Iedereen moet langer werken. De ongelijkheidskloof in België maakt nochtans zichtbaar dat dat lang niet voor iedereen even makkelijk is. Die kloof wordt ook bepaald niet kleiner, zegt professor Sara Willems. ‘Het gaat echt niet alleen over de meest kwetsbaren, het gaat ondertussen over veel mensen.’
De meeste mensen die laag opgeleid zijn, zijn niet meer gezond als ze met pensioen kunnen. In hun nieuwe boek over de gezondheidszorg halen John Crombez en Eric Mortier dat aan, en ze spreken er deze week ook over in Knack. Die ongelijkheid in de gezondheidszorg is uiteraard geen nieuw probleem, maar naarmate iedereen aangejaagd wordt om alsmaar langer te werken, zullen de gevolgen ook veel helderder worden. Professor Sara Willems (UGent) doet al lang onderzoek naar die groeiende ongelijkheid.
Sara Willems: Elk jaar toon ik mijn studenten een grafiek die de gezonde levensjaren voor mensen weergeeft: hoe hoger je sociale status, hoe meer gezonde levensjaren je mag verwachten. Een lijn in die grafiek geeft ook de wettelijke pensioenleeftijd aan. Zo kun je heel eenvoudig zien dat mensen die laagopgeleid zijn of geen diploma hebben die pensioenleeftijd niet meer halen zonder ernstige gezondheidsproblemen.
‘Mannen in de laagste sociale klasse hebben op hun 25e nog gemiddeld 37 gezonde levensjaren. Voor hoogopgeleide mannen is dat 47 jaar. Bij vrouwen is het verschil nog groter.’
Naarmate de pensioenleeftijd verder wordt opgetrokken, wordt die groep natuurlijk ook groter. Dat gaat echt niet alleen over de meest kwetsbaren, dat gaat ondertussen over veel mensen. Logisch ook dat er steeds meer langdurig zieken bij komen in die leeftijdscategorie.
Voor hoogopgeleiden geldt het omgekeerde: de pensioenleeftijd kan met tien jaar worden verhoogd en zij zullen gemiddeld gezien nog gezond zijn voor ze mogen stoppen met werken.
Hoe groot is die kloof in levensverwachting en gezonde levensjaren precies in België?
Willems: Helaas, daarover hebben we geen zeer gedetailleerde cijfers, de meest recente dateren van 2020. Het verschil in levensverwachting tussen laag- en hoogopgeleiden is 10,5 jaar voor mannen en 13,4 jaar voor vrouwen. Dat verschil is voor gezonde levensjaren, of levensverwachting zonder beperkingen, nog groter.
Mannen in de laagste sociale klasse hebben op hun 25e nog gemiddeld 37 gezonde levensjaren. Met andere woorden: tot hun 62e. Voor hoogopgeleide mannen is dat 47 jaar, of tot hun 72e. Voor laagopgeleide vrouwen van 25 is het zelfs maar 35 jaar of tot hun 60e en voor hoogopgeleide vrouwen 49 jaar. Dat is een kloof van veertien jaar.
Bovendien is het een getrapte kloof: het is niet zo dat alleen de laagopgeleiden het heel slecht doen en de rest van de bevolking veel beter. In dat geval was het een kwestie van de meest kwetsbaren beter te helpen. Met elke trap naar beneden op de sociale ladder neemt de kans op vroegtijdige aandoeningen en een vroeg overlijden toe.
Hoe komt dat?
Willems: Dat klinkt misschien vreemd, maar eigenlijk is het logisch. Neem bijvoorbeeld de buurt waarin mensen leven, die is heel bepalend voor je gezondheid. De armste mensen wonen in de slechtste buurten, met slechte luchtkwaliteit en weinig groen. Zodra ze het iets beter krijgen, verhuizen ze naar een iets betere buurt. En als het lukt, verhuizen ze daarna naar een nog betere buurt. Ze verbeteren zichzelf stapsgewijs.
Waarom wellicht ook uw pensioen zal dalen
De kloof in gezonde levensjaren voor hoog- en laagopgeleiden wordt ook alsmaar groter?
Willems: Die kloof wordt in het algemeen groter, ja. Wanneer we inzoomen op specifieke aandoeningen zien we wel een eerder gemengd beeld. Voor een aantal aandoeningen, zoals astma, is er een lichte vooruitgang, maar voor mentale gezondheid vergroot het verschil dan weer zeer sterk. Dat gaat dan bijvoorbeeld over depressies.
Doet België het slechter dan andere landen?
Willems: De levensverwachting ligt in België relatief hoog in vergelijking met andere Europese landen. Maar wanneer het over sociale ongelijkheid gaat, scoren we minder goed. We doen het gemiddeld, wat natuurlijk betekent dat veel landen het echt aanzienlijk beter doen. Ik denk dan aan de Scandinavische landen, zoals Denemarken. Het Verenigd Koninkrijk doet het dan weer slechter dan wij.
‘De drempels in onze gezondheidszorg zitten niet altijd in de financiële toegang tot zorg. Veel mensen vinden hun weg niet in ons zorgsysteem.’
Hoe komt het dat die verschillen zo groot zijn?
Willems: Veel factoren spelen een rol. We kunnen niet ontkennen dat gezondheidgerelateerd gedrag samenhangt met sociale positie, zoals roken, ongezonde voeding en weinig beweging. Vaak wordt dat ongezond gedrag ook veroorzaakt door onderliggende ongelijkheden. Zo zal iemand die voortdurende stress heeft om rond te komen met zijn inkomen, misschien sneller roken om die stress te verminderen dan iemand met veel minder levensstress.
Is onze gezondheidszorg minder toegankelijk dan we misschien denken?
Willems: België heeft een sterk gezondheidszorgsysteem. Zeker onze eerstelijnzorg is vrij betaalbaar, maar het is inderdaad veel complexer dan mensen vaak denken. De meest kwetsbaren krijgen een verhoogde tegemoetkoming en er is het verlaagde remgeld, maar de drempels in onze gezondheidszorg zitten niet altijd in de financiële toegang tot zorg. Veel mensen, vooral laagopgeleiden, vinden hun weg niet goed in ons zorgsysteem. Ze hebben ook geen netwerk om hen te helpen, of een hospitalisatieverzekering, of een auto om makkelijk in het ziekenhuis te raken. Ook hier zien we dat bijvoorbeeld de Scandinavische landen beter zijn in het verlagen van die drempels.
We hebben het over verschillen in levensverwachting naar opleiding. Bepaalt ook de zwaarte van de job die verschillen? Lang was het idee om mensen met een zwaar beroep daarom eerder met pensioen te laten gaan.
Willems: Soms kijken wij ook naar die verschillen op basis van de job die mensen uitvoeren. Dat verschilt van onderzoek tot onderzoek, maar de job hangt natuurlijk in grote mate samen met de opleiding die mensen volgden of het inkomen dat ze hebben. En dus zullen die resultaten vergelijkbaar zijn: mensen met een zwaardere job hebben doorgaans aanzienlijk minder gezonde levensjaren. Die kloof bestaat ook daar.
De nieuwe pensioenhervorming bevat weinig uitzonderingen voor mensen met een zware job.
Willems: Daar doe ik geen uitspraken over, ik ben geen pensioenexpert. Ik pleit er wel altijd voor dat beleidsmakers sociale ongelijkheid meenemen in hun beslissingen. Ik geef u een voorbeeld: mobiliteit in de stad. Als die hertekend wordt, wordt er soms meer verkeer gestuurd door de meest kwetsbare buurten. Dat betekent extra gezondheidslast voor mensen die al veel hogere risico’s lopen. Eigenlijk moeten we er altijd van uitgaan dat de sterkste schouders de grootste last moeten dragen. In betere buurten zijn de inwoners gezonder, en zij kunnen die extra belasting wel aan zonder vaker ziek te worden. Dat is veel minder schadelijk dan een buurt waar al heel veel mensen met ernstige gezondheidsproblemen wonen, nog meer belasten.
‘Deze pensioenhervorming hangt met spuug en paktouw aan elkaar’