Telefooncirkels lijken misschien triviaal, maar ze kunnen wel degelijk een groot verschil maken. ‘Ze zorgen voor veiligheid en sociaal contact, en soms helpen ze ouderen zelfs om langer alleen te blijven wonen’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman in haar column De zoetzure dinsdag.
Onlangs ontmoette ik na een van mijn lezingen een bijzonder joviale dame. Al na vijf minuten vertelde Luce (81) me dat ze alzheimer heeft. ‘Dat weet ik al twee jaar, maar de laatste tijd gaat het hard achteruit’, vertrouwde ze me toe. Toch woont ze nog altijd alleen in het grote huis waar ze ooit samen met haar inmiddels overleden man drie jongens opvoedde. Die zonen, vandaag potige vijftigers, zouden liever hebben dat hun moeder naar een woonzorgcentrum verhuist. Toen ik haar vroeg of ze zich thuis nog wel haar gemak voelt, antwoordde ze zonder aarzelen: ‘Tuurlijk wel. Ik heb mijn clubje.’
Dat clubje bestaat uit drie vriendinnen. Allemaal tachtigers die al hun hele volwassen leven in dezelfde buurt wonen. Tientallen jaren waren ze gewoon buren die af en toe naar elkaar wuifden of een praatje maakten in de voortuin. Tot hun mannen een voor een overleden en ook hun eigen gezondheid erop achteruitging. Gaandeweg werden ze elkaars remedie tegen de eenzaamheid. ‘En nu houden we elkaar uit het rusthuis’, zei Luce. Dat komt door hun telefooncirkel. Elke ochtend stipt om acht uur belt Luce naar de ene vriendin, die vervolgens de andere contacteert, waarna het belrondje weer bij haar terugkomt. ’s Avonds om zeven uur doen ze dat opnieuw. Zo weten ze dat ze allemaal oké zijn.
Toen hun mannen overleden en hun gezondheid erop achteruitging, werden ze elkaars remedie tegen de eenzaamheid.
Sinds de pandemie zijn dat soort belcirkels opvallend populair geworden. Gemeentebesturen en sociale organisaties zetten ze destijds vooral op voor alleenwonende ouderen. Meestal geeft een sociaal werker of vrijwilliger het startschot door de eerste op de lijst te bellen, die dan de tweede belt, enzovoort. In Nederland zijn zulke initiatieven nog veel meer ingeburgerd. Het Rode Kruis alleen al zette er liefst 75 belcirkels op poten. Die hebben hun nut ondertussen bewezen: niet alleen wordt zo dagelijks gecontroleerd of alle deelnemers gezond en wel zijn, ze doorbreken ook hun isolement en soms groeien er zelfs vriendschappen uit. Jammer genoeg zet het Nederlandse Rode Kruis alle belcirkels op 1 januari stop. De organisatie wil zich op noodhulp concentreren.
Ook bij ons zijn veel van die belrondes (gelukkig niet allemaal) ondertussen een stille dood gestorven. Omdat men denkt dat er na de pandemie minder nood aan is, of omdat de mankracht en middelen voor iets anders worden ingezet. Zo worden er — terecht — veel initiatieven uitgewerkt om ouderen uit hun huizen te halen en samen te brengen. Alleen is niet iedereen daartoe in staat. Luce kon die bewuste avond alleen naar mijn lezing komen omdat haar kleindochter haar had opgehaald. De meeste dagen en avonden brengt ze alleen door. En dan is ze heel blij met die klokvaste telefoontjes van haar vriendinnen. Maar lang niet elke tachtiger heeft natuurlijk de energie om zelf zo’n belsysteem op te zetten.
‘Kunnen hun kinderen hen dan niet opbellen?’ hoor ik u denken. Soms wel, en veel mensen doen dat ook. Elke dag na het werk checken ze even of alles goed is met hun oude vader of moeder. Maar sommige ouderen zijn kinderloos of hebben amper contact met hun kinderen. Bovendien is een telefoontje van je zoon of dochter nog iets anders dan een babbel met een leeftijdgenoot. En als iemand onverwacht niet opneemt, is er binnen zo’n belcirkel meestal een efficiënte alarmprocedure.
Ook zonder lockdown kunnen belcirkels dus een wereld van verschil maken: een beetje veiligheid, wat sociaal contact, en voor sommige mensen zelfs het duwtje dat hen toelaat om nog wat langer alleen te blijven wonen. Het kost allemaal geen fortuin en je hebt er ook geen ingewikkelde organisatiestructuur voor nodig. Een paar betrokken vrijwilligers en een duidelijk stramien volstaan meestal al.
Als ik de ochtend na mijn ontmoeting met Luce vanuit de auto naar mijn nieuwe buurvrouw zwaai, bedenk dat ik blij ben dat ik haar telefoonnummer heb. Vandaag gebruik ik dat alleen als de kat niet is thuisgekomen of als ze een postpakje voor me heeft aangenomen, maar wie weet waar ik het later nog allemaal voor nodig kan hebben.