Nu Iran, Israël en ook de Verenigde Staten aanvallen op elkaar uitvoeren, lijkt de angst voor iets wat op een derde wereldoorlog begint te lijken overal. Ook op school zijn kinderen ongerust of bang. Hoe gaat het er aan toe in een OKAN-klas met anderstalige nieuwkomers uit alle hoeken van de wereld?
In OKAN-klassen over heel Vlaanderen zitten nieuwkomers samen om Nederlands te leren alvorens door te stromen naar een reguliere klas. Nickhail Popelier, een oud-deelnemer van de Leraarskamer van Knack, gaf jarenlang les aan zo’n klas in Gent en is er nog altijd leerlingenbegeleider. Hij ziet al jaren hoe de wereld op school binnenspoelt.
Nickhail Popelier: In al mijn jaren op deze school hebben we nog maar een handvol Iraanse kinderen in onze klassen gehad. In Vlaanderen zijn er daar niet zoveel van, maar we hebben natuurlijk wel veel leerlingen met Syrische en nu zeker ook Palestijnse roots. Het zijn niet zelden niet-begeleide minderjarigen, van wie de familie nog altijd in Gaza verblijft.
Dat zijn traumatische ervaringen, zij dragen een zware rugzak met zich mee. Zij volgen het nieuws zoals iedereen via hun smartphone, maar voor hen is dat ook de directe lijn met hun familie. Daarom worstelen wij hier op school ook met het verbod op smartphones dat normaal volgend schooljaar ingaat. Onze leerlingen zouden het daar wel heel erg moeilijk mee hebben.
Worden zij goed begeleid?
Popelier: Ongeveer één op de tien van onze kinderen krijgt gespecialiseerde, psychologische begeleiding boven op de brede basiszorg die wij als school kunnen bieden. Dat is heel veel. Zij hebben vaak last van psychosomatische klachten. Die kinderen zitten tot diep in de nacht op hun smartphone om alles te volgen, vaak is er een tijdsverschil met hun thuisland. De niet-begeleide minderjarigen moeten in het centrum waar ze verblijven ook zelf boodschappen doen en hun potje koken. Ze wonen met vier op een kleine kamer, wat niet bevorderlijk is voor de nachtrust. Zulke leerlingen komen vaak te laat op school, of zijn problematisch afwezig. Knack publiceerde een tijd geleden een infografiek over afwezigheden op school: in OKAN-klassen waren de cijfers veruit het hoogst.
Onderwijsminister Zuhal Demir beweerde dit weekend nog dat één dag spijbelen al problematisch is.
Popelier: Ik heb twee weken geleden een bezoek gebracht aan een centrum waar enkele leerlingen verblijven. Dat doen we wel vaker, maar daar leefden ze echt in erbarmelijke omstandigheden. Ik zal niet zeggen dat die kinderen aan hun lot worden overgelaten, maar het is niet moeilijk om te begrijpen dat ze het zwaar hebben op school. Kinderen komen pas aan leren toe als ze een zeker welbevinden hebben.
Van krachtpatser naar schietschijf: hoe Iran in sneltempo zijn machtspositie verloor
Komt het nieuws van de voorbije dagen uit Iran hard aan?
Popelier: De timing is bijzonder, we zitten aan het einde van het schooljaar. Leerlingen zijn met hun examens bezig of hebben buitenschoolse activiteiten zoals bosklassen. Maar natuurlijk merken wij dat zulke nieuwsberichten aankomen. In de gesprekken tussen titularissen en leerlingen komen die onderwerpen vaak terug.
Heel veel nieuwkomers houden ook vast aan de nieuwskanalen in hun eigen moedertaal. Die berichten zijn – hoe zal ik het uitdrukken? – vaak minder genuanceerd dan wat onze openbare omroep of Knack brengt. Soms zijn zij ook met zaken bezig die hier helemaal niet leven, of zijn er net dingen waar veel Vlamingen mee zitten die helemaal aan hen voorbijgaan. Net daarom willen we ook vermijden dat alle wereldproblemen de klas binnenkomen. Scholen moeten juist perspectief bieden, en afleiden van het wereldleed met een focus op taalverwerving in ons geval.
Naast de oorlog in Gaza, en nu Iran, is de oorlog in Oekraïne ondertussen al langer bezig. Werkt dat nog door?
Popelier: Oekraïense en Afghaanse leerlingen zijn onze allergrootste groepen. Bij nieuwkomers leven er eigenlijk veel spanningen en onvrede over het verblijfsstatuut van de Oekraïners, moet ik zeggen. Zij hebben hier een bevoorrechte positie, terwijl kinderen van buiten Europa vaak niet weten of hun aanvraag om hier te blijven zal worden goedgekeurd. Oekraïense kinderen komen vaak ook uit een heel andere omgeving dan Afghanen. Ze hebben ouders die doorgaans hoger opgeleid zijn en hebben zelf ook een schoolsere attitude. Dat zorgt wel voor spanningen op de klasvloer.
Er is nog een verschil: Oekraïners zijn naar hier gekomen met het idee dat zij binnen afzienbare tijd terug kunnen naar hun land. Hun motivatie om Nederlands te leren was daarom zeer laag, zeker in vergelijking met kinderen die hier kwamen met het idee om in België een nieuw leven op te bouwen. Maar ondertussen sleept de oorlog in Oekraïne al zo lang aan dat ook zij beginnen te beseffen dat ze hier hun best moeten doen om iets op te bouwen.
OKAN-leerkracht Nickhail Popelier: ‘Ik weiger om les te geven uit compassie’