De marktlogica sijpelt overal door. Zelfs activisme wordt afgerekend op clicks en likes.
Waardigheid. Ooit een moreel anker, vandaag een afrekenbare valuta. De term die ooit verwees naar de onaantastbare kern van elke mens, lijkt nu steeds vaker verward te worden met economische waarde. Wie iets waard is – meetbaar, zichtbaar, vermarktbaar – die verdient respect. De rest moet zich bewijzen.
Het is een omkering die pijn doet. Want precies de verlichting, die eeuwenlang als moreel kompas fungeerde, leerde ons dat waardigheid universeel is. Kant schreef helder dat de mens altijd als doel, nooit als middel moet worden behandeld. Die gedachte vormde de basis voor mensenrechten, voor sociale bescherming, zelfs voor democratie. Je bestaansrecht hing niet af van je bankrekening, je diploma of je productiviteit. Het hing af van het feit dat je een mens was. Niet meer, niet minder.
Vandaag zie je iets anders. De meritocratie heeft een bijsluiter gekregen. Wie ‘iets maakt van zijn leven’ verdient respect. Maar wie struikelt, wordt al snel gereduceerd tot een last. Je ziet het in hoe we praten over langdurig zieken, over mensen zonder papieren, over ouderen. Natuurlijk moeten we het debat durven te voeren over draagkracht, over grenzen en over bepaalde excessen die reëel zijn. Maar dat ontslaat ons niet van de plicht om menselijk te blijven. Waardigheid is geen gunst die afhangt van gedrag, het is een basisvoorwaarde voor beschaving.
De marktlogica sijpelt overal door. Onderwijs moet ‘rendabel’ zijn, zorg moet ‘efficiënt’ worden, cultuur moet ‘opbrengen’. Zelfs activisme wordt afgerekend op clicks en likes. We zijn ver afgedwaald van de boodschap van de Franse filosofe Simone Weil, die schreef dat echte waardigheid voortkomt uit het vermogen om niet gebruikt te worden.
In 1948, in het kielzog van de Holocaust, hielp de Libanese filosoof Charles Malik mee de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens opstellen. ‘Waardigheid,’ zei hij, ‘is het enige wat geen staat mag geven of afnemen.’ Vandaag staat net dat principe opnieuw onder druk.
Hoe zijn we hier beland? Misschien is het de ‘neoliberale’ logica die, na het lichaam, nu ook de ziel wil vermarkten. Misschien is het de politieke moedeloosheid die universele principes inruilt voor pragmatisch cijferfetisjisme. Maar een samenleving toont haar beschaving niet in hoe ze de sterksten bedient, wel in hoe ze omgaat met wie niets te bieden heeft behalve zijn bestaan. Waardigheid is geen kostenpost, maar een moreel principe. En wie dat vergeet, zal vroeg of laat ontdekken dat ook zijn eigen waarde wordt herleid tot cijfers achter de komma.