‘De toekomst van werk wordt dus niet bepaald door technologie, maar door hoe organisaties ermee omgaan. En daar wringt het schoentje’, schrijft Julien De Wit.
Elke generatie dacht ooit dat ze het einde van werk had gezien. De lopende band zou de arbeider vervangen, de computer de bediende, en nu zou artificiële intelligentie de kenniswerker overbodig maken. Maar telkens gebeurde het omgekeerde: de mens paste zich aan, vond nieuwe manieren om waarde te creëren en werd, ondanks alles, relevanter dan ooit.
Vandaag staan bedrijven opnieuw op zo’n kantelpunt. AI herschrijft functiebeschrijvingen sneller dan organisaties hun strategische plannen kunnen updaten. Wat gisteren nog instroomrollen waren, is morgen een algoritme. De junior die vroeger zijn eerste meters maakte met research, data-invoer of drafts, wordt nu vervangen door een tool die dat alles in seconden doet. Op korte termijn lijkt dat efficiëntie. Veel bedrijven denken: waarom drie juniors aanwerven als één senior met een AI-toolkit dezelfde output kan leveren?
Maar die redenering is een gevaarlijke illusie.
Een bedrijf zonder instroom is als een voetbalclub zonder jeugdopleiding: je wint misschien één seizoen, maar je verliest de competitie. Zonder nieuwe aanwas droogt het talent-ecosysteem op. Waar komen de seniors van morgen vandaan als we vandaag niemand meer opleiden?
Daar komt nog iets bij: de huidige AI-markt vertoont alle kenmerken van een bubbel. Net zoals bij de dotcom-hype worden waarderingen opgeblazen door verwachtingen die de technologie op korte termijn simpelweg niet kan waarmaken. AI zal veel veranderen, maar minder snel en minder radicaal dan sommigen voorspellen. Bedrijven die nu blind in automatisering springen, riskeren straks dezelfde teleurstelling als toen: veel investeringen, weinig winst — en een uitgehold menselijk kapitaal.
De toekomst van werk wordt dus niet bepaald door technologie, maar door hoe organisaties ermee omgaan. En daar wringt het schoentje. Veel bedrijven zijn vandaag niet data-driven, maar data-distracted. Ze zwemmen in dashboards, KPI’s en metrics die controle lijken te geven, maar vooral afleiden. Wie alles meet, weet uiteindelijk niet meer wat belangrijk is.
Data vertelt wat er gebeurt, maar zelden waarom. KPI’s meten gedrag, geen inzicht. Ze tonen patronen, geen potentieel. De bedrijven die het verschil zullen maken, zijn degene die niet het meeste data verzamelen, maar degene die ze het best kunnen duiden — én ze in handen leggen van mensen die ermee kunnen denken.
Hetzelfde geldt voor AI. Natuurlijk is het indrukwekkend wat AI vandaag kan. Ik gebruik het zelf elke dag. Maar tegelijk overschatten veel organisaties wat het betekent. Ze laten AI samenvatten wat medewerkers vroeger lazen, laten het schrijven wat teams vroeger dachten, en noemen dat vooruitgang. In werkelijkheid verleren ze iets wat essentieel is voor toekomstbestendige teams: zelf verbanden leggen, kritisch denken, betekenis geven.
Wanneer technologie het denken overneemt, verzwakt het denkvermogen van de organisatie. Een medewerker die elk reflectief werk uitbesteedt aan een chatbot, wordt op korte termijn efficiënter, maar op lange termijn afhankelijker — en vervangbaarder.
De bedrijven die wél vooruit zullen gaan, begrijpen dat technologie pas impact heeft wanneer mensen er sterker door worden. Niet automatisering maar augmentatie: een starter die naast een ervaren mentor ook een slimme AI-assistent krijgt, leert dubbel zo snel én met meer context. Zo maak je van AI geen vervanger, maar een versneller.
Maar deze toekomst vraagt een ander soort leiderschap. Niet controlerend, maar cultiverend. Leiders moeten leren sturen op leervermogen in plaats van alleen output. De productiviteit van morgen zit niet in cijfers per uur, maar in de mate waarin mensen zich kunnen aanpassen, ontwikkelen en betekenis vinden in hun werk.
Daar ligt ook de nieuwe kernmissie van HR. Niet als vinkjesafdeling die talent reduceert tot filters in een ATS-systeem, maar als architect van groei. HR moet voorbij diploma’s en functietitels kijken. Het moet herkennen waar potentieel schuilt — de fundamenten van het huis zien waar anderen alleen de muur zien. Karakter, nieuwsgierigheid en leergierigheid worden de nieuwe kritieke skills van een toekomstbestendige organisatie.
Ironisch genoeg wordt de arbeidsmarkt van morgen menselijker dan die van vandaag. Niet omdat technologie verdwijnt, maar omdat ze ons dwingt opnieuw te kiezen wat ons onderscheidt: creativiteit, kritische zin, empathie, verbeelding. Dat zijn geen nevenproducten van werk. Dat is werk.
De echte vraag wordt dus niet:
“Hoe kunnen we AI inzetten om sneller te werken?” Maar: “Hoe kunnen we mensen inzetten om slimmer te denken?” De toekomst van werk is geen strijd tussen mens en machine. Het is een strategische samenwerking, waarin technologie de versneller is — maar mensen de richting bepalen. AI mag dan veel voorspellen, maar de toekomst van werk blijft iets wat alleen bedrijven met moed, visie en menselijkheid kunnen maken.
Julien De Wit is auteur, columnist en spreker. Professioneel is hij bezig als strategy consultant onder meer in zijn eigen onderneming Think Ahead Inc. Hij is lid van de Vrijdaggroep.