Tijs Synaeve

‘Wordt Brugge straks een niemandsland waar niemand zich thuis voelt (en alleen tijdelijke bezoekers zich welkom weten)?’

‘Wat in Brugge gebeurt, past in een veel breder verhaal van Europese steden die kreunen onder hun eigen succes’, schrijft Tijs Synaeve.

In een recent marktonderzoek, uitgevoerd bij 1.000 Bruggelingen en besteld door de stad zelf, gaf 45 procent van de inwoners spontaan ‘toerisme’ als eerste associatie met hun stad. 41 procent voegde daar meteen ‘te veel’ aan toe. Slechts 16 procent noemde nog het woord ‘thuis’.

De vaststelling is pijnlijk banaal: de binnenstad dreigt te verworden tot een decor voor het massatoerisme, met alle kwalijke gevolgen die daarbij horen: gentrificatie, onbetaalbare woningen, een oververhitte huurmarkt, en gemarginaliseerde groepen die stilaan uit de stad worden verdrongen. Wordt Brugge straks een niemandsland waar niemand zich thuis voelt en alleen tijdelijke bezoekers zich welkom weten?


Toch blijft het debat steken in voorspelbare patronen. Oppositiepartijen roepen dat het stadsbestuur eindelijk moet luisteren. Het bestuur zelf sust met termen als ‘balans’ en ‘kwaliteitstoerisme’, en schaaft intussen de huisstijl bij. Fundamentele keuzes blijven echter uit. Intussen zijn de verkiezingen achter de rug, maar blijven meerderheid en oppositie elkaar bekampen met slogans over toerisme, zonder dat er een werkelijke koersbreuk zichtbaar wordt.


Wat in Brugge gebeurt, past in een veel breder verhaal van Europese steden die kreunen onder hun eigen succes.

Wie de analyses leest van de Nederlandse journalist en planoloog Floor Milikowski over Amsterdam, herkent dezelfde dynamiek: steden die lange tijd pronkten met hun aantrekkingskracht, botsen nu onvermijdelijk op de grenzen ervan. Groei als vanzelfsprekend beleidsdoel (meer bezoekers, meer investeringen en meer internationale zichtbaarheid) is intussen een valstrik geworden.


Ook Brugge profiteerde jarenlang van die logica. De toeristische motor bracht werkgelegenheid, culturele bloei, een bloeiende horeca en internationale uitstraling. Maar stilaan keert de vraag zich om: wie kan hier nog wonen? Wie blijft hier straks nog over? Welke stad blijft bestaan als wonen onbetaalbaar wordt, winkelstraten tot monoculturen vervallen en de publieke ruimte zich helemaal plooit naar de logica van de bezoeker?


Milikowski beschrijft in Van Wie is de Stad? (2018) hoe veel Europese steden gevangen zitten in een permanente zoektocht naar ‘balans’ die zelden duurzaam wordt bereikt, omdat de onderliggende vraag zelden gesteld wordt: van wie is de stad echt, en wie bepaalt het model waarmee ze bestuurd wordt?


Nochtans heeft Brugge vandaag een unieke kans om internationaal een voortrekkersrol te spelen. We hoeven daarbij het warm water niet uit te vinden. Precies hier groeide immers een van de denkers op die wereldwijd toonaangevend is geworden in het debat over democratische vernieuwing: David Van Reybrouck. Geboren en opgegroeid in Brugge, internationaal geroemd en sinds kort ook denker van de Lage Landen, ontwikkelde met zijn G-1000 het systeem van gelote burgerassemblees, een model dat intussen in een aantal vooruitstrevende Europese landen en regio’s ingang vond.


Brugge kan dit instrument inzetten waar het misschien het meest dringend is: bij het toerismedossier. Geen vrijblijvende praatbarak, maar een assemblee van gelote Bruggelingen, representatief samengesteld uit alle lagen van de stad: bewoners, ondernemers, werknemers in de horeca en het toerisme, jonge gezinnen, nieuwkomers, ouderen. Zij krijgen de tijd, de informatie en de ruimte om samen voorstellen te formuleren, en dwingen zo het bestuur om het klassieke schijngevecht tussen politiek, markt en citymarketing te doorbreken.


Laat eindelijk ook de stemmen aan bod komen die te vaak worden genegeerd: de nachtreceptionist die dronken gasten naar bed begeleidt, de barista die zijn koffiezaak uit de grond stampte, de bewoner die al dertig jaar in de Gouden Driehoek woont, de Afghaanse nieuwkomer die dagelijks pokébowls bereidt, de barman van het vijfsterrenhotel, de toiletdame aan het Belfort.


Wat vandaag ontbreekt, is niet het besef van het probleem, maar het instrument om het écht aan te pakken. Klassieke partijpolitiek is verknoopt geraakt met vastgoedlogica, investeerdersbelangen, marketingstrategieën en electorale kortetermijndoelstellingen. Zelfs goedbedoelende bestuurders botsen telkens opnieuw op dezelfde logica van uitstel en compromissen.


Als Brugge deze stap zet, wordt het niet alleen een pionier in stadsdemocratie. Het zou ook historisch consequent zijn. Want het is niet de eerste keer dat de stad zich in zijn geschiedenis op zo’n kruispunt bevindt. In de late middeleeuwen, toen de stad een internationale draaischijf van handel was, ontstond hier de eerste echte beurs van Europa. Het was een vroege voorbode van het moderne kapitalisme dat het feodale tijdperk zou verdringen. Net als toen staat Brugge vandaag opnieuw voor de keuze: zich wentelen in zijn erfgoed, of een laboratorium worden voor nieuwe modellen die elders navolging krijgen.


Het debat over toerisme is de voorbije jaren volop opengebroken, maar dreigt opnieuw te verzanden in vertrouwde slogans. Wie niet oppast, staat straks waar Venetië vandaag al staat: het eindpunt van een stad die niet op tijd het stuur durfde overdragen. Of zoals Milikowski het in een essay in De Groene Amsterdammer schreef: als je niets doet, wordt elke stad uiteindelijk Venetië.


Brugge kan nog kiezen. Maar dan moet het zichzelf opnieuw durven uitvinden.

Tijs Synaeve is historicus en huisbewaarder van de Koninklijke Stadsschouwburg van Brugge.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content