‘Ik wil nuance aanbrengen in een gesprek dat tot vervelens toe op dezelfde manier gevoerd werd’, zegt filosofe Sofie Avery. Via haar onderzoek aan de UAntwerpen en UGent en haar bijdragen aan het publieke debat, zet ze zich in tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs.
‘Bij elke nieuwe zaak in de media zien we dezelfde argumenten en gaan we al snel oordelen over de geloofwaardigheid van het verhaal. We wegen de geloofwaardigheid van de getroffene af tegenover die van de beschuldigde, maar daarin sluipen vaak vooroordelen.’
Wat is voor u de grote uitdaging?
Sofie Avery: We hebben een beperkt beeld van wat grensoverschrijdend gedrag is, van wie het kan ervaren en wie het kan stellen. Grensoverschrijdend gedrag herkennen is niet altijd makkelijk, al denk ik wel dat het in onze samenleving stilaan meer bespreekbaar wordt. Getroffenen vinden makkelijker steun en erkenning bij elkaar en bij anderen. Toch ontbreekt het ons nog vaak aan de juiste taal om erover te praten.
In het voorjaar verscheen mijn boek Over de schreef. Ik ontleed de dominante zienswijzen rond grensoverschrijdend gedrag, om onze verbeelding ervan uit te dagen. Het is schadelijk om plegers als monsters te zien: de meeste plegers passen niet in dit plaatje.
Wie heeft u geïnspireerd?
Avery: Mijn werk is in belangrijke mate geïnspireerd door klagers, mensen die problemen aankaarten. Volgens mij kijken we op een verkeerde manier naar klagen. In Vlaanderen wordt het vaak gezien als respectloos of onbeleefd. In mijn werk probeer ik een tegengeluid te bieden: klagen als een uiting van respect, vertrekkend vanuit de veronderstelling dat iemand beter kan. Problemen niet aankaarten getuigt voor mij van pessimisme, want je gaat ervan uit dat iemand niet kan, of niet wil veranderen. Dit wil ik ook in het debat integreren: wie zich uitspreekt is niet noodzakelijk uit op wraak, maar op verandering. Dat maakt klagen een hoopvolle daad.