Professor Filip Reyntjens zou vandaag bij de denktank Egmont in Brussel zijn nieuwe boek Modern Rwanda. A Political History voorstellen. Maar op verzoek van het kabinet van minister van Buitenlandse Zaken Maxime Prévot (Les Engagés) gaat het evenement niet door. Zet het gereputeerde instituut zo zijn onafhankelijkheid op de helling? Pol De Witte, directeur-generaal van Egmont, reageert voor het eerst. ‘Ik vond dat het belang van ons buitenlands beleid moest primeren boven het belang van een evenement dat uiteindelijk toch maar een beperkt publiek zou hebben.’
Waarom gaat de boekvoorstelling door professor Filip Reyntjens vandaag niet door?
Pol De Witte: Het heeft niets te maken met de inhoud van het boek, dat geen kritiek op Rwandees president Paul Kagame op zich is. Het is eigenlijk een boek over de geschiedenis, van de prekoloniale periode van Rwanda tot nu. Het is een academisch boek, maar we hebben het bericht gekregen van Buitenlandse Zaken dat het mogelijk toch gevoeligheden zou kunnen opleveren. Zoals u weet, is Filip Reyntjens niet onbesproken. Hij is een van de grootste critici van het regime in Kigali. En het is daarom ook dat we besloten hebben om het niet te laten doorgaan.
Was het de FOD Buitenlandse Zaken die u heeft gewezen op de mogelijke gevoeligheden, of het kabinet van minister van Buitenlandse Zaken Maxime Prévot (Les Engagés)?
De Witte: Het kabinet van de minister. Ik weet niet of mnister Prévot er zelf van op de hoogte is. Daar heb ik ook niet naar gevraagd. Ik heb er met een kabinetsmedewerker over gediscussieerd, en hij heeft me de argumenten uiteengezet.
Wij zijn een onafhankelijk onderzoeksinstituut. We hebben nooit toelating gevraagd aan Buitenlandse Zaken om een evenement te organiseren. We doen dat ook niet voor de papers die we op onze website publiceren. Maar als een bepaald evenement de politiek-diplomatieke relaties en ons buitenlands beleid zou kunnen bemoeilijken, dan moeten we daar rekening mee houden. En dat gebeurt niet alle dagen, dat kan ik u verzekeren. Dat gebeurt zeer uitzonderlijk.
Kunt u uitleggen hoe dat gesprek met de kabinetsmedewerker tot stand is gekomen?
De Witte: Het gesprek vond plaats tijdens het weekend. Het was natuurlijk zaak om niet te wachten tot maandag om daar een beslissing over te nemen. Ik heb de kwestie ook besproken met onze mensen van het Afrika-programma.
Ik dacht niet dat het zo’n groot probleem zou vormen dat we de boekvoorstelling zouden uitstellen. Ik heb dat ook zo gecommuniceerd aan professor Reyntjens. We stellen nog soms zaken uit, dat is voor mij niet ongewoon. Bijvoorbeeld omdat een zaal niet beschikbaar is of een of twee sprekers niet kunnen deelnemen. Hier was het om een andere reden. Professor Reyntjens tilde er zeer zwaar aan dat het niet vandaag kon doorgaan. Maar ik geloof niet dat dat zo’n probleem is. Ik vind dat het zelfs niet de aandacht in de media waard is.
‘We hebben niet tegen professor Reyntjens gezegd dat het evenement niet doorgaat. We hebben gewoon gezegd dat het niet opportuun is om het vandaag te laten doorgaan.’
Het event is gewoon uitgesteld, zegt u?
De Witte: We hebben niet tegen professor Reyntjens gezegd dat het niet doorgaat. We hebben gewoon gezegd dat het niet opportuun is om het vandaag te laten doorgaan. Het is de professor die vervolgens de informatie heeft verspreid. Wij hebben alleen een bericht gestuurd naar het dertigtal mensen die zich voor de voorstelling hadden ingeschreven.
Wanneer gaat het evenement dan wel door?
De Witte: Dat hangt af van de omstandigheden. Er is geen haast bij. Het boek is vorig jaar al gepubliceerd. Er is dus al een tijdje over gegaan. Wij kunnen dat op een andere keer organiseren.
Het kabinet-Prévot heeft blijkbaar ‘gesuggereerd’ om het event te annuleren.
De Witte: Het was eigenlijk een zeer normaal en constructief gesprek, helemaal niet moeilijk. De kabinetsmedewerker legde uit waarom het mogelijk ongepast zou zijn, en misschien wel tot een probleem zou leiden als we dit zouden organiseren met professor Reyntjens. En dat gaat niet over zijn boek. Het gaat over de persoon Reyntjens, die zoals bekend een scherp criticus is van het Rwandese regime.
Was het slechts goede raad van het kabinet, of een heus dictaat om de boel af te blazen?
De Witte: Dat laatste was het helemaal niet. Wij zijn nauw verbonden met Buitenlandse Zaken. Wij zijn academisch onafhankelijk. Maar wij organiseren de meeste van onze activiteiten in onze eigen vergaderzaal, die gevestigd is in een gebouw van Buitenlandse Zaken. We hebben dus een relatie die anders is dan andere denktanks. Wij worden ook grotendeels gefinancierd door Buitenlandse Zaken.
‘Wij zijn academisch onafhankelijk, maar onze vergaderzaal is gevestigd in een gebouw van Buitenlandse Zaken. Wij worden ook grotendeels gefinancierd door Buitenlandse Zaken.’
In dit geval vond ik het zeker geen totaal onlogische vraag. Ik had er ergens wel begrip voor. En ik vond dat het belang van ons buitenlands beleid moest primeren boven het belang van een evenement dat uiteindelijk toch maar een beperkt publiek zou hebben.
Uzelf hebt dus de beslissing genomen om de boekvoorstelling vandaag niet te laten doorgaan, in ruggespraak met het Afrika-team?
De Witte: Ja, zo kunt u dat zeggen, maar dat heeft ook op zich niet zoveel belang. Ik heb geoordeeld in het belang van onze diplomatie.
Onderschat u dit thema niet? Bestaat de kans dat u hier een foute inschatting maakt?
De Witte: Waarom een foute inschatting?
Omdat nu de indruk van censuur kan ontstaan.
De Witte: Nee, dat is helemaal niet het geval. Nogmaals: er is nog nooit een vraag geweest om een artikel van ons te te wijzigen of niet te publiceren. Er is nog nooit censuur geweest. We krijgen nooit dictaten of instructies. Wij zijn allemaal onafhankelijk van Buitenlandse Zaken. Wij zijn geen ambtenaren. Ik heb een bediendencontract met het Egmontinstituut. Maar als er een verzoek is om iets te organiseren voor Buitenlandse Zaken of om een gesloten seminarie te organiseren, dan doen we dat natuurlijk. Dat is ook normaal. Maar ik heb nog nooit ofte nimmer het gevoel gehad dat ik een dictaat moest ondergaan of er censuur was. Anders zou ik hier niet meer zitten.
Weet u of de kabinetsmedewerker hierover met minister Prévot heeft gesproken voor hij contact met u opnam?
De Witte: Dat moet u aan de kabinetsmedewerker vragen. Ik weet het niet. Tijdens het gesprek is de naam van de minister zelf niet gevallen.
Volgens professor Reyntjens is de onafhankelijkheid van Egmont in het gedrang. Akkoord?
De Witte: Nee, totaal niet. Wij zijn altijd academisch onafhankelijk geweest en dat blijven wij. Ook in dit geval ging het niet om druk. Het was gewoon een gesprek met argumenten tussen twee personen. En ik heb in het belang van ons buitenlands beleid geoordeeld dat het beter is om dit uit te stellen. Ik heb dat ook meegedeeld aan professor Reyntjens.
‘Ik heb nog nooit ofte nimmer het gevoel gehad dat ik een dictaat moest ondergaan of er censuur was. Anders zou ik hier niet meer zitten.’
Welke argumenten van het kabinet hebben u ertoe gebracht om deze beslissing te nemen? U gaf al aan dat Reyntjens een criticaster van president Paul Kagame is. Wat speelt er nog mee?
De Witte: België heeft op dit moment géén diplomatieke betrekkingen met Rwanda. De relaties zijn echt niet goed. Maar als onze minister van Buitenlandse Zaken de politieke dialoog in de regio een nieuw elan wil geven, dan neem ik aan dat hij met iedereen probeert te spreken. Als medewerker van Egmont ben ik niet betrokken bij dat soort dingen, ik ken de details niet. Maar ik denk gewoon dat de minister zijn plannen hierdoor niet wenst doorkruist te zien.
Minister Maxime Prévot reageert:
‘De diplomatieke relaties met Rwanda blijven verbroken. België heeft altijd gezegd de situatie te betreuren, die het als onevenredig beschouwt in de nasleep van de sancties die door alle EU-landen zijn genomen. België heeft steeds gezegd de voorkeur te willen geven aan dialoog en openheid. Niet alleen omdat Rwanda een sleutelactor blijft in de regio van de Grote Meren, maar ook omdat het belangrijk is de niet-statelijke relaties (de Belgische gemeenschap, ondernemingen, etc.) en de gerechtelijke samenwerking te behouden.
Minister van Buitenlandse Zaken Maxime Prévot (Les Engagés)
Nicolas TUCAT / AFP
‘In die geest zijn de afgelopen maanden opnieuw informele en discrete contacten gelegd, ook op ministerieel niveau. Het doel op korte termijn is niet om de bilaterale relaties opnieuw op te starten, maar wel om naar elkaars standpunten te luisteren, met elkaar in gesprek te gaan en eventuele misverstanden uit de weg te ruimen of praktische kwesties op te lossen. In die context is overeengekomen maatregelen te vermijden die door de andere partij als onvriendelijk of kwetsend zouden kunnen worden opgevat en zo een anti-Belgisch narratief zouden voeden dat wij veroordelen.
‘De organisatie van het evenement in Egmont had in die categorie kunnen vallen, gezien de bestaande spanningen tussen de auteur en de Rwandese autoriteiten. Daarom is besloten de annulering ervan te suggereren. Het ging er op geen enkel moment om de professor of zijn werk te beoordelen, noch om de onafhankelijkheid van het Egmontinstituut te ondermijnen. Maar omdat het instituut deels wordt gefinancierd en gehuisvest in de gebouwen van de FOD Buitenlandse Zaken, werd het wenselijk geacht dat het partnerschap in dit diplomatieke geval geen verwarring zou wekken.
‘De Belgische positie tegenover de situatie in het oosten van Congo heeft niets met deze aanpak te maken en zal niet veranderen. We blijven de ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht in Oost-Congo aan de kaak stellen, gepleegd door alle partijen, ook door de M23 die door Rwanda wordt gesteund. Dat hebben we recent nog gedaan naar aanleiding van een bloedbad dat aan de M23 werd toegeschreven in Rutshuru. Wij zullen ook blijven eisen dat de Rwandese troepen daadwerkelijk van Congolese bodem worden teruggetrokken en dat de territoriale integriteit van Congo volledig wordt gerespecteerd, zolang de situatie dat vereist.
‘Eveneens mag Congo zich niet onttrekken aan zijn hervormingsnoden en moet het erop toezien dat er geen enkele samenwerking met de FDLR (rebellenbeweging Democratische Strijdkrachten voor de Bevrijding van Rwanda, nvdr) kan bestaan. Vandaag is de humanitaire crisis in de regio uiterst zorgwekkend en vormt ze het voornaamste punt van mobilisatie voor België. We vinden dat Europa zich daar opnieuw mee moet bezighouden, niet om te sanctioneren, maar om de voorwaarden te scheppen voor een massale levering van humanitaire steun aan de bevolking, slachtoffers van verschrikkelijke misdaden en ontberingen.’
 
		 
    
    