Vlamingen verplaatsten zich nooit vaker de fiets, toch bleef de auto in 2024 het meest gebruikte vervoermiddel voor verplaatsingen naar het werk. Bijna twee derde (64 procent) van de beroepsactieve bevolking gebruikte de wagen als hoofdvervoermiddel voor de woon-werkverplaatsing, blijkt uit het zevende onderzoek naar het verplaatsingsgedrag in Vlaanderen van de Vlaamse overheid.
Bij ruim twee op de tien van de woon-werkverplaatsingen (22 procent) werd vorig jaar de fiets gebruikt als hoofdvervoermiddel. Die stijging is volgens de studie vooral toe te schrijven aan het gebruik van elektrische fietsen. Het fietsgebruik (fiets, elektrische fiets en speedpedelec) ligt tijdens de werkweek (20 procent) hoger dan in het weekend (18,5 procent). In beide gevallen is dat het hoogste aandeel ooit gemeten.
De fiets doet het traditioneel gezien ook beter bij verplaatsingen van en naar school: vorig jaar goed voor een aandeel van 36,2 procent. In het algemeen is het aandeel fietsers het grootst bij de 13-17-jarigen (38 procent) en het laagst bij de 25-34-jarigen (14 procent).
Van de beroepsactieve bevolking kiest 5,9 procent voor de trein als hoofdvervoersmiddel voor woon-werkverkeer. Een kleine groep (4 procent) gaat te voet en iets meer dan 2 procent kiest voor bus, tram of metro.
Het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer is de afgelopen jaren verder gedaald tot 8,2 procent. Uit het onderzoek blijkt dat de Vlaming (vanaf 6 jaar) zich op een gemiddelde dag 2,6 keer verplaatst, daarbij 29,3 kilometer aflegt en zich 73 minuten in het verkeer begeeft.
Op een gemiddelde dag zijn bijna de helft (46,9 procent) van de verplaatsingen duurzaam. Dat aandeel daalt tegenover het vorige onderzoek (2021-2022), maar ligt wel hoger dan voor de coronapandemie.
Verplaatsingen te voet, met de (elektrische) fiets, taxi, step, het openbaar vervoer of als meerderjarige autopassagier zijn volgens het departement Mobiliteit en Openbare Werken Onder duurzaam.