François Levrau

‘Persoonlijke emoties in plaats van gedeelde normen: wat ooit intiem was, is vandaag een publiek goed’

François Levrau Dr. Sociale Wetenschappen, verbonden aan Centrum Pieter Gillis (UAntwerpen)

François Levrau ziet een cultuur ontstaan waarin persoonlijke beleving zwaarder weegt dan gedeelde normen en verantwoordelijkheden, wat samenwerking en maatschappelijk vertrouwen ondermijnt.

Emoties zijn gaandeweg steeds meer geëvolueerd van privé-stemmingen tot publieke waarheden en legitieme redenen voor erkenning, waarbij mensen steeds vaker een ‘goed gevoel’ eisen via claims op excuses, trigger warnings en canceling. Hierdoor ontstaat een cultuur waarin persoonlijke beleving zwaarder weegt dan gedeelde normen en verantwoordelijkheden, wat samenwerking en maatschappelijk vertrouwen ondermijnt.

Emotioneel exhibitionisme

De afgelopen decennia heeft zich een ingrijpende verschuiving voltrokken in hoe we gevoelens begrijpen en waarderen. Emoties worden niet langer beschouwd als vluchtige, persoonlijke stemmingen, maar als signalen van authenticiteit én morele waarheid. Wat iemand voelt of uitdrukt, geldt steeds vaker als bewijs van oprechtheid en als legitieme grond voor publieke erkenning.

Wie zich bijvoorbeeld gekwetst of gekrenkt voelt, houdt dat niet meer binnenskamers, maar eist begrip en compensatie: excuses, trigger warnings, faciliteiten, safe spaces of canceling. Deze ontwikkeling wordt versterkt door een commerciële markt die emoties sterk kapitaliseert — van reality-tv tot reclame, steeds gaat het erover dat het gevoel als hoogste goed wordt voorgesteld.

Wat ooit intiem was, ondergeschikt aan rede, plicht of sociale conventie, is vandaag een publiek goed geworden. Hoewel emotionele openheid belangrijk is voor zelfzorg en emancipatie, schuilt er ook een risico: wanneer gevoel als hoogste morele autoriteit geldt, verdwijnt de ruimte voor tegenspraak. Of nog, wie emotionele kwetsuur tot norm verheft, oogst vroeg of laat censuur…

Emotionele bubbel

Deze emotionele verschuiving moet begrepen worden in de context van een aantal bredere culturele veranderingen die sinds de jaren zestig steeds krachtiger werden: secularisering, individualisering en de opkomst van de consument als model voor de burger.

Wat deze ontwikkelingen gemeen hebben, is dat het individu zich losmaakt van externe ankerpunten zoals religie, traditie of gedeelde normen, en wordt aangespoord om ‘zichzelf te zijn’ en ‘zichzelf te vinden’. Het verlies van die vaste kaders heeft ervoor gezorgd dat het innerlijke leven steeds belangrijker is geworden: wie je bent, wat je voelt en hoe je jezelf ervaart, is het nieuwe fundament van identiteit en zingeving. Gevoelens krijgen hierdoor niet alleen een expressieve, maar ook een existentiële rol. En zowel in het onderwijs als in de wetgeving wordt daar steeds meer rekening mee gehouden.

De digitalisering en moderne technologie stuwen de verschuiving naar de emotiecultuur nog verder. Ze creëren niet alleen nieuwe mogelijkheden, maar het lijkt erop dat alles met een paar klikjes beschikbaar is. Het verlangen wordt daardoor vervangen door de eis van onmiddellijke bevrediging.

In een wereld waarin alles mogelijk lijkt, wordt de teleurstelling wanneer iets niet lukt of wringt steeds moeilijker te verdragen. Het voelt als een aanval op iets waarop je meent recht te hebben. “Want jij bent het waard!”, zo klinkt het in de commercials van L’Oréal.

Emotionele kwetsuur ligt voortdurend op de loer. De sociale media bieden de mogelijkheid om zich als een moderne Narcissus terug te trekken in het eigen gelijk. Men etaleert zichzelf, schermt zich af en zoekt uitsluitend bevestiging. Via allerhande algoritmes wordt deze bubbel nog versterkt: tegenstemmen worden gefilterd en alleen datgene wordt behouden wat de innerlijke beleving bevestigt.

De ‘ander’ verdwijnt op deze manier steeds meer uit het zicht. Hij wordt ofwel beschouwd als ‘ruis’, afgewezen als ‘onwetend’, bekritiseerd als ‘verstoring’ of beschuldigd als een ‘bedreiging’.

Hoepelwezen

Door deze processen is de mens zich gaan ontwikkelen tot wat ik graag het hoepelwezen noem: een individu dat een denkbeeldige hoepel rondom zich draagt om de buitenwereld op afstand te houden. Alleen datgene wat het ‘ik’ bevestigt, krijgt toegang. Alles wat niet goed voelt, wordt geweerd. Die mentaliteit uit zich in vier verschillende rollen, waarin de nadruk ligt op zelfgericht gedrag en het negeren van de behoeften of rechten van anderen.

In de ‘slachtofferrol’ komt het hoepelwezen bijvoorbeeld tot uiting in de student die zich niet openstelt voor een spreker, uit angst dat diens woorden hem emotioneel zouden kunnen kwetsen.

In de ‘meesterrol’ is het de persoon die autoriteit afwijst, zoals een patiënt die medische richtlijnen negeert en zich verzet tegen gezondheidsmaatregelen omdat hij overheidsadvies als betuttelend en beperkend ervaart. De idee dat hij moet luisteren en dat iemand boven hem staat, geeft hem een slecht gevoel.

Als ‘zonnekoning’ gaat het om iemand die de ‘klant is koning’-mentaliteit als vanzelfsprekend beschouwt. Hij verwacht dat zijn wensen altijd en direct vervuld worden, ongeacht de omstandigheden. Denk aan de klant die onmiddellijke bediening eist in een restaurant, en vervolgens via Instagram klaagt over de vertraging van zijn bestelling.

Ten slotte is de ‘rebel’ de persoon die zich onverschillig opstelt ten opzichte van maatschappelijke regels, zoals iemand die spookfietst omdat hij vindt dat hij zelf mag bepalen waar hij fietst, of een vandaal die graffiti spuit als een directe provocatie tegen de samenleving. In al deze gevallen draait het om het prioriteren van eigen gevoelens en verlangens, waarbij de ander steeds meer op de achtergrond raakt. Dit eigenbelang wordt als vanzelfsprekend gezien, terwijl gedeelde normen en de behoeften van anderen vaak genegeerd worden.

De dubbele dynamiek van het ‘hoepelwezen’ — ‘ik-bedwelming’ en ‘ander-ontkenning’ — komt in vrijwel elk maatschappelijk domein tot uiting. Zo stellen mensen stellen steeds hogere verwachtingen aan hun omgeving, maar voelen ze zich niet altijd verantwoordelijk voor hun eigen aandeel in het realiseren ervan. Worden die verwachtingen niet ingelost, dan overheerst al snel het gevoel tekortgedaan te zijn.

Zo kan iemand die belastingen betaalt vinden dat de stad op zijn minst vuilbakken hoort te plaatsen. Achtergelaten afval geldt dan niet als persoonlijke nalatigheid, maar als bewijs van het tekortschieten van de stad.

In de politiek zien we de dynamiek in de tendens van partijen die zich steeds meer richten op het snel behagen van de kiezer, waarbij kortetermijnbelangen vaak boven langetermijnvisie komen. De politiek wordt beoordeeld op de mate waarin deze de eigen behoeften bevredigt: “Eigen belang eerst.”

In de opvoeding krijgt het kind een steeds centralere rol, waarbij de nadruk ligt op het vervullen van de wensen van het kind, zonder ruimte voor de ontwikkeling van frustratietolerantie of verantwoordelijkheid. In het onderwijs verdwijnen obstakels die ‘faalervaringen’ zouden kunnen veroorzaken, zodat jongeren geen tegenslagen ervaren die hen kunnen voorbereiden op de complexiteit van het leven.

Ook in relaties lijkt emotioneel ongemak niet langer een uitdaging om samen te overwinnen, maar eerder een reden voor conflicten die uiteindelijk tot scheidingen kunnen leiden, of ervoor zorgen dat mensen zich niet meer verbinden uit angst voor de mogelijke pijn van een mislukking. Hoffelijkheid in gedrag en taal is belangrijk, maar er is een groeiende tendens waarbij sensitivity readers teksten beoordelen en humoristen terughoudend zijn geworden in het gebruiken van humor uit angst voor kwetsen.

Morele zelfverbetering

De focus op persoonlijke emoties en individueel welzijn overschaduwt gemeenschappelijke normen, waardoor samenwerking binnen de samenleving lastiger wordt. We hebben daarom geen vrijheid nodig die elke grens opheft, maar een vrijheid die stoelt op gedeelde verantwoordelijkheid. Geen politiek die gevoelens enkel bevestigt, maar die mensen aanspreekt op volwassenheid, veerkracht en verbondenheid.

Emoties zijn en blijven waardevol, maar ze mogen niet de ruimte innemen die nodig is voor nuance, plichtsbesef en maatschappelijke betrokkenheid. In plaats van enkel ‘jezelf te zijn’ en voortdurend te streven naar een ‘goed gevoel’, zouden we ons moeten richten op het worden van de beste versie van onszelf. Dat betekent dat we ons richten op het ontwikkelen van zelfbewustzijn, verantwoordelijkheid en weerbaarheid.

In maatschappelijke interacties vertaalt dit zich naar het vinden van balans tussen autonomie en gemeenschapszin, waarbij keuzes niet alleen je eigen welzijn bevorderen, maar ook bijdragen aan het grotere geheel.

Normen, waarden, plichten en deugden zijn geen overblijfselen uit het verleden, maar kunnen hierbij als morele richtingwijzers dienen in een samenleving die zoekt naar meer samenhang. Een gesprek hierover vraagt geen vermanende toon, maar openheid, ernst en de zachte kracht van empathie — die emotie die ons werkelijk verbindt…

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content