Jan de Zutter

‘Ook kinderen hebben recht op lichamelijke integriteit: hoog tijd om te stoppen met illegale besnijdenissen’

Jan de Zutter Kunsthistoricus en voormalig woordvoerder van de fractie van Socialisten en Democraten in het Europees parlement
Goedele Liekens Seksuologe en Open Vld-Senator

‘Vinden wij het vandaag nog aanvaardbaar dat kinderen, zonder dat zij daar zelf ook maar enige zeggenschap over hebben, kunnen beroofd worden van een deel van hun geslachtsorgaan’, schrijven Jan De Zutter en Goedele Liekens. ‘Wie zich in de problematiek verdiept, kan daar enkel neen op antwoorden.’

De inval bij enkele mohalim of joodse besnijders in Antwerpen, heeft golven van verontwaardiging doorheen de orthodoxe joodse gemeenschap gejaagd.

We moeten de impact van de politieactie niet onderschatten want de Brit Milah, de joodse besnijdenis, is wellicht het oudste nog doorlevende besnijdenisritueel ter wereld. Het is echter niet omdat een gebruik zeer oud is of voorgeschreven wordt in heilige boeken, dat we er vandaag niet met een eigentijds blik naar kunnen kijken. Zo vermeldt Bijbel dat overspelige vrouwen maar best gestenigd worden, maar ook dat zou vandaag niet meer getolereerd worden.

We hebben het hier over besnijdenissen bij minderjarige jongens, in dit geval omwille van religieuze motieven, maar de problematiek is breder. De vraag is of we het nog aanvaardbaar vinden dat kinderen, zonder dat zij daar zelf ook maar enige zeggenschap over hebben, kunnen beroofd worden van een deel van hun geslachtsorgaan. Voor meisjes hebben we de knoop al doorgehakt: dat is in alle gevallen verboden. Voor jongens begint langzaam het besef te rijpen dat genitale verminking een probleem is.

Vooreerst is er het probleem van fundamentele rechten, zoals die in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en het Verdrag inzake de rechten van het kind staan: daarin worden voor elke mens het recht op lichamelijke integriteit verzekerd. Ook autonomie, zelfbeslissingsrecht zeg maar, wordt gegarandeerd. Daarvan kan enkel afgeweken worden in zeer uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als er ernstige medische redenen zouden zijn. Die zijn er, wat jongensbesnijdenis betreft, nauwelijks tot niet.

Wat dan met het recht op godsdienstvrijheid, want ook dat is fundamenteel. Het is juist dat godsdienstvrijheid vaak op gespannen voet staat met andere vrijheden, maar dat lijkt hier niet eens het geval. Godsdienstvrijheid is een individueel recht. We moeten het dus hebben over de godsdienstvrijheid van de jongen die besneden wordt en die wordt, door de besnijdenis, afgenomen.

Dus ja, godsdienstvrijheid speelt een rol, maar niet in de zin waarop ze gebruikt wordt bij religieuze groepen die kinderbesnijdenis toepassen. Ouders hebben het recht hun kind te introduceren in hun religie, maar niet om religieuze tekenen onherstelbaar in het lichaam van hun kind te kerven. Eenieder kan verder, als hij dat wil, en op een leeftijd waarop hij in staat is zelfstandig beslissingen te nemen, er als jongeman voor kiezen om zich te laten besnijden om religieuze redenen. Uiteraard weten we dat dit de praktijk langzaam zou laten uitdoven, en dat is de reden waarom religieuze groepen vast houden aan de kinderbesnijdenis.

Dan is er ook nog het gelijkheidsbeginsel, dat gegarandeerd wordt door de grondwet, evenals door de hoger genoemde mensen- en kinderrechtenverdragen. Mannen en vrouwen zijn gelijk. Maar niet als het gaat over de besnijdenis van minderjarigen. Dat is verboden bij meisjes en vrouwen en wordt toegelaten, en zelfs vergoed door de ziekteverzekering, als het over jongens gaat.

Het argument dat wel eens wordt gebruikt is dat meisjesbesnijdenissen ‘ingrijpender’ zouden zijn en dus niet vergelijkbaar. Dat is bij sommige types vrouwenbesnijdenis inderdaad het geval. Maar bijvoorbeeld niet bij type Ia, de verwijdering van de voorhuid van de vrouw, de clitoriskap, of bij de zogenaamde rituele prik, onderdeel van type IV van Vrouwelijke Genitale Verminking. Besnijdenis van jongens is veel ingrijpender dan die twee types, maar is toegelaten, terwijl die twee types bij vrouwen verboden zijn. Jongens hebben in ons land dus wel degelijk minder rechten op lichamelijke integriteit dan meisjes en dat schendt het gelijkheidsbeginsel.

Ook bio-ethische comités in steeds meer landen, waaronder het Belgische Raadgevend Comité voor Bio-ethiek, artsenverenigingen en de Raad van Europa hebben er al meermaals op gewezen dat jongensbesnijdenissen onaanvaardbaar zijn. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) beschouwt niet-therapeutische besnijdenis bij minderjarigen als een schending van de lichamelijke integriteit en het recht op autonomie van het kind. Zelfs grote ziekenhuizen hebben hun inzichten aangepast. Waar het UZ van de KULeuven tot voor kort trots vermeldde dat ze rituele besnijdenissen “met respect voor de cultuur van de ouders” uitvoerden, vermeldt de website sinds vorig jaar: “In UZ Leuven worden enkel nog besnijdenissen uitgevoerd omwille van medische redenen.”

Het voortschrijdend inzicht over de praktijk van besnijdenissen en jongensbesnijdenissen in het bijzonder vereist een grondig debat. Helaas verbergt de politiek zich onder een wel hele zware steen, als het gaat over jongensbesnijdenis en het is niet zo moeilijk te raden waarom dat zo is.

Ook de joodse orthodoxe gemeenschap is nu vragende partij, bij monde van Michael Freilich (N-VA), maar dan om de joodse besnijdenis formeel toe te laten, mits aan aantal aangepaste voorwaarden, namelijk onder medisch toezicht.

In de Israelische pers meldt Freilich echter dat hij dat voorstel al langer besproken heeft binnen de orthodoxe gemeenschap, maar dat hij daar werd tegen gewerkt. Hij zegt: “Ik ben verdrietig om wat er is gebeurd, maar ook verdrietig omdat we een kans hadden om dit te herstellen. En als gemeenschap zijn we daarin gefaald. We namen de waarschuwingen niet serieus. Ik had verschillende plannen voorgesteld, maar helaas heeft een deel van de ultraorthodoxe gemeenschap de maatregelen die ik wilde nemen geboycot.”

Dat wijst erop dat er nauwelijks belangstelling is om het gebruik aan te passen, laat staan om te erkennen dat ook kinderen recht hebben op lichamelijke integriteit.

Nochtans heeft de joodse traditie de Brit Milah ooit aangepast. Het gebruik gaat volgens historici terug tot de Babylonische ballingschap in de zesde eeuw vC, dezelfde eeuw waarin ook de brontekst van Genesis 17:10-14 geschreven werd. Daarin lezen we: “En God sprak tot Abraham, zeggende: Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw zaad na u – ieder mannelijk kind onder u zal besneden worden.”

In die tijd werd enkel de top van de voorhuid verwijderd. Maar toen joodse mannen zich integreerden in de Griekse samenleving en joodse atleten deel namen aan de Olympische spelen, pasten ze zich aan de Griekse gebruiken aan. Daar werd de voorhuid beschouwd als een essentieel onderdeel van het lichaam en werd de ontblote eikel als obsceen en barbaars beschouwd. Joodse mannen imiteerden de Griekse atleten die hun voorhuid tijdens de spelen met een strik vastbonden. Zo trokken de nog resterende voorhuid over de eikel en bonden die daar vast. Die praktijk zorgde na een tijdje voor een weer functionerende voorhuid.

Rond 300 vC beslisten rabbijnen daar een eind aan te maken en zouden ze aanmanen een rabiate vorm van besnijdenis toe te passen die herstel onmogelijk zou maken. Vanaf dan werd de priah (het ontbloten van de eikel) een essentieel onderdeel van de Brit Milah. Daarbij wordt de voorhuid, zonder verdoving, volledig weggesneden. Bij baby’s is de voorhuid nog verkleefd met de eikel middels een epitheel, een laagje cellen, dat na het amputeren van de voorhuid door de moheel afgeschraapt of afgepeld wordt. Het is belangrijk dat dit zonder verdoving gebeurt want ‘pijn’ is een essentieel onderdeel van het ritueel.

In Antwerpen wordt daarbovenop de zelfs in joodse middens omstreden praktijk van metzitzah b’peh (zuigen met de mond) toegepast, waarbij de moheel (besnijder) met de mond bloed opzuigt van de wond na de besnijdenis. Deze handeling werd oorspronkelijk ingevoerd als een hygiënische maatregel, maar wordt tegenwoordig als risicovol beschouwd vanwege mogelijke overdracht van infecties, zoals het herpesvirus. In New York zijn tussen 2000 en 2011 meerdere baby’s besmet geraakt met het herpesvirus na deze praktijk, wat heeft geleid tot ziekenhuisopnames en in sommige gevallen tot overlijden.

In progressieve joodse middens is het besef gegroeid dat de Brit Milah niet meer van deze tijd is en werd ze vervangen door de Brit Shalom, een welkomstritueel, dat ook door een rabbijn wordt uitgevoerd maar waarbij er niet meer besneden wordt. Het kan dus wel.

Dat het voor de orthodoxe gemeenschap een schok is dat de praktijk van de Brit Milah in het vizier komt van justitie is evident. De onderzoeksrechter reageerde trouwens op een klacht van een joodse rabbijn, wat het argument van sommigen in de joodse gemeenschap, dat er antisemitisme in het spel zou zijn, ontkracht. Het gaat over de onwettige uitoefening van de geneeskunde. Maar dat is slechts het begin van een ruimer debat. Vinden wij besnijdenissen van minderjarigen, zonder ook maar enige medische indicatie, en zonder dat zij daar ook maar enige zeggenschap over hebben vandaag nog te tolereren? Wie zich in de problematiek verdiept, kan daar enkel neen op antwoorden.

Jan De Zutter kunstenaar en voormalig woordvoerder van de fractie van Socialisten en Democraten in het Europees parlement.

Goedele Liekens is Senator voor Open VLD.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content