‘De boodschap van Pinksteren blijkft onmisbaar voor een levende en gezonde kerk’, schrijft godsdienstleraar Ignace Demaerel.
Het Pinksterfeest dat we dezer dagen herdenken zit boordevol betekenissen die relevanter zijn voor onze cultuur dan we gewoonlijk denken. Het verhaal begon met de uitstorting van de Heilige Geest op de apostelen 2000 jaar geleden, maar gaat ook over de ‘geboorte van de kerk’.
En hoe impopulair deze kerk vandaag ook is en onder kritiek ligt, we neigen te vergeten dat ze de grootste wereldreligie is: goed voor 2,5 miljard volgelingen, en – in andere continenten – nog steeds groeiende. Hoe een verward en vertwijfeld groepje Galilese vissers tot de grootste beweging in de wereldgeschiedenis uitgroeide: dit blijft allesbehalve evident.
In een cultuur die geobsedeerd is door eindeloze groei – of het nu economisch, politiek of technologisch is – moet dit een fascinerende vraag zijn: wat was het geheim, de ‘toverdrank’, de succesformule van deze joodse splintergroep die de eeuwen overleefde en alle continenten veroverde?
Want in die begindagen ging dat allemaal zonder professioneel campagneteam, uitgekiende marketingstrategie of miljardenbudget, integendeel: onder de grootste tegenstand en gruwelijke vervolging door het Romeinse rijk.
Menselijke grootheid
Je kan eigenlijk geen enkele menselijke factor als verklaring hiervoor aanduiden: bij Petrus, ex-visser en leider van de apostelen, herken je geen enkele uitzonderlijke kwaliteit: hij was absoluut geen meesterstrateeg of geschoold redenaar. De les hieruit is precies dat de spectaculaire groei van de kerk niet aan menselijke grootheid ligt. Uitzonderlijke talenten of begaafdheden leiden namelijk even snel tot grote ego’s, opgeblazenheid, geldingsdrang en dus onvermijdelijk conflicten.
In de spiritualiteit van het evangelie is nederigheid daarentegen een onmisbare kwaliteit. Jezus koos waarschijnlijk met opzet heel ‘gemiddelde’ mensen uit: opdat geen stervelingen met de pluimen zouden gaan lopen, maar alleen God de eer zou krijgen.
Jezus’ eerste woorden in de bergrede zijn: “Zalig de armen van geest”. Want zij zijn niet ‘vol van zichzelf’, maar hebben binnenin véél ruimte voor Gods Geest. Ze leveren hun ‘kleine ik’ in om een ‘véél groter Ik’ te herbergen in hun hart. Paulus, die wél hoog intelligent en hoger opgeleid was, ontdekte: “Als ik zwak ben, ben ik sterk”: in de diepste noodsituaties kan je niet meer vertrouwen op eigen kunnen, maar kan Gods Geest – eindelijk – in ons vrijelijk waaien en werken.
Wie zich klein durft maken, is pas echt groot. Het gaat héél erg in tegen onze cultuur van zelfpromotie of zelfvergoddelijking. We aanbidden schoonheid, intelligentie, creativiteit, sportiviteit en rijkdom: we creëren idolen en godjes aan de lopende band, die daarna van hun hoge toren weer even diep vallen. In Jezus’ waardenschaal gaat het om authenticiteit: éérst een integer hart, en een gewillige geest. “Wie de grootste onder u wil zijn, moet alle anderen dienen”. In deze gebroken wereld worden de waarden van Gods Koninkrijk helaas vaak ondersteboven gekeerd.
Pinksteren is een verhaal van ‘alles of niets’. God dienen kan je niet half doen: het is geen ‘deeltijdse job’ of een vrijblijvende hobby. De grootste vraag aan elke christen of kerk is: mag God echt God zijn? Mag Hij werkelijk de regie hebben – of: terugkrijgen? Dit gaat in tegen elke controlezucht of behoefte aan voorspelbare orde. Je kan Gods Geest niet temmen of in een hokje steken, net zomin als je de wind in een doosje kan vangen. De eerste kerk was totaal ‘out of control’, ongepland, ongeorganiseerd: ‘heerlijk wild’ en barstensvol van léven.
De Heilige Geest, die de eerste ‘kernexplosie’ veroorzaakt heeft op Pinksteren, blijft onmisbaar voor een levende en gezonde kerk. De kerk vandaag – in het oude Europa tenminste – is in diepe crisis.
Om het iets breder open te trekken: alle grote instellingen zijn in crisis tegenwoordig! De politiek, democratie, justitie, media, onderwijs, gezondheidszorg… De hele westerse cultuur is in crisis: de fundamenten zijn geërodeerd. Onze vorige premier De Croo zei ooit: “Ons land heeft een nieuw politiek verhaal nodig”. Deze uitspraak klinkt bijna profetisch, maar in feite ligt het probleem véél dieper en is het veel omvattender: onze ganse westerse cultuur heeft een véél groter spiritueel verhaal nodig!
Maar sinds het postmodernisme hebben we collectief verklaard dat we niet meer geloven in ‘de grote verhalen’, zeker niet in het grootste van al, het christendom. Want ‘groot’ en ‘oud’ was op zich al verdacht. Ieder prefereerde zijn eigen, kleine privé-verhaal te schrijven: de kern van het existentialisme en humanisme.
Onderliggend aan elke crisis die onze wereld teistert, sluimert een levensbeschouwelijke crisis: we hebben geen ‘groter kader’ meer, geen hoger doel, geen spirituele koers, geen moreel kompas. We zijn ‘het noorden’ kwijt. Het spirituele verhaal van onze cultuur is versnipperd, versplinterd, verkruimeld. Waarom staan we verbaasd dat onze cultuur lijdt aan een collectieve geestelijke burn-out?
Het Romeinse rijk 2000 jaar geleden was niet veel anders: ook al was het politiek en militair sterk, het was zijn ziel al lang verloren – als het er ooit al één had. Het pinkstergebeuren ontstak een vuur dat niet meer te blussen was en het vermolmde gebinte van binnenuit opbrandde. Hét geheim lag hem niet in een methode, maar in de boodschap zelf: Jezus’ woorden bliezen zijn volgelingen ‘van hun sokken’, ze sloegen in als een bliksem.
De eenvoud én diepgang van zijn uitspraken blijft ongeëvenaard. Als we vandaag geen ‘verhaal meer hebben om in te geloven’, wat gaan we doen? Een professionele scriptwriter uit Hollywood inhuren? Een spindoctor van het beste marketingbureau inschakelen? Je schudt zoiets toch niet eventjes uit je mouw, of zuigt het uit je duim? Dat zou pas armoe troef zijn en lachwekkend.
De apostelen hadden in ieder geval een verhaal gehoord waar ze minstens de komende 10.000 jaar mee verder konden. Het ging over ‘het Koninkrijk van God’: een geestelijk rijk dat het universum omspant van schepping tot voltooiing. Een verhaal dat elk land en volk overstijgt, dat alle politieke regimes overleeft en dictaturen omverwerpt. Het gelooft in ‘ware gerechtigheid’, véél hoger dan elk menselijk justitiesysteem. Het belijdt ‘liefde’ als grootste kracht in het heelal. Het belooft ‘een nieuwe hemel en nieuwe aarde’, het herstel van alle dingen: het is door en door hoopvol, zelfs al zijn we nu fundamenteel bezig de planeet en onszelf naar de haaien te helpen. Voor dit verhaal geven mensen vol overtuiging hun leven: miljoenen deden het al, en nog steeds.
Maar in feite kan je het christendom niet reduceren tot ‘een verhaal’: christenen volgen geen theorie of ideologie, maar een Persoon. Christendom is geen stel morele geboden, een lijstje dogma’s of religieuze ritueeltjes, maar een relatie met de levende God. Waarheid is geen dode formule of definitie, maar lévend en geïncarneerd. Het grootste gebod gaat niet om ‘kennen’, maar om ‘liefhebben’. En de Heilige Geest is geen ‘methode’ of ‘oerkracht’, maar een levende Persoon die in de gelovige komt wonen. Ons nietige lichaam kan tot een tempel worden voor de Allerhoogste. Waardoor goddelijk leven in en doorheen de gelovige kan stromen. Deze Geest zet hem ‘in vuur en vlam’ én houdt hem dagelijks op koers en in balans.
Hoezeer de kerk onder aanval en kritiek ligt, volgens Rik Torfs – en hij kent ze van binnenuit en door en door – is en blijft ze ‘fantastisch’. Niet omwille van fantastische mensen of fantastische structuren: overal waar mensen zijn, wordt ‘gemenst’. Maar de originele boodschap torent qua visionaire kracht en morele scherpte boven elke concurrentie uit.
Het grote verhaal van ‘Gods Koninkrijk’ overstijgt alle culturen en ideologieën. Het is een lévend verhaal dat nog elke dag verder geschreven wordt. Hebben wij vandaag een ‘nieuw verhaal’ nodig om in te geloven? Als we dat 2000 jaar oude verhaal al met moeite geloofd – en nog minder in praktijk gebracht – hebben, vraag ik me bezorgd af welk dit moet overtreffen.