Vrije Tribune

‘Niet de diplomatie maar de straat herinnert het internationaal recht aan zijn bedoeling’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Wie structurele onderdrukking en genocidale daden in Gaza en Soedan vergelijkt op basis van morele gelijkwaardigheid, vervangt politieke verantwoordelijkheid door introspectie. Wat overblijft, is een comfortabel universalisme waarin iedereen een beetje tekortschiet, maar niemand echt verantwoordelijk is. Zo wordt solidariteit herleid tot een symbolische handeling, los van de collectieve kracht waarmee onrecht bestreden wordt.

Er is iets geruststellends aan morele afstand: ze laat ons toe te oordelen zonder ooit echt betrokken te raken. Steeds vaker klinkt de vraag waarom mensen wél massaal op straat kwamen voor Gaza, maar niet voor Soedan – een vraag die zowel bij opiniemakers als bij politici opduikt. Maar wat als dat verschil vooral ontstaat in de blik van wie op afstand observeert, een blik die solidariteit verwart met empathie en betrokkenheid herleidt tot een individuele morele reflex, los van de collectieve en politieke verbanden waarin strijd plaatsvindt?

De vraag waarom we “meer” voor Gaza dan voor Soedan zouden voelen, veronderstelt bovendien dat solidariteit een kwestie is van proportionele empathie – alsof er ergens een moreel meettoestel bestaat dat onze verontwaardiging moet balanceren. Wie zo redeneert, kijkt naar de wereld als een statistiek van leed, niet als een netwerk van machtsrelaties. De vergelijking tussen Gaza en Soedan verraadt dus minder over het engagement van de straat, dan over de comfortabele positie van wie denkt dat morele consequentie iets is dat men vanop afstand kan beoordelen. Die afstand vertaalt zich vaak in een gebrek aan politieke druk op de structuren die medeplichtig zijn aan dit geweld. 

Europa draagt zowel in Gaza als in Soedan verantwoordelijkheid, al manifesteert die zich anders. In Gaza manifesteert Europese medeplichtigheid zich via wapenhandel, diplomatieke bescherming, economische en academische samenwerkingen en stilzwijgende steun aan een apartheidstaat die door VN-organen van genocide wordt beschuldigd. Dat deze verwevenheid zichtbaar werd, is niet te danken aan politieke moed, maar aan jaren van activisme die deze structuren van binnenuit blootlegden.

In Soedan is de betrokkenheid diffuser, maar niet afwezig. Europese regeringen en bedrijven zijn medeverantwoordelijk voor de bewapening van strijdende partijen, voor de externalisering van migratiebeheer en voor hun stilzwijgen tegenover de rol van strategische bondgenoten zoals de Verenigde Arabische Emiraten. Wapens uit het VK bereiken via de VAE de milities van de RSF – een realiteit die zelden in beeld komt, maar de Europese verantwoordelijkheid voor het geweld in Al-Fasher niet minder reëel maakt.

Moreel whataboutism

Toch worden protesten voor Gaza door sommigen herleid tot morele zelfexpressie – een manier om deugdzaam te lijken, zoals moraalfilosoof Patrick Loobuyck onlangs suggereerde, of, in de woorden van Gwendolyn Rutten, tot een vorm van ‘professioneel activisme’. Ook andere stemmen schilderen engagement af als selectief of hypocriet, alsof morele zuiverheid het probleem zou zijn. Dergelijke redeneringen keren de werkelijkheid om: ze maken van solidariteit een pose, en van structurele medeplichtigheid een kwestie van individuele intenties. Het is de oude kunst van moreel whataboutism: als we niet alles kunnen doen, laten we dan niets doen. Zo wordt de roep om ‘consistentie’ een excuus voor inertie, een geruststellende vorm van empathie die actie vervangt door afleiding.

Dat ook zwarte levens in Soedan vaak minder aandacht krijgen, wijst niet op de leegte van protest, maar op de hardnekkigheid van een koloniale blik die Afrika en de Arabische wereld structureel buiten het morele gezichtsveld plaatst. Het zijn niet de protesten die hiërarchieën bevestigen, maar de publieke framing die ze reduceert tot competitie. Ironisch genoeg laat het feit dat protest voor Gaza en Soedan vaak gelijktijdig plaatsvindt zien hoe kunstmatig de suggestie van hiërarchie is: het zijn meestal dezelfde activisten, netwerken en leuzen die deze verbanden zichtbaar maken, juist daar waar publieke framing hen tot competitie reduceert.

Wie structurele onderdrukking en genocidale daden in Gaza en Soedan vergelijkt op basis van morele gelijkwaardigheid, vervangt politieke verantwoordelijkheid door introspectie. Wat overblijft, is een comfortabel universalisme waarin iedereen een beetje tekortschiet, maar niemand echt verantwoordelijk is. Zo wordt solidariteit herleid tot een symbolische handeling, los van de collectieve kracht waarmee onrecht bestreden wordt.

Wie protest van dichtbij meemaakt – in bezette universiteiten, op straten en pleinen, tussen spandoeken en gesprekken – ziet iets anders: hoe protesten tegen de vernietiging van Gaza tegelijk vragen stellen over de militarisering van onderzoek, over klimaatrechtvaardigheid, racisme en democratie. Die veelzijdigheid is geen zwakte, maar de kracht van hedendaags verzet.

Opvallend genoeg eindigen sommige oproepen tot “universele gelijkheid” met het pleidooi voor sterkere internationale instellingen – alsof het probleem ligt in hun afwezigheid, niet in hun selectieve toepassing. Het zijn juist de protesten die vandaag laten zien hoe hol dat universalisme geworden is en die instellingen dwingen hun eigen principes serieus te nemen. Het is niet de diplomatie, maar de straat die het internationaal recht herinnert aan zijn bedoeling.

De solidariteitsbewegingen die vandaag zichtbaar zijn, worden dus vaak verkeerd gelezen. Het merendeel van mensen kwam niet op straat om ‘deugdzaam’ te lijken, maar uit een groeiend besef van structurele medeplichtigheid: universiteiten, overheden en bedrijven maken deel uit van dezelfde structuren die Gaza, Soedan en Oost-Congo vernietigen. Het waren vaak mensen van kleur die deze verbanden als eersten benoemden – niet uit identitaire reflex, maar omdat zij dagelijks de continuïteit van koloniale en raciale uitsluiting ervaren.

Daarin schuilt ook het idee van Global Palestine: Palestina staat niet enkel voor een lokale strijd, maar voor een wereld waarin ongelijkheid en uitbuiting niet langer de norm zijn. Dat vooral Palestijnse activisten hierin een grote rol spelen, is geen toeval. Decennia van internationale organisatie, van grassroots tot BDS-campagne, hebben een infrastructuur van solidariteit opgebouwd die vandaag wereldwijde mobilisaties mogelijk maakt. Zij hebben niet gewacht op onze empathie; zij hebben ze georganiseerd en omgevormd tot actie – tot ver buiten Palestina.

Samenhang

De hedendaagse solidariteitsbewegingen begrijpen die samenhang. Daarom vechten organisaties zoals Code Rood niet enkel voor klimaatrechtvaardigheid, maar blokkeren ze ook wapenfabrieken die Israël bevoorraden. Daarom spreken Anuna De Wever en Greta Thunberg in één adem over Gaza, Soedan en het klimaat – niet omdat ze “te veel” willen, maar omdat ze begrijpen dat rechtvaardigheid niet opsplitsbaar is. Wie democratie verdedigt, kan niet zwijgen over militaire bezettingen. Wie klimaatrechtvaardigheid nastreeft, kan niet voorbijgaan aan koloniale vernietiging.

De zogenaamd universele moraal die vandaag zo vaak wordt gepreekt, is in wezen een politiek van geruststelling: ze verandert politieke verantwoordelijkheid in introspectie en echte actie in veilige zelfreflectie. Maar wie zich de afgelopen twee jaar verzet heeft – van studenten tot dokwerkers, van klimaatactivisten tot antiracistische, feministische en andere solidariteitsbewegingen – bewijst dat morele volwassenheid iets anders vraagt: de weigering om menselijkheid en solidariteit te reduceren tot louter empathie, en de durf om verantwoordelijkheid collectief te politiseren.

Misschien kwam men juist daarom wél op straat voor Gaza: omdat solidariteit een werkwoord is dat zich niet laat begrenzen; omdat deugdzame intenties zonder actie betekenisloos zijn; en omdat verantwoordelijkheid, in een wereld die liever wegkijkt, zichtbaar, collectief en onverzettelijk moet worden opgeëist.

Gert Van Hecken, Hoofddocent UAntwerpen

Koen Bogaert, Hoofddocent UGent

Dimitri Van Den Meerssche, Hoofddocent Queen Mary University of London

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise