Ignace Demaerel

‘Kerst is de ideale periode om stil te staan bij de vraag: welk licht zoek ik?’

Ignace Demaerel Godsdienstleraar en auteur

Godsdienstleraar Ignace Demaerel staat in zijn kerstcolumn stil bij de betekenis van kerstmis.

Kerst valt in de donkerste periode van het jaar. Daarom wordt het ook wel het ‘feest van het licht’ genoemd. We zien het overvloedig in onze straten: het aantal lichtslingers en andere LED-decoratie groeit jaarlijks exponentieel. Is Jezus’ missie met zijn geboorte om ‘licht in de duisternis’ te brengen dus geslaagd? Uiteraard bedoelde hij dat niet. Hoe ‘verlicht’ zijn we vandaag dan? Of lijkt het soms dat de duisternis om ons heen eerder aan het toenemen is?

‘Licht’ is een universeel thema in godsdiensten en spirituele tradities. Het komt voort uit een algemeen aanvoelen dat we als mensen toch maar erg ‘in het duister tasten’ over de geestelijke wereld, meer vragen hebben dan antwoorden. Onze ‘geestelijke ogen’ – ook ‘ogen van het hart’ genoemd – zijn onderontwikkeld, of: verdoft.

Er zijn in deze wereld minstens 4000 à 10.000 verschillende religies en spirituele tradities. 10.000 verschillende antwoorden op de grote waaromvragen: tja, begin het maar eens uit te zoeken, hé. Wie ziet er nog helder het spirituele bos doorheen de bomen? En wat heeft die baby in de kribbe in deze context ons te bieden?

Existentiële onzekerheid of verwarring kan zwaar wegen. Een mens is bereid om keihard te werken en zich helemaal te smijten voor een ideaal, maar als hij op een dag ontdekt dat hij niet (meer) weet waaróm hij zich afslooft, knalt hij tegen een onzichtbare muur: alles wordt zinloos en absurd. De ‘geest’ is uit de fles, de motivatie en drive lopen leeg zoals een doorprikte ballon. Soms lijkt het alsof onze postmoderne cultuur geen richting meer heeft.

‘Ik leef in duisternis’ is een zeer reëel gevoel voor sommigen, erg beangstigend: ‘het niet meer zien zitten’, ‘geen uitzicht meer hebben’, ‘diep in de put’, ‘in dichte mist’… Onderliggend aan vele andere crisissen – zeker de ‘epidemie’ van psychische problemen – ligt namelijk een spirituele crisis: ons zingevingskader is afgebrokkeld, het gemeenschappelijk waardensysteem versnipperd. Ieder doet maar wat. Elk ‘groter verhaal’ om in te geloven – gelinkt aan dat kerstekind in de stal – is versnipperd, het gevoel van verbondenheid is verdampt.

‘Licht in de nacht’ – zoals dat beroemde kerstlied zingt – is dus zeker geen luxe. Maar hoe seculier willen we zijn? 1500 jaar lang was iedereen in de Europese cultuur het erover eens dat het ultieme licht ‘van boven’ kwam: van de God die aan het begin van de eerste scheppingsdag sprak “Er zij licht” (Genesis 1:3).

De Verlichting leende dezelfde beeldspraak over ‘licht’, maar draaide de betekenis helemaal om: het licht komt van de rede, de wetenschap, zeg maar: van de mens! ‘Scientia vincere tenebras’ is nog steeds de slogan van de Vrije Universiteit Brussel: ‘door wetenschap duisternis overwinnen’. De vrijzinnigheid heeft als symbool de fakkel: het licht dat een mens zélf kan brengen. Gelovigen én ongelovigen willen uiteraard meer licht, maar mag het ‘van boven’ komen, of is deze piste afgesloten, dicht gebetonneerd? De achterliggende vraag hierbij is: hoeveel licht kan de mens aandragen, of: hoeveel duisternis draagt hij zelf nog in zich?

Christelijk geloof en vrijzinnigheid staan hier inderdaad diametraal tegenover elkaar. Wie met Kerst zingt ‘de redder is geboren’ erkent dat de mensheid een redder nodig heeft. Het vraagt een dosis nederigheid om te aanvaarden dat wij het zelf niet kunnen. Deze tegenstelling wordt gemakkelijk gepresenteerd als ‘geloof’ tegenover ‘rede’, maar dat klopt niet: beide zijn evenzeer geloof: geloof in God tegenover geloof in de mens.

Het eerste is zeker en vast religieus, maar het tweede is daarom niet ‘rationeel’ of evident: want we zien elke dag om ons heen dat de mens een onbetrouwbaar wezen is. Waarom doen we onze deuren, auto’s en fietsen anders op slot en beveiligen al onze accounts met wachtwoorden? Hoe verlicht is het om je ultieme vertrouwen op zulk onvoorspelbaar schepsel te bouwen?

Het nieuwe ‘licht’ in de verlichtingstijd ging niet over spiritueel licht, maar over rationaliteit, wetenschap en technologische vooruitgang: deze zijn zeker niet onbelangrijk, maar gaan wel over iets heel anders. Want ook de ‘the dark side’, de onderwereld en maffia, maken evengoed gebruik van alle spitstechnologie. Helaas, na 3 eeuwen verlichting hebben we nog meer dan genoeg duisternis in de westerse wereld. Sommigen zouden beweren in dat die (weer?) aan het toenemen is: in de wereldpolitiek, in intermenselijke relaties, verharding, verzuring, vereenzaming…

Wat is dan geestelijk licht, en wie kan dat brengen? Wie kan deze claim hard maken? Of kan iedereen, elke goeroe, sekteleider of charlatan, zomaar beweren wat hij wil? Jezus is weliswaar één van de velen die een claim maken om licht te brengen, maar hij is zeker niet de eerste de beste. 2,5 miljard volgelingen: niemand deed of doet het hem na. Hij durfde zaken benoemen zonder doekjes om te winden, vrij van populisme of angst voor mensen. Ook ver buiten zijn eigen ‘club’ geniet hij daarom groot respect. Of zijn claim waar is ontdek je pas als je ze uitprobeert en test.

John Newton (1725-1807), een Brits slavenhandelaar die zich bekeerde en vurig abolitionist werd, verwoordde het in zijn wereldberoemde lied ‘Amazing Grace’: ‘I once was lost, but now I’m found, was blind, but now I see’. Miljoenen anderen na hem kunnen dat beamen en beweren licht gevonden te hebben, bevrijd te zijn uit vele vormen van duisternis en wanhoop. Het is niet omdat er vele ‘valse lichten’ zijn dat er ‘dus geen echte bestaan’.

In de middeleeuwen vergeleek men God met de zon – die aan al het bestaande licht, warmte en leven geeft – en de mens met de maan die Zijn licht kan reflecteren. Een gelovige prefereert het stralende licht van de zon boven dat van een fakkel. Ach, hoe moeilijk is het om een redder en lichtdrager van buitenaf te accepteren? Doet dat pijn aan onze trots als méns? Het heerlijke licht van de zon – ook van bovenaf! – ontvangen we toch élke dag?

De technologie heeft intussen zoveel – fysiek! – licht gebracht dat we klagen over lichtvervuiling, waardoor we de fonkelende sterrenhemel niet meer kunnen zien. Trop is teveel? Maar geestelijk gaat het met de westerse mens echt niet goed. Nihilisme en cynisme nemen de tijdgeest over, een spirituele burn-out en apathie.

En tegelijk, misschien precies net daarom, zien we in vele westerse landen een hernieuwde zoektocht naar geloof en religie, zeker bij jongeren. De oude psalmist zei: “In Uw licht zien wij het licht” (Ps. 36:10). En toen de pasgeboren Jezus naar de tempel in Jeruzalem werd gebracht profeteerde de oude Simeon ook dat deze baby ‘een licht voor de volken’ zou worden (Luk. 2:32). En inderdaad, in élk land van de wereld heeft hij vandaag volgelingen die zich over zijn licht verheugen en zijn geboorte vieren.

En zo is de kerstperiode weer een ideale gelegenheid om eens stil te staan bij de vraag: wat geloof ik eigenlijk? Of: welk licht heb ik, of: zoek ik? Hebben we collectief te snel de kerstboodschap buiten gegooid? Het (kerste)kind met het badwater…?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise