Columnist Simon Kuper over het komende WK voetbal: ‘Als ik naar Messi kijk, word ik echt opgetild’

© Guido Benschop

Als Financial Times-columnist schrijft Simon Kuper (53) over grote thema’s. En hij heeft succes met boeken over zijn grote liefde, voetbal. ‘Ik krijg de kans om de wereld te begrijpen.’

Simon Kuper reageert stoïcijns. ’s Ochtends in de koffiebar van het Amsterdamse hotel waar hij die nacht sliep, gaat het kort over de lezing die hij de avond ervoor hield. Kuper werd aangekondigd als ‘de beste columnist van de beste krant ter wereld, de Financial Times’. Geen woord over die eerste kwalificatie. ‘Ik vind de FT wel de beste krant, ja. Toen ik daar begon, 28 jaar geleden, vond ik dat niet. Het was een Britse zakenkrant, die op het punt stond internationaal te worden. Die bang was voor opinie. De krant moest zo saai mogelijk zijn, dat was respectabel. Goed schrijven werd minder belangrijk gevonden.

‘Dat is enorm veranderd. Voor een mondiale elite die in het Engels functioneert, is de FT een badge geworden, een soort embleem. Die mensen zitten in Amsterdam, in Peking en São Paulo. The New York Times lezen de meesten niet, want die krant vinden ze te Amerikaans, The Wall Street Journal te Republikeins. Het niveau is ook echt gestegen. Ik las net een stuk van mijn nieuwe collega Stephen Bush. Veel te goed, dacht ik, ik wil hem niet als collega hebben.’

Bij de Financial Times heb ik het mooiste podium.

Hij begon als economieredacteur, in Londen. Kuper schreef eerst over het Britse midden­ en kleinbedrijf, later over valuta. Als hij al meehielp het niveau op te krikken, dan niet in die rol. ‘Ik begreep het, maar verder dan mensen napraten, kwam ik niet. Ik kon niks origineels toevoegen. Ik zou nooit een interessante economisch journalist zijn. Op een gegeven moment wist ik: ik moet hier weg.’

Kuper ging over sport schrijven – vooral over voetbal, zijn grote liefde. In 2002 kreeg hij een sportcolumn. ‘Ik heb dat acht jaar bijna fulltime gedaan. Na verloop van tijd werd ik gek van de domheid. Je gaat naar een persconferentie en de trainer geeft de scheids de schuld. Toen ik veertig was, vreesde ik dat ik tot mijn pensioen over Manchester United zou schrijven. Ik had een vrij makkelijk leven, ik snapte het en verdiende mijn geld ermee, maar ik wilde meer. De vraag van de krant of ik algemene columns wilde schrijven, kwam als geroepen. Dat was precies wat ik zocht.’

Als columnist Life & Arts kan Kuper schrijven waarover hij wil en wat hij wil. Elke maandagochtend bepaalt hij zijn onderwerp. Op donderdag staat het stuk online, twee dagen later is het terug te vinden in de papieren weekendeditie. ‘Er zijn natuurlijk grenzen. Als ik de klimaatverandering zou ontkennen of het marxisme zou prediken, dan houdt mijn column niet lang stand. Bij de krant hadden ze graag gewild dat ik pro­-Brexit was, want dan had de FT een pro­-Brexit­ columnist gehad. Die hebben we nu niet. Pro-Trump­geluiden lees je ook niet bij ons. Lezers moeten eigenlijk van alles kunnen lezen, maar onze columnisten geloven nu eenmaal niet in de Brexit of Trump. Sommige lezers lopen ook weg.’

Zijn recente columns gaan over grote thema’s als de Britse politiek, het klimaat, Twitter en Elon Musk, sekseongelijkheid en de Europese Unie. Ze zijn niet op een achternamiddag gemaakt. Kuper leest veel, voert gesprekken, doet uitgebreid onderzoek. ‘Ik lees columns waarvan ik denk: je had niks deze week, toen ben je maar met iemand wat gaan eten en dat leverde een geinig verhaaltje op. ‘Je moet elke week proberen een column te schrijven die noodzakelijk is. Dat kan ik me ook veroorloven, zeg ik erbij. Andere columnisten werken bij kranten en bladen die minder goed betalen, dus moeten ze er veel naast doen. Dat lees je eraan af. Ik begrijp dat wel.

© Guido Benschop

‘Ik eis veel van mezelf. Dat is niet altijd goed te verenigen met een gezinsleven. Ik ben vaak in gedachten: dit begrijp ik niet, dat heb ik niet goed gedaan. ’s Avonds lees ik een boek over een mogelijk onderwerp. Als de kinderen iets tegen me zeggen, denk ik aan iets anders. Dat leidt tot irritaties bij mijn vrouw. En bij mij tot een schuldgevoel. Ik heb nooit vrij. Gezond is het niet, maar ik denk dat veel mensen dat hebben met hun werk, toch?

‘Ik ben geen specialist. Dat was ik wel na jaren sportcolumns schrijven. Dan ben je in het voordeel ten opzichte van je lezers, je weet meer dan zij, en is het niet zo moeilijk. Ik leer van elke column. Doordat ik over veel onderwerpen schrijf, begin ik meestal met een achterstand, maar dat maakt het ook boeiend. ‘Ik ben eigenlijk altijd wel supergemotiveerd. Ik krijg de kans de wereld te begrijpen en ik mag de wereld becommentariëren. Ik mag nooit klagen. Als de FT belt, neemt iedereen de telefoon op. Ik kan allerlei interessante mensen spreken en heb het mooiste podium.’

Eind van de middag pakt de Brit Kuper de trein naar Parijs, waar hij – met een korte onderbreking van een jaar Madrid – al twintig jaar met zijn vrouw woont. Hun kinderen zijn er geboren. Hun dochter is zestien, de tweelingzonen zijn veertien.

Onlangs kreeg hij de Franse nationaliteit. ‘Morgen haal ik mijn paspoort op.’ Zijn Amerikaanse vrouw verwierf die nationaliteit vijf jaar terug. Kuper werd geboren in Uganda. Hij was een baby toen zijn ouders dat land verlieten, omdat generaal Idi Amin bezig was de macht te grijpen. Het gezin verhuisde naar Londen. Via Jamaica, Zweden en weer Londen, belandde het gezin in 1976 in Leiden. Zijn vader, antropoloog, kreeg daar een baan aan de universiteit.

In Parijs wil hij sterven, weet Kuper al. ‘Ik ben net begonnen aan een boek over mijn twintig jaar in Parijs. Het laatste hoofdstuk heet Death in Paris. Bij naturalisatieceremonies zie je veel vijftigers, leeftijdgenoten van me. Die mensen zijn als immigrant gekomen met het idee: ik ga ooit terug. Maar dan krijgen ze kinderen en die worden Frans.

‘Ik had het daar met mijn Turkse kleermaker over. Die man zei: “Ik kan niet weg, want mijn kinderen blijven hier.” Ik vertelde dat ik hetzelfde probleem ga krijgen. Je moet je daarmee verzoenen. Een vriend van me zei dat je oud moet worden op de plek waar je vrienden zijn. Ik dacht oud te worden in een dorpje aan de Spaanse kust. Met wie ga je dan om, vroeg die vriend. Hij heeft gelijk.’

De journalist Kuper heeft een unieke kwaliteit. Praten, lezen en schrijven gaan hem in het Nederlands (haast) net zo goed af als in het Engels. ‘Weinig journalisten bij Engelstalige media kunnen lezen wat er bij jullie in de krant staat. Laat staan dat ze in een café een goed gesprek kunnen voeren. Ik ben zeer aan Nederland gehecht en journalistiek gezien is het voor mij een dankbaar onderwerp. Ik schrijf een paar keer per jaar over Nederland. Als er een onderwerp is, dan spring ik erbovenop. Dat kan, want we hebben geen correspondent meer in Nederland. Voor mij is dat een intikker, voor FT­lezers is het bijna altijd nieuw.’

© Guido Benschop

Als klein jongetje raakte Kuper begeesterd door het Nederlandse voetbal. Dat maakte in de jaren zeventig internationaal furore – onder aanvoering van de door hem bewonderde Johan Cruijff. Later als sportcolumnist was hij blij, vertelt hij, als hij zo nu en dan over het Nederlandse voetbal kon schrijven. ‘Dat voetbal was net iets intelligenter. Cruijff was natuurlijk een veel origineler denker dan Margaret Thatcher. ‘Alleen, je moet van een voetballer geen Einstein of Noerejev maken. Een journalist heeft een keer met Johan over politiek, ruimtelijke ordening en dat soort zaken gesproken. Cruijff vond dat heel spannend, maar het was lagereschoolpraat wat eruit kwam. Goede voetballers zijn in één opzicht interessanter dan wij. Daar moet het over gaan.

‘Wat voetbal betreft had Cruijff helemaal gelijk. Hij heeft het heruitgevonden. Zijn voetbal zie je nu overal. Jagen heet tegenwoordig pressen. Het Oranje van 1974 deed al aan positiewisselingen: de spelers liepen overal. Het Italië dat vorig jaar Europees kampioen werd, was gewoon een heel goed Holland. Bayern München speelt Cruijff­voetbal. Hij heeft een stijl ontworpen die beter en leuker was en die constant is gemoderniseerd.’ Kuper schreef diverse voetbalboeken, waaronder Voetbal als oorlog (1995), Ajax, de joden, Nederland (2000) en, met de econoom Stefan Szymanski, Soccernomics (2009) – in het Nederlands: Dure spitsen scoren niet. Vorig jaar kwam FC Barcelona. Het imperium uit. Bij die club boekte Cruijff als speler en trainer grote successen. In diens sporen kwam Kuper al dertig jaar bij ‘Barça’.

Voor zijn boek sprak hij met alles en iedereen binnen de club, behalve de onbenaderbare Lionel Messi, destijds nog de sterspeler van de club. Kuper schat Messi als voetballer hoger in dan Cruijff. Door over politiek en grote maatschappelijke thema’s te schrijven, ontsnapte hij aan de domheid in de sport. Voetbalboeken maken of nadenken en schrijven over Messi, is ook ontsnappen.

‘In de politiek bestaat ook veel domheid. De Brexit is dom, het Trumpisme is dom. Over voetbal kun je heel diep nadenken. Door veel te lezen, mensen te spreken en ideeën uit te wisselen probeer je tot inzichten te komen. Dat is een intellectueel proces. Schrijven dat voetbal kunst is, dat Messi een magiër is, doe ik niet. Ik wil niet hoogdravend doen.

‘Voetbal is voetbal, en dat is mooi genoeg. Als ik naar Messi kijk, word ik echt opgetild. In mijn Barça-boek probeer ik duidelijk en in simpele bewoordingen uit te leggen waarom hij dan zo goed is. Wat doet­ie nou eigenlijk in het veld? Hoe flikt die gozer dat?’

Kuper houdt niet van het gebruiken van sportmetaforen in de politiek of het bedrijfsleven, wat motivatiecoaches bijvoorbeeld doen. Parallellen zijn er genoeg. De hang naar het verleden is er één van. Bij FC Barcelona – de laatste jaren sportief en financieel in de versukkeling geraakt – wordt altijd geroepen om de in 2016 overleden Cruijff. In een recente column schrijft Kuper over het constante terugverlangen van conservatieve Britten naar de in 2013 overleden oud­premier Thatcher. Ze zoeken naar ‘guidance of a dead leader’.

De Tories verkeren in chaos. Daags voor het interview is Liz Truss afgetreden als premier. Deze zomer verscheen Kupers boek Chums: How a Tiny Caste of Oxford Tories Took Over the UK, over de kleine elite van conservatieve, voormalige Oxford­studenten die de dienst uit­ maken in het Verenigd Koninkrijk. Aan die universiteit studeerde Kuper – die op zijn zestiende vanuit Leiden weer naar Londen verhuisde – zelf ook: geschiedenis en Duits.

De Oxford-elite neemt mensen op. Wie talent heeft, mag erbij.

Truss komt van Oxford, net als andere oud-­premiers als Boris Johnson, Theresa May en David Cameron. De nieuwe premier, Rishi Sunak, is geen uitzondering. ‘Ik kijk als een antropoloog. Dat heeft met mijn opvoeding te maken. Ik beschouw Barça en de Conservatieve Partij als stammen. Met een eigen cultuur, eigen denkbeelden en rituelen.

‘De Tories hebben de gave om bij iedere nieuwe premier het volk het gevoel te geven dat er echt iets gaat veranderen. Maar dat gebeurt niet. Sunak is de slimste van het stel, maar hij is niet heel anders. Hij heeft door zijn Indiase afkomst een andere achtergrond. De Oxford­elite neemt mensen op. Wie talent heeft, mag erbij. Ze geven je het juiste accent mee en het zelfvertrouwen waarmee je je in een upperclass­omgeving op je gemak voelt. ‘Etnische afkomst doet er voor Britten sowieso minder toe. Veel Britten zijn enorm boos op de Tories, maar niemand wijt het falen van Kwasi Kwarteng als minister van Financiën aan zijn zwarte huidskleur. Ze noemen hem een grote eikel, dat wel. Dat is in Nederland toch anders.’

Binnenkort rijst Kuper namens de Financial Times af naar Qatar voor het WK. ‘Ik zal vooral over voetbal schrijven. Onze correspondent daar schrijft over het land. Hij kent de regio, dus dan moet ik dat niet doen.’ Hij blijft Oranje-­fan. Zijn kinderen zijn voor Frankrijk, een van de favorieten. ‘Helaas, ja. Ze hebben medelijden met papa.’

Over de corruptie bij het toewijzen van het WK aan Qatar en de grove schendingen van de mensenrechten in het land, schreef Kuper eerder ook. Een boycot heeft hij nooit gesteund. ‘Voor honderden miljoenen mensen in de wereld is zo’n toernooi een topmoment. Een WK brengt zo veel vreugde.

‘Ik begrijp de protesten heel goed. Ik spreek mensen van Amnesty International en van de internationale vakbondsorganisatie. Een tijd terug sprak ik de voorzitter van de Noorse voetbalbond, die van alle bonden het felst tegen de mensenrechtenschendingen heeft geageerd. Die vrouw zei: het is veel beter geworden met de arbeidswetgeving in Qatar. Amnesty zegt: wat had je gehad aan een boycot? Er is heel veel mis in Qatar, maar er is ook heel veel verbeterd.

‘Ik vind de argumenten niet coherent. Qatar koopt al jaren flinke delen van Parijs en Londen op. Qatar neemt grote bedrijven, merken en Europese topclubs over. Dat mag wel? En voetballen in het land niet? Moet je zo veel mensen het plezier van een WK ontnemen?’

Geschreven door Ron Kosterman

Bio
Simon Kuper (Kampala, Uganda, 1969) studeerde geschiedenis en Duits aan de universiteit van Oxford en een jaar aan Harvard. Columnist van de Financial Times, schrijft boeken en voor het voetbalmagazine Hard Gras.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content