.
Deborah De Moortel is socioloog aan de VUB (onderzoeksprofessor) en coördinator van het EU-CoWork project dat onderzoek doet naar interventies ter bevordering van de het welzijn van ernstig zieke werknemers en werknemers die mantelzorgen of rouwen.